Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 33: I am a proud Sarnámist

Op 15 september 2017 was er een reünie van het Kollektief Jumpa Rajguru. Zoals bij een reünie betaamt hebben wij oude bitter-zoete herinneringen opgehaald. Het Kollektief Jumpa Rajguru is 40 jaar geleden opgericht en is helaas een kort leven beschoren geweest. Maar de invloeden van het Kollektief Jumpa Rajguru zijn nog steeds voelbaar in de Hindoestaanse gemeenschap. De invloeden zijn merkbaar omdat de voormalige leden in de Hindoestaanse gemeenschap een prominente rol hebben vervuld of nog vervullen. Leden als Motilal Marhe, Ruben Gowricharn, Rabin Baldewsingh, Jit Narain, Dew Baboeram, Gharietje Choenni, Chitra Gajadien, Bris Mahabier, Alma Mahawatkhan, Naushad Boedhoe, Krishna Autar en ondergetekende. Deze namen duiken steevast ergens op. Het Kollektief Jumpa Rajguru was een ideologisch gemotiveerde beweging. Het verheffingsideaal stond hoog in het vaandel. Alleen al de keuze van de naam Jumpa Rajguru, een verzetsstrijder in de periode van contractarbeid – is tekenend voor de drijfveer van deze groep mensen. Het Kollektief Jumpa Rajguru heeft velen gevormd en dat geldt zeker voor mij. Echter, in het verleden is er een te beperkte keuze gemaakt van wat wij onder het Sarnámi zouden moeten verstaan. En dat is heel erg jammer. Zeker in het huidige tijdsbestek. Ik zal het nader uitleggen. De doeleinden van het Kollektief Jumpa Rajguru waren: de “politieke strijd tegen de heersende klasse”, de bestudering en waardering van het Sarnámi, onze moedertaal en de seculiere Surinaams Hindoestaanse cultuur. Kortom een brede waardering van de Surinaamse hindoestaanse cultuur. Zonder dat ik streef naar volledigheid zou je onder cultuur kunnen verstaan: het geheel aan waarden, normen en betekenissen waar mensen zich voor inzetten. Cultuur is niet alleen wat ís, maar wat ook kan zijn. Onder het Sarnámi versta ik de Hindoestaanse cultuur in brede zin. In mijn subjectieve beleving zijn dat de eetgewoonten, klederdracht, taal, omgangsvormen, muziek en de rituelen. Uiteraard kan hier nog een aantal elementen aan worden toegevoegd. Sarnámi is mijn identiteit. Het is wat het mij maakt tot wie ik ben. In dit verband is het liedje uit de film Shree 420 “Merá jutá hai Jápáni” een mooi voorbeeld. Dit liedje gaat over identiteit, waarbij onder het woord “Hindustani” moet worden verstaan “Indiër”. Voor zover ik weet, is Sarnámi nooit gebruikt als identiteit voor de nakomelingen van de kantráki’s uit Suriname. En ik vind dit echt een gemiste kans. Maar het is niet te laat.

De waardering van onze moedertaal, het Sarnámi kan volledig worden toegeschreven op het conto van het Kollektief Jumpa Rajguru. Dat is gedaan met het sublieme metafoor van de arui, voor onze moedertaal.

Arui is een knolgewas dat in Suriname op inferieure grond groeit. Vaak achter de tatti ( WC), langs de berm van een vieze sloot. De appreciatie van dit lekkere gewas is uitermate gering zeker in vergelijking met de uitheemse aardappel. Arui is ook een symbool van plattelandsarmoede. Het woord Sarnámi is beperkt tot alleen de taal, als onderdeel van de Sarnámi cultuur. Meer aandacht voor de cultuur in brede zin zou ook een houvast zijn voor brede lagen van de Hindoestaanse gemeenschap dat naar mijn mening in verwarring is inzake de identiteit. Zeker omdat nakomelingen van de kantráki’s, zowel in Suriname als in Nederland, geen keuze kunnen maken tussen Sarnám en India. Een goede beschrijving van alle elementen van de Hindoestaanse  cultuur gekoppeld aan de geschiedenis zou ongetwijfeld leiden tot een betere waardering en houvast in een multiculturele samenleving, zowel in Nederland als in Suriname. Als ik met vakantie ben in het buitenland ben, word ik vaak gevraagd waar ik vandaan kom. Als ik zeg Suriname of Nederland, kijkt men mij met verbazing aan en dan komt de wedervraag “Ja maar van origine”. In dat opzicht ben ik een fervente tegenstander van de gedachte van de Indiase diaspora. De nationale culturele identiteit wordt gekannibaliseerd door de Indiase.  Gelukkig komt er langzaam verandering in om het Sarnámi een diepere betekenis te geven dan alleen maar de taal.  Recent is een boek verschenen onder redactie van prof. dr. Ruben Gowricharn met als titel “Onbeschreven erfgoed. Perspectieven op de Surinaams – Hindostaanse cultuur”. Wellicht is dit de eerste stap om de arui dezelfde status te geven als de aardappel, misschien zelfs tot een gevulde aardappel.