Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 39: Calcutta Papers Kalkattá se chitti áil

Reacties zijn gesloten

Deze maand het verhaal van de heer Mahabir. Een buitengewoon interessant verhaal. Ik heb de heer Mahabir kunnen traceren in de Hindostaanse database. Hieronder vindt u zijn gegevens.

 

Contractnummer    LL/35
Achternaam              Mahabir
Voornamen               Barton
Geslacht                     man
Godsdienst of kaste Teli
Leeftijd                       22
Lengte                        1,5
Herkenningsteken litteken linker borst
Geboren                     Brits Indie
District                       Ghazipur
Politiepost                Saidad
Dorp                           Kidder
Kinderen                    nee
Scheepsnaam Engels schip “Sutlej”
Monsternummer     170
Wervingsinstantie het koloniaal gouvernement
Afreisplaats               Calcutta
Afreisdatum              15-1-1909
Aankomstplaats       Paramaribo
Aankomstdatum      22-2-1909
Planter A.J.E. van der Feen, beheerder
Plantage                     plantage Meerzorg
Begindatum contract 22-2-1909
Einddatum contract 2 2-2-1914
Memo-veld Overgeplaatst naar plantage Waterloo bij beschikking van de Gouverneur dd. 27-3-1911 No. 11.
Contract verbroken bij beschikking van den Gouverneur van 26 januari 1912 No. 696 (Ag. 175/0). Cvo dd. 7 mrt. 1912 No. 290.

U ziet dat de heer Mahabir contract nummer LL/35 had. Even een terzijde. Na de bekrachtiging van het Traktaat tussen Nederland en Engeland in 1872 had men voor elk jaar een eigen letter gereserveerd, en omdat men verwacht had, dat de immigratie in datzelfde jaar 1872 reeds zou beginnen, was aan dat jaar de letter A toegewezen en verder elk volgend jaar de volgende letter van het alfabet, dus; A-Z van 1872 – 1897 en Aa –Zz van 1898-1922.
Het eerste schip de Lalla Rookh uit 1873 kreeg de letter B. Hierin stapten 410 passagiers in. Elf overleefden de reis niet en 399 bereikten Suriname. Op 26 februari 1873 vertrok de Lalla Rookh vanuit de haven van Calcutta en begon de geschiedenis van de hindoestanen in Suriname. Een dag om zeker stil bij te staan.

Meneer Mahabir kwam uit de “teli” kaste. Hij was olieperser. Zijn vijfjarige contract zou eindigen op 22 februari 1914. Hij heeft waarschijnlijk contact kunnen leggen met zijn familie in India. Hoe dat is gegaan hebben wij nog niet kunnen achterhalen in de archieven. Mahabir heeft in april 1911 een verzoek ingediend om zijn contract spoedig te verbreken. De emigratie agent in Calcutta heeft een bericht gestuurd naar Suriname waaruit blijkt dat zijn familie geld heeft gestort om zijn contract af te kopen en voor de overtocht. Zijn reis zal via Demerara (Guyana) moeten plaatsvinden en dat kan pas in juni 1912. Er wordt door de plantage eigenaar druk op hem uitgeoefend om een jaar later de vertrekken. Het zou in het voordeel zijn van Mahabir omdat de afkoopsom van zijn contract lager zou zijn. Hij heeft niet toegegeven aan die druk en is in juni 1912 teruggegaan naar India. Een kleine 2 1/2 jaar na zijn aankomst. Je kan hierbij van alles bedenken. Wat heeft de heer Mahabir in de tussenliggende periode van 26 januari 1912 tot aan zijn vertrek uit Demerara gedaan? Hoe heeft hij gereisd naar Demerara? Kunt u zich de opluchting voorstellen van de heer Mahabir evenals voor zijn familie? Zou het een emotionele wederzien zijn geweest met zijn familie in Ghazipur in het dorp Kidder? Ik had het graag willen zien.

Amar K. Soekhlal

Reacties zijn gesloten.