Column Bris Mahabier – Aflevering 2: Mijmeringen en overpeinzingen in Magenta

Column_Bris_Mahabier
Bris Mahabier in 1969

4. Bepaalde herinneringen blijven …

Dierbare vrienden en geliefde familieleden, ik weet het: wat ik in Suriname, vooral in mijn geboorteplaats Magenta (= Kofrolá) zoek, bestaat voor een groot deel er niet meer. De economische en sociaal-culturele ontwikkelingsgang is niet tegen te houden, vooral de globaliseringsinvloeden! De meeste ‘dingen’ van vroeger, voor mij is dit de periode na 1945, bestaan alleen in mijn herinneringen, in mijn gedachten, diep verborgen in de cellen van een bepaald deel van mijn hersenen. Sommigen opvallend scherp, anderen vervaagd en verbrokkeld. Vele van mijn vroegere kennissen, ook enkele tientallen leeftijdgenoten van mij, en dierbare familieleden en vrienden zijn niet meer in leven. De meesten zijn door Yamráj (= Magere Hein) – jammer genoeg – relatief jong uit hun leven weggerukt. De moderne mens is, dankzij de westerse medische wetenschap en technologie, in staat om met kennis en betaalbare middelen, zoals de pil, die in gebruik ook voor analfabeten eenvoudig zijn, vroegtijdige zwangerschappen te voorkomen en geboorten te beperken. Binnen enkele decennia is geboorteplanning en -beperking geruisloos opgenomen in de levenswijze van de huidige bewoners van Magenta; met uitzondering van de marrons. De meeste vijftigers in mijn Magentiaanse familie- en kennissenkring hebben niet meer dan twee kinderen. Deze verandering is een voorbeeld van acculturatie. Deze geboortebeperking is misschien zelfs in strijd met het oude Vedische ideaal van een vruchtbaar huwelijk met ‘tien zonen’. Jawel, tien zonen en over dochters wordt er in de bewuste mantra met geen woord gerept. De wens van tien zonen en een lang leven wordt expliciet in een huwelijksmantra uitgesproken. Bij mij en vele van mijn neven en nichten is deze wens niet in vervulling gegaan. Geboortebeperking is een succes, maar de mens kan de werking van vele natuurwetten, zoals het sterven, niet uitschakelen. Of was het misschien toch de blinde oorzaak-gevolg-uitwerking van hun sanchita karma van de vorige levens, dat vele Magentianen, zoals mijn vader op zijn 27e, te vroeg doodgingen?

Juist het gegeven, d.w.z. het niet meer bestaan van veel wat ik ‘zoek’, of waaraan ik op bepaalde momenten spontaan denk en ook nog veel waarde hecht, veroorzaakt enige onrust in mijn hoofd en hart, maar ook hieraan zal er vroeg of laat een eind komen. In dit verband is de rol van nostalgie gering. Dit weet ik zeker. Er zijn enkele droevige gebeurtenissen uit mijn verleden, die ik gedeeltelijk niet heb kunnen verwerken, ook niet heb kunnen bespreken met andere betrokkenen, of hen geen indringende persoonlijke vragen heb kunnen stellen die nog beantwoord moesten worden. Sommige antwoorden zal ik nooit krijgen, want zij die mij de juiste verklaringen hadden kunnen geven, zijn niet meer in leven. Helaas! Natuurlijk zijn er in Magenta en elders ook sombere momenten in mijn ‘zoektocht’, als ik bijvoorbeeld herinnerd word aan de graven van mijn grootvaders en –moeders, of de dood van mijn vader, van mijn jeugdliefde en van anderen of een familieschandaal, maar dit neem ik op de koop toe. Ik kan niet anders. Immers, deze herinneringen mogen op mijn leeftijd mijn gedachten niet beheersen en bepalen. Het heden mag zich niet laten verzwelgen door de trieste ervaringen uit het verleden. Dit unieke leven is voor mij te kostbaar, absoluut onbetaalbaar. Hindoes beschouwen de individuele átman als goddelijk, als Brahma. Voor mij zou het leven in concreet gedrag, d.w.z. in gevoelens, gedachten, woorden en daden goddelijk moeten zijn. Dit leven, althans mijn leven, mag in geen geval ten prooi vallen van treurnis uit vervlogen tijden…

Naar Magenta gaan om samen te zijn met degenen die mij daar dierbaar zijn, om ook herinnerd te worden aan vroeger, om te praten over het verleden, om te zoeken naar de bekende plekken uit mijn jonge jaren, om te tuinieren, dit niet meer om economisch te overleven, maar nu zuiver recreatief, en om veel meer. Dit, maar vooral de warme ontmoetingen met familie – hoe eenvoudig deze ook mogen zijn – geven mij voldoening, veroorzaken een soort innerlijke zuivering, blijdschap, tevredenheid, herkenning en rust. Misschien is dit eigen aan oudere mensen. Dit alles is voor mij in voldoende mate motiverend voor nog één, zelfs voor véle vakanties in Suriname. Het liefst samen met anderen: familieleden, vrienden of kennissen uit Nederland.

Herinneringen aan vroeger, aan sterke familiale en lokale banden veroorzaken bij mij nog altijd een gevoel van voldoende verbondenheid, vooral met Magenta en Wanica, met juist deze ene kleine groene plek op onze blauwe planeet. Deze binding is deels emotioneel van aard. Met de Nederlandse maatschappij heb ik vooral een economische, politieke en culturele verbondenheid. Deze is bij mij doordacht, d.w.z. rationeel geconstrueerd. Mijn primaire loyaliteit geldt voor de Nederlandse maatschappij. De verbondenheid met Suriname heb ik niet alleen meegekregen. Dit engagement heeft ook te maken met mijn gerijpte geweten en politieke opvattingen. Dit saamhorigheidsgevoel met mijn geboorteland Suriname is dus niet uit de lucht komen vallen. Misschien heeft dit gevoel ook iets te maken met mijn allochtone afkomst, mijn gedeeltelijk ‘anders’ zijn in Nederland.

Ik wil in deze vakantie zeker ook, of vooral, de bijzondere feestelijke verkiezingssfeer (van 2015), die al maanden in heel Suriname heerst, nòg een keer beleven, maar nu met enige en gepaste distantie. Misschien zelfs voor de laatste keer… Op de grote politieke propagandabijeenkomsten worden er toespraken gehouden, maar meestal is er ook ruimte voor hilariteit en gezelligheid: live muziek, zang, dans en je ontmoet bekenden. Een bijeenkomst van enkele honderden aanhangers, zwevende kiezers en nieuwsgierigen wordt in Suriname gemakkelijk aangeduid als een massameeting. Op deze bijeenkomsten worden er dikwijls pamfletten, T-shirts in de partijkleuren met opdruk, snacks en frisdrank uitgedeeld. Alles betaald uit de partijkas en door niet alleen de ondernemers van de eigen partij, maar ook door ongebonden zakenlieden die van alle wallen willen eten. Deze zakenlieden hopen na een mogelijke verkiezingswinst en deelname aan de regering een graantje mee te kunnen pikken uit de staatsruif die weldra door politieke geestverwanten vijf jaar lang beheerd zal worden. Sommige zangers, nieuwerwetse muziekgroepen en ook baithak gáná samájs treden op politieke bijeenkomsten gratis op. Aan de NDP, de partij van president Desiré D. Bouterse, is de – vooral bij Creoolse jongeren – zeer populaire zanger Damaru gelieerd. Op 25 mei zullen de 51 leden van het Surinaamse parlement, De Nationale Assemblee (DNA) geheten, democratisch gekozen worden. Verkiezingen in Suriname worden door officiële buitenlandse waarnemers als eerlijk beoordeeld. De zittende regering doet haar best om de komende verkiezingen zo eerlijk mogelijk te laten verlopen. Ook deze keer zullen de buitenlandse waarnemers verschillende stembureaus bezoeken en de telling van de uitgebrachte stemmen bijwonen. Alma Mahawatkhan, een van mijn vriendinnen, vroeg mij voor mijn verrek: ‘Bris, tu phir ká kare já hay Sarnám men?’ (Bris, waarom ga je weer naar Suriname?) Ik hoop van harte, dat ik haar indringende vraag met het bovenstaande in voldoende mate heb kunnen beantwoorden.

5. De Actie Groep in Magenta in de jaren zestig

De algemene verkiezingen waarin ik voor het eerst actief participeerde, waren die van 1963, ruim een halve eeuw geleden. Als jonge vierde rang onderwijzer trad ik in 1961 informeel toe tot de Actie Groep, een Hindoestaanse politieke beweging, die geleid werd door jonge stadsintellectuelen, voornamelijk met een árya samáji achtergrond en behorend tot minstens de geaccultureerde bovenste laag van de middenklasse en de ‘nieuwe’ elite in Suriname. Zij waren in een aantal opzichten faliekant oneens met bepaalde standpunten van de Verenigde Hindoestaanse Partij, de in 1949 opgerichte VHP, met een bij acclamatie gekozen voorzitter Jagernath Lachmon, eveneens een verwesterste advocaat. Zijn leermeester en eerste werkgever behoorde tot de traditionele joodse elite. Lachmon zou tot zijn overlijden in 2001 zonder herverkiezing sabhápati (partijvoorzitter) blijven. Hindoestaanse Surinamers hebben eigenlijk slechts één sabhápati gekend, m.n. J. Lachmon. Voor zover ik mij kan herinneren, werden H. Hirasing en P. Chandie Shaw, de eerste voorzitters van de Actie Groep, respectievelijk met datrá en meester aangesproken. Of met voorzitter, maar zelden met de Hindi-aanduiding sabhápati. De term sabhápati leek in de psyche van Hindoestanen voorbehouden voor hun Lachmon.

Column_Bris_Hirasing
Medicus Harry Hirasing

In 1958 vormde een kleine groep van goed opgeleide kritische jongeren de Actiegroep van de VHP. Deze groep stond informeel onder leiding van de arts Harry Hirasing. Behoedzaam ging Hirasing te werk, toch werden hij en de andere jongeren door de VHP-leider als lastig en ongeduldig ervaren. Misschien speelde bij deze kwestie de historie van Arya Dewaker mee: onder de invloed van bepaalde families was Lachmon ooit als kandidaat-voorzitter van deze vereniging door de kiezers afgewezen. De jonge hervormers probeerden eerst binnenskamers verjonging en vernieuwing van de VHP te bewerkstelligen. Binnen een jaar of twee moesten zij teleurgesteld vaststellen, dat hun pogingen tot een interne hervorming en democratisering van hun VHP door de autoritaire Lachmon met de hulp van drie van zijn boezemvrienden in de partijtop met succes onmogelijk werd gemaakt. De jonge hervormers werden actievoerders, maar liepen steeds tegen een muur op. Hun politieke geduld begon te slinken, maar zij bleven strijdvaardig. Zij besloten om naar buiten te treden met hun grieven en wensen, die aan de schrijvende pers werden toevertrouwd. Dit kon gemakkelijk omdat ook Rakieb Niamut, die als journalist bij het avondblad ‘de West’ werkte, tot deze vernieuwingsbeweging behoorde. Zij hoopten op deze manier de (Hindoestaanse) publieke opinie te kunnen mobiliseren. Harry Hirasing bleef in zijn interviews altijd zakelijk en evenwichtig. Misschien zou druk van buitenaf helpen, dachten zij. Dit was een ultieme poging van hen. De VHP-leiding kon deze jongeren niet meer in bedwang houden. Het weerwoord van de VHP-leiding bleek niet sterk genoeg te zijn. Onverwacht kreeg de partijleiding hulp. Na een studieperiode van ongeveer drie jaar keerde tegen het einde van 1961 de vijfvoudige academicus J.H. Adhin uit Nederland terug en sloot zich bij de VHP aan; later volgden R.M. Nannan Panday, George Hindorie, Partap Radhakishun e.a. De binnenkomst van deze jonge intellectuelen was voor de oudere machthebbers in de VHP een geschenk uit de hemel, maar een grote teleurstelling voor de groep-Hirasing die gehoopt had, dat J.H. Adhin wellicht hun gelederen zou versterken. Het is niet onmogelijk, dat Lachmon zich door deze ‘aanwinsten’ zeer gesterkt heeft gevoeld en de jonge belhamels liever zag vertrekken. Dr. J. Adhin had een totaal andere persoonlijkheid dan de ‘luidruchtige’ actievoerders. Eindelijk kon Lachmon de lastige, strijdbare groep van Harry Hirasing de mond snoeren of – indien nodig – zelfs uitrangeren. Dr. J.H. Adhin viel in zijn toespraken de leiding van de Actie Groep niet aan; hij behandelde zijn onderwerpen altijd in algemene zin.

Column_Bris_Chandieshaw
Mr. Perdoeman Chandieshaw

De actievoerders o.l.v. Harry Hirasing deden eerst een beroep op geschoolde Hindoestaanse jongeren. Er werd vooral gebruik gemaakt van bestaande netwerken. De árya samáji’s van Magenta waren bereid om met de vernieuwers mee te doen. Niet als denkers, maar als volgers. Ook wij, boiti-jongeren, raakten betrokken bij de ontwikkelingen en acties in Paramaribo. De gedrukte pamfletten van de actievoerders, geschreven in het Hindi en Nederlands, werden door ons gelezen en herlezen. Maandenlang ging het alleen maar over de VHP en de beoogde veranderingen in deze partij. De massale bijeenkomst in theater Bellevue in 1958 of 1959 heb ik samen met een groep jonge mannen van Magenta o.l.v. Rambrich Raghunath meegemaakt. Ook wij ageerden – volgens afspraak – fel, toen een jonge beschermeling van de voorzitter van de VHP (uit onmacht?) weigerde om in het Hindi het woord te voeren. Wij bleven in koor roepen: ‘Hindi men ból.’ (Spreek in het Hindi.) Het verzet kwam van verschillende groepen in de zaal. Dit was aanstekelijk; ook wij raakten verhit. We sprongen op en schreeuwden leuzen. Het spreken werd hem onmogelijk gemaakt. Ik kan mij goed herinneren, dat het een rumoerige vergadering was. Een tweede grote vergadering waaraan ik deelnam, was in Luxor, waarschijnlijk om de Actie Groep als politieke organisatie te proclameren. In 1961 transformeerde deze hervormingsbeweging zich tot een politieke partij met als naam de Actie Groep. Deze stond in de eerste jaren onder leiding van de integere huisarts Harry D. Hirasing (1922 – 1996) en vanaf 1963 onder die van de scherpe jurist Perdoeman Chandieshaw (1918 – 1967). Beiden vielen in de Staten van Suriname op door hun onberispelijk gebruik van de Nederlandse taal. Voorts maakten deel uit van de kern van de Actie Groep o.a.: mr. Fred R. Manichand, Ratan Oemrawsingh (ondernemer), Gangapersad Oemrawsingh (ondernemer), Sier Abhelakh (hoofdonderwijzer), later ook mr. dr. I. Raghoebarsingh (advocaat), de huisarts Boedhram Sobha en ‘Balkaran’ J. Dihal, allen áryá samáji hindoes. Tot de partijtoppers behoorden eveneens mr. dr. Frits E.M. Mitrasingh, de huisarts Augustinus R. Panday (beiden christen), Leo N. Pahladsingh (sanátani), Rudolf L. Jankie (leraar, sanátani, rechtenstudent) Oedal Bhoendie (ambtenaar, sanátani) en Rakieb Niamat (journalist, moslim).

De Actie Groep maakte zich vooral hard voor stimulering van de kleinlandbouw, verbetering van de infrastructuur en de afwatering in de districten, beter onderwijs, m.n. door de oprichting van nieuwe lagere, ulo- en muloscholen in de districten, een rechtvaardige verdeling van de beschikbare studiebeurzen en de overheidsvolkswoningen, een eerlijk vergunningenbeleid voor openbaar vervoer bv. op de lijn Lelydorp-Paramaribo en een representatief ambtenarenapparaat om de Creoolse oververtegenwoordiging te verminderen. In politiek opzicht was de Actie Groep tegen het districtenstelsel en een voorstander van de directe invoering van de algehele evenredige vertegenwoordiging. De Hindoestanen waren door het geldende districtenkiesstelsel ondervertegenwoordigd in de Staten van Suriname. Reeds in de eerste helft van de jaren zestig telde het district Suriname evenveel kiezers als Paramaribo. Deze stad met een overwegend Creoolse bevolking had recht op 10 parlementszetels, terwijl het district Suriname (Wanica) met een Hindoestaanse meerderheid slecht drie zetels toebedeeld had gekregen. Dit districtenstelsel garandeerde een Creoolse meerderheid in het parlement. De leiders van de Actie Groep trokken hard van leer tegen de door de NPS gewenste politieke onafhankelijkheid op korte termijn, een hoofddoel van vooral jonge Creoolse nationalistische intellectuelen gebundeld in Wie Egie Sanie en in de latere Partij Nationalistische Republiek (PNR) onder leiding van mr. Eddy Bruma en studenten verenigd in de Nationalistische Beweging Suriname (NBS) met de dichter Robin Ravales (Dobru) in de voorhoede. De PNR was ook in cultureel opzicht nationalistisch: de Creoolse cultuur werd als de Surinaamse cultuur beschouwd. Een versnelde invoering van de dominion status wees de Actie Groep af. Felle kritiek werd er geleverd op het tweede couplet in het Sranantongo van het Surinaams volkslied en de vaststelling van 1 juli als een nationale feestdag. Voor veel Hindoestanen is 1 juli nog altijd ‘iets’ van en voor de Creolen alleen. De AG was bevreesd voor versterking en verbreding van de Creoolse culturele en politieke overheersing. Lachmon werd zachtheid t.o.v. Johan Adolf Pengel, de leider van de NPS, de grootste partij, en hardheid en rancune t.o.v. kritische Hindoestanen verweten.

Al mijn familieleden van Magenta en de meeste van mijn buurtgenoten steunden de Actie Groep (AG), die in een felle strijd was gewikkeld met de VHP en de overwegend Creoolse NPS, twee machtige partijen die vanaf 1958 tot 1967 een coalitie vormden. De eerste openbare vergadering van de Actie Groep in Magenta o.l.v. Harry Hirasing werd in de nieuwe levensmiddelenwinkel van Mahabier ‘Kandáli’ Ramcharan in 1961 belegd. Hirasing was met een groepje van vijf mannen, waaronder Namdarkhan, een bekende kleinhandelaar. Vooral onder druk van Tehrai Lalaram (mijnarbeider, worstelaar), die al te graag en vaak ongevraagd, de rol van informele dorpsleider (gánw ke aguá) op zich nam, moest ik op deze avondbijeenkomst, als jonge onderwijzer, namens mijn buurtgenoten het woord voeren. Er was met mij geen overleg vooraf geweest. À la minute werd mij mondeling een wensenlijstje aan de hand gedaan: verbetering van onze weg, een betonnen brug over het kanaal langs de hoofdweg en een openbare lagere school, waarvoor Magenta zich in de jaren dertig hard had gemaakt. Ik weet nog altijd niet waarom juist ik tot woordvoerder verkozen werd. Eigenlijk wist ik in die tijd van politiek te weinig af. Enkele maanden eerder was ik begonnen met de moeizame bestudering van een boek over de politieke en economische ideeën van Karl Marx, een Aulapocket van de hand van prof. dr. W. Banning. Ik probeerde in het Nederlands – een beetje onsamenhangend, denk ik achteraf – dokter Hirasing duidelijk te maken, dat ik het liefst zag, dat de Actie Groep een socialistische koers zou varen. Hierin werd ik gesteund door Ramsahai Raghunath, een belezen man, die in het Hindi in het kort uitlegde wat socialisme in beginsel zou moeten inhouden. Deze kennis had hij vergaard uit Indiase boeken, tijdschriften en kranten, die hij van zijn vriend winkelier-pandit Tribeni Ramawadh leende. De heer Ramsahai Raghunath vertelde, dat ook Jawaharlal Nehroe, de eerste premier van India en de arts Cheddi Jagan, premier van het naburige Brits-Guyana, socialisten waren. Kennelijk had Harry Hirasing de kreet socialisme niet in Magentaboiti bij eenvoudige kleine rijstboeren en arbeiders verwacht. Hij liep rood aan, Hirasing was bijna blank, maar herwon direct zijn evenwicht en legde ons uit, dat hij wel een voorstander was van sociale rechtvaardigheid en democratie, maar niet van het socialisme van Jozef Stalin in de Sovjet Unie en ook niet van dat van Mao Zdong in China. Hij vertelde ook iets over sociale rechtvaardigheid in het denken van Swami Dayanand, een hervormer in Brits-Indië in de periode 1863 – 1884. De laatste mededeling van Hirasing viel in goede aarde bij de aanwezigen, allen árya samáji’ hindoes. Mijn prestige en aanzien steeg, want mijn buurtgenoten hadden voor het eerst een toespraakje van mij – hun ‘meester’ – in de Nederlandse taal gehoord. Let wel: gehoord, want de meeste dorpsgenoten waren het Nederlands niet of onvoldoende machtig, evenals hun ‘meester’. De stedelijke delegatie nodigde mij, en mijn enkele jaren oudere geschoolde vrienden Rambrich Raghunath en Aryamientre Ramcharan (die in 1958 schaduwkandidaat was van het Eenheidsfront) uit om de scholingsbijeenkomsten van de Actie Groep in Paramaribo bij te wonen. Dokter Hirasing deed een beroep op de aanwezigen om zoveel mogelijk de grote bijeenkomsten van de Actie Groep in de stad bij te wonen en zich als afdeling Magenta te organiseren. Vanaf 1973 propageerde dokter Harry Hirasing zelf bepaalde socialistische ideeën.

De Actie Groep had in verschillende boiti’s partijkernen en recruteerde talentvolle sprekers. Zeer verdienstelijke propagandisten in Párápási (Wanica) waren o.a.: Ramdoelare Panday, een áláh-schrijver en –zanger, Ramdew Raghoebier, Saliekram Ramawadh, Inderdjiet Santokhi, H. Partiman, Rampersad Sital, Habieb Boedhoe, Dadan M. Ramtahalsing en Barkoesingh Raghoebarsingh.  Onze kandidaat mr. P. Chandie Shaw kwam in 1963 enkele honderden stemmen in ons kiesdistrict tekort om als parlementariër gekozen te worden. VHP, KTPI en NPS, drie grote partijen, hadden zich tegen hem en de Actie Groep verenigd. Deze stembusnederlaag deed mij en mijn geestverwanten veel pijn. Het heeft ons veel kracht gekost om deze verkiezingsnederlaag van 1963 te verwerken. In totaal kreeg de Actie Groep slechts drie zetels in de Staten van Suriname.

6. De VHP strafte genadeloos in 1965 alle Magentianen

De Actie Groep (AG), als deel van het Actiefront, verloor de verkiezingen van 1963. Via de landelijke evenredigheidslijst werden van de Actie Groep mr. P. Chandie Shaw, de huisarts H. Hirasing en L.N. Pahladsingh en voor de NOP Dewnarain Poetoe gekozen. Binnen de AG kwam er verdeeldheid over de te volgen koers. De groep Harry Hirasing bleef in het Actiefront, terwijl P. Chandie Shaw en L.N. Pahladsingh een eigen oppositionele fractie van de Actie Groep vormden. De VHP vormde met de NPS en de PSV, later vervangen door de KTPI, voor de tweede keer een coalitieregering om de z.g. verbroederingspolitiek voort te zetten. Gold deze verbroedering van de VHP ook voor ons in Magenta?

Lastercampagnes op touw gezet door propagandisten, uitsluiting, rancune, vriendjespolitiek en intimidatie waren de minder aantrekkelijke kanten van de machtige VHP en haar aanhangers. De bewoners van Magenta werden na 1963 als geheel en sommigen individueel het slachtoffer van de rancune van de VHP, waarschijnlijk gesanctioneerd door sabhápati Lachmon zelf. Wij in Magenta waren al ver voor de verkiezingen van 1963 ontevreden over bepaalde zaken. Hierover hadden sommigen van ons zich bij J.S.M., een invloedrijke VHP’ er, beklaagd. Het is zeker opvallend te noemen, dat A.R., die een diploma van de Hendrikschool bezat, enkele jaren geen geschoolde baan bij de overheid (lees L.V.V.) kon krijgen. Een jaar lang heeft hij als ongeschoolde arbeider, als delver van sloten, in losse dienst bij LVV gewerkt onder een analfabete voorman, eveneens van Magenta, maar die wel een fervente aanhanger van de VHP en een beschermeling van een gezaghebbende sanátani pandit-propagandist was. Zijn neef R. R., met drie jaar mulo en twee jaar Kweekschool, heeft ruim een jaar als ongeschoolde arbeider gewerkt bij OGEM, de toenmalige elektriciteitscentrale; ook als delver. Deze twee feiten zijn moeilijk direct op de conto van de VHP te schrijven. Vermeldenswaardig is, dat de heer A.R. uiteindelijk door bemiddeling van een niet–Hindoestaanse vakbondsman bij het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij in dienst kwam om als landbouwconsulent opgeleid te worden en zijn neef R.R. door een jonge VHP-topper, een kennis van hem, bij Volkscultuur en Volksontwikkeling in dienst werd genomen. Een ulo-gediplomeerde had in 1958 (?) meer geluk. Na een bezoek van zijn vader aan de toenmalige minister van LVV werd hij binnen een week ambtenaar. Kennelijk speelde een moreel motief bij deze minister een belangrijke rol.

Column_Bris_Raghoebier
Ramdew Raghoebier

De meerderheid van de kiezers van Magenta had in 1963 op P. Chandie Shaw, de kandidaat van de Actie Groep gestemd. Dit zou zich in 1967 herhalen. Ramdew Raghoebier (1939 – 2009) en Saliekram Ramawadh (1934 – 2012) waren invloedrijke, getalenteerde sprekers. De impact van een onverwachte rancunemaatregel in 1965 onder verantwoordelijkheid van de minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV), waarmee de leiding van de VHP de Actie Groepers van Magenta kennelijk een lesje wilde leren, en vermoedelijk een voorbeeld voor andere boiti’s (dorpen) aan het Pad van Wanica, nu Indira Gandhiweg geheten, wilde stellen, was enorm. Vanaf de ouderlijke woning van pandit Ramdew Raghoebier (1939 – 2009) tot die van de familie Oedaibhan Gogar, over een lengte van bijna anderhalve km werd op onze oude zandweg over de gehele breedte een glibberige zware kleilaag – m.u.v. enkele stukken – aangebracht. Voor het opvullen van kuilen en ophogen van een weg gebruikte men normaliter zand. Waarom er in Magenta klei in plaats van zand is gebruikt, bleef een raadsel voor ons. Wij vermoedden, dat er politieke rancune in het spel was. Het middendeel van onze weg was in de regentijd, zelfs voor de voetgangers, nauwelijks begaanbaar. De Inginiyá, een oude Indiaanse vroedvrouw, moest op een slee vervoerd worden om bij bevallingen te assisteren. Alleen de eerste en de laatste km van onze weg, het begin en het einde, bleven begaanbaar omdat deze delen niet met klei opgehoogd waren. Onder deze maatregel hebben wij drie jaar lang onbeschrijfelijk geleden. Mensen die achter in Magenta woonden en elders werkten, moesten in de regentijd hun fiets in de grote schuur van de familie B. Raghoebier achterlaten en lopend naar huis gaan.

Column_Bris_Ramawadh
Saliekram Ramawadh

In 1968 liet de Actie Groep, onze partij die toen in de coalitieregering zat, deze zware kleilaag afgraven. Deze werd gebruikt voor de opbouw van bermen. Onze weg werd verbreed, opgehoogd met zand en voor het eerst verhard met een laag schelpzand. Deze wegverbetering en vier banen bij de overheid vormden een eerste beloning voor de grote propaganda-inzet van Ramdew Raghoebier, Saliekram Ramawadh, Therai Lalaram, Rambrich Raghunath en andere Magentianen voor hun Actie Groep bij de verkiezingen van 1963 en 1967. Wat waren wij blij met onze verharde weg en de eenvoudige overheidsbanen die naar vier van onze familieleden gingen. Eindelijk bevrijd van de zware geelbruine ‘strafklei’, vermoedelijk van sabhápati en/of zijn geestverwanten. Ik heb de VHP deze en andere onrechtvaardigheden nooit willen vergeven. Op een avond met voldoende maanlicht, werden ten huize van Moen Somai minister Rudolf L. Jankie, Ratan Oemrawsingh en minister Fred Manichand door hun bijeengekomen geestverwanten van Magenta hartelijk verwelkomd. Ramdew Raghoebier en Saliekram Ramawadh spraken hun dank uit, ook namens de anderen, voor de verlossing van de verfoeide strafklei.

40 jaar later, in 2005, liet Ganeshkoemar Kanhai, de toenmalige VHP-minister van Openbare Werken, de relatief dunbevolkte Magentaweg als een van de eerste boiti’s asfalteren. Sommige insiders vertelden, dat dit een beloning was voor de propagandistische inspanningen van pandit Ramdew Raghoebier die zich vanaf 1969 voor de VHP had ingezet. Wie zal het weten?

7. Oprichting van een socialistisch comité door Bris Mahabier e.a. in 1969

De laatste keer dat ik de algemene verkiezingen voor de nationale  volksvertegenwoordiging in Suriname meemaakte, was in 1969. In die tijd was ik politiek dakloos, maar ik was wel ijverig op zoek naar ideologische houvast. Dit was niet gemakkelijk. Ik voelde mij niet meer thuis bij geen van de twee groeperingen, waarin de Actie Groep, na de dood van mr. P. Chandie Shaw was uiteengevallen. Drie fractieleden van de Actie Groep onder leiding van Leo N. Padladsingh en ‘Balkaran’ J. Dihal hadden positief gereageerd op de aanhoudende toenaderingspogingen van de oppositionele Hindoestaanse ‘moederpartij’ de VHP (Vatan Hitkari Partij). Deze Statenleden verlieten, uit ontevredenheid en vooral op aandrang van VHP-toppers, de coalitie. Het gevolg hiervan was, dat de regering o.l.v. Johan Adolf Pengel niet meer kon steunen op een meerderheid in de Staten van Suriname. Nieuwe verkiezingen kwamen weldra in zicht, vooral door de handelwijze van gouverneur dr. Johan Ferrier mogelijk gemaakt.  De VHP en de Actie Groep maakten een stembusafspraak. Hetzelfde deed de VHP ook met de Javaanse partij  SRI. De andere vleugel van de Actie Groep, aangevoerd door Gangapersad Oemrawsingh, had zich bij de NPS (Nationale Politiek Suriname) aangesloten. Van deze vleugel van de Actie Groep was ik ongeveer een jaar de eerste secretaris, bij acclamatie gekozen in de Stadszending in Paramaribo. De VHP had de teruggekeerde verloren en verdwaalde zonen van de Actie Groep bepaalde gegarandeerde politieke beloningen in het vooruitzicht gesteld. Zo zouden twee van de zittende Statenleden van de Actie Groep, een direct verkiesbare plaats op de gemeenschappelijke kandidatenlijst van de VHP en de AG bij de eerstvolgende verkiezingen krijgen. Ook de populaire medicus Harry Hirasing, een ex-topper van de Actie Groep, verwierf zonder noemenswaardige weerstand een verkiesbare plaats op de landelijke lijst van de VHP en de AG. De etnische eenheid onder de Hindoestanen, een wens van de VHP vanaf de beginjaren van haar bestaan (een wens die bij de meeste oudere Hindoestanen tot de dag van vandaag voortleeft, ook in Nederland), was met deze samenwerking grotendeels gerealiseerd. Het resultaat van deze verkiezingen was voor de VHP-combinatie dan ook een groot succes. De VHP behaalde 14, de AG 3 en de SRI 2 zetels; in totaal 19 van de 39.  Drie kandidaten van de Actie Groep werden gekozen, maar het lukte de AG-kandidaat mr. dr. I. Raghoebarsing niet om in Paramaribo gekozen te worden. De VHP-combinatie vormde een coalitieregering met de PNP (Progressieve Nationale Politiek) onder leiding van de econoom dr. Jules Sedney. In de top van deze partij zaten prominente dissidenten van de NPS, o.a. dr. ir. Frank Essed en Just Rens, maar ook onafhankelijke technocraten, zoals drs. Hans Prade.

Column_Bris_Waagmeester
Drs. Nico Waagmeester

De samenwerking tussen de grote VHP en de kleine Actie Groep begon gaandeweg kenmerken van een fusie te vertonen, waartegen Harry Hirasing zich hevig heeft verzet. Als Actie Groeper wenste Hirasing niet opgeslokt te worden. Hij was geen persoonlijkheid die zich van bovenaf liet dirigeren. Het stoorde hem dat er voor interne discussies in de fractie weinig of geen ruimte was. Politiek-inhoudelijke kwesties speelden eveneens een rol. Het gevolg van dit alles was, dat hij in de Staten als een eenling optrad. Zijn progressieve stellingname in de Staten was een kwelling voor bepaalde VHP-toppers.

In het jaar 1969 sympathiseerde ik – zoals boven vermeld – met geen van de etnische politieke partijen omdat ik in de periode 1968 – 1969 door zelfstudie, vele leergesprekken met drs. Nico Waagmeester, een Nederlandse socioloog die promotieonderzoek deed, de econoom drs. Jan Bongers, die als docent aan het Vrije Atheneum verbonden was, en een politieke kadertraining enige kennis had verworven van het marxistisch socialisme. Een socialistische maatschappij leek mij rechtvaardig, d.w.z. in het belang van de Surinaamse massa bestaande uit loonarbeiders, kleine boeren en werkzoekenden. Voor mij was het zeker de moeite waard om voor een rechtvaardige samenleving te strijden, om een bijdrage, hoe bescheiden ook, te leveren voor de verwezenlijking ervan. Bij dit politieke streven en in mijn visie over de Surinaamse samenleving speelden mijn arme afkomst en mijn beklagenswaardige jeugdjaren een belangrijke en inspirerende rol.

In hetzelfde jaar richtte ik samen met een aantal jeugdige vrienden en kennissen, allen scholieren, het Socialistisch Komité Suriname op. In een communiqué schreef ik, dat de sociaaleconomische problematiek in Suriname een gevolg was van de kapitalistische ordening. Wij, de ondertekenaars, stelden, dat van het particulier initiatief en de vrije markteconomie niet veel goeds in het belang van de werkende massa te verwachten was. De bestaande politieke partijen zijn voorstanders van de vrije markteconomie. Dit economisch denken en beleid wezen wij in ons schrijven af. Wij wensten meer staatsbemoeienis in de economische ontwikkeling van Suriname en hoopten eveneens, dat velen zich open zouden stellen voor de socialistische ideeën van Karl Marx. Onze economische zienswijze was, achteraf bekeken, erg zwart-wit door ons ingekleurd.  Eigenlijk waren de doelen van ons comité bescheiden van aard en de activiteiten waren voornamelijk afhankelijk van één persoon. De meeste ondertekenaars zaten nog in de schoolbanken en hadden hun handen vol met het lezen van de verplichte literatuur voor hun examens.

Ons Socialistisch Komité zag als haar voornaamste directe taak het bestuderen van het marxistisch socialisme en het propageren van deze opvattingen, vooral onder de studerende jongeren. Wij wilden socialistische lectuur verspreiden, discussies en studiedagen organiseren en proberen om contacten te leggen met socialistische landen, partijen en politici. Samen met een van mijn politieke leermeesters bezochten wij het buurland Guyana, vnl. liftend, om contacten te leggen met de linkse People’s Progressive Party ( PPP) van dr. Cheddi Jagan.  Voor mij was deze oriëntatiereis mijn eerste buitenlandse reis en leerrijk. Wij werden op het hoofdkantoor van de PPP twee keer ontvangen. Wij bezochten de universiteit en enkele agrarische projecten. Waagmeester voerde gesprekken met enkele settlers in nieuwe landbouwgebieden, waar we een nacht verbleven. Onze reis eindigde in Anna Regina in West- Guyana.  Eigenlijk was de doelstelling van ons comité bescheiden van aard.

Column_Bris_Boedhoe
Naushad Boedhoe

Het dagblad ‘de Vrije Stem’ publiceerde onder de kop ‘Jongeren richten socialistisch komité op’ grote delen van ons communiqué op donderdag 10 juli 1969. De radiostations Rapar en Radhika besteedden aandacht eraan in hun middagnieuwsuitzending. Naushad R. Boedhoe, Wim Bakker, D. Baldewsingh, Roy Achaibarsing, Soeres Mahes, Freddy Rambaran, J. Kisoensingh, V. Kanhai, Kamla Ramtahalsingh en Reshma M. Somai waren de ondertekenaars van dit persbericht. Alle ondertekenaars, behalve mijn persoon, waren nog middelbare scholieren. Van alle ondertekenaars was Wim Bakker in politiek opzicht de best geschoolde. Zeven van de ‘initiatiefnemers’ zaten op de Algemene Middelbare School (AMS); enkelen in de examenklas. Van Wilfred Lionarons, de progressieve hoofdredacteur van de Vrije Stem, kregen wij opbouwend commentaar. Hij schreef het volgende over ons:

“Hoe klein dan ook; het begin is er. Het is helemaal niet overdreven om aan de oprichting van een socialistisch komité, dat wil gaan werken op basis van de marxistisch-leninistische ideologie, te konstateren, dat er toch langzaam, maar zeker een verjonging van het denken in Suriname plaatsvindt. Een jaar of vijf geleden zou men liever nog gesmolten lood hebben ingeslikt dan het woord socialistisch te bezigen, om nog maar niet te spreken over marxisme en leninisme. In elk geval hebben ze het taboe waarmee het socialisme en kommunisme hier altoos omhuld zijn, publiekelijk doorbroken.’

Column_Bris_RodeBoekjeMisschien was dit de eerste keer in de geschiedenis van Suriname, dat er gezamenlijk door een groepje jongeren openlijk werd gekozen voor een marxistisch-socialistische samenleving, al was het alleen maar in een bescheiden communiqué. Een gedurfde politieke positionering. Zeker voor die tijd. Er waren in de jaren zestig machtige politici, o.a. premier Johan Adolf Pengel, die aan communistenjacht deelnamen. De rechtenstudent Robin Ravales (Dobru) was een van de eerste slachtoffers van deze invloedrijke communistenjager. Wat de Hindoestaanse Surinamers betreft, was de keuze voor het socialisme zeker als een primeur te beschouwen. Tien van de elf ondertekenaars waren van Hindoestaanse afkomst. Enkele bevriende hoofonderwijzers waren op mijn verzoek niet bereid om hun handtekening onder ons persbericht te zetten. Na deze weigering heb ik de betrokken jongeren benaderd. Ik ben de 10 ondertekenaars zeer erkentelijk voor hun moed, dat ze mee hebben gedaan..

Enkele maanden later ontving ik uit Moskou en Beijing de eerste zending van politieke literatuur in het Engels, het Nederlands en het Hindi. De zending uit China bestond vnl. uit het Rode Boekje van Mao Tse-Toeng. Hiervan ontvingen wij 40 exemplaren. Naushad Boedhoe bezit als enige van ons nog een exemplaar van het Rode Boekje  van deze zending. Later zouden nog twee zendingen volgen. Deze ontvingen wij dankzij de bemiddeling van mevrouw Maria Schnetlage uit Amsterdam die bij de Russische en Chinese Ambassade een goed woordje in ons belang deed. Zij was de redactrice van een links kwartaalblad, waarin zij aandacht besteedde aan ontwikkelingen in Derde Wereldlanden. Nico Waagmeester had mij geadviseerd om Maria Schnetlage te benaderen. De Hindiboeken werden uitgeleend en/of gegeven aan geïnteresseerde Hindilezers in Magenta en elders. De Engelstalige boeken waren voor ons moeilijk toegankelijk. Daar konden wij weinig mee doen.

Van de 11 ondertekenaars van ons communiqué hebben jaren later Wim Bakker (medicus) en Naushad R. Boedhoe (politicoloog en econoom) als sociaaldemocraten zich verdienstelijk gemaakt in de partijpolitiek. Wim Bakker is in Suriname vele jaren NPS-parlementariër geweest. Hij was/is een gerespecteerde en scherpe debater. Naushad R. Boedhoe was secretaris bij de TU Delft (TUD) en de Universiteit Leiden (UL), later beleidsmedewerker bij de UL en op het ministerie van Defensie in Den Haag. Naushad Boedhoe is voor de PvdA acht jaar wethouder met een zwaar portefeuille in een middelgrote gemeente in Zuid-Holland geweest. D. Baldewsingh, Naushad Boedhoe en Bris Mahabier zijn actief geweest in het linkse Kollektief Jumpa Rajguru, dat vanuit Den Haag op het politieke en het Hindoestaans culturele vlak opereerde.