Column Jan S. Soebhag – Aflevering 3: Zoektocht naar families die met de Lállá Rookh op 5 juni 1873 naar Suriname kwamen

Reacties zijn gesloten

Jan SoebhagDe zoektocht naar de familierelaties die met de Lállá Rookh (men leze: Lálá Rukh) op 5 juni 1873 naar Suriname kwamen, leverde positieve resultaten op. Ganga Ramkalie, overleed op 02 augustus 2015. Jugraneea kwam op 5 juni 1873 met haar moeder Kulleea Khoseeal naar Suriname. Een ander overkleinkind woont in Nederland.Het achterkleinkind Ramkalie is nu 86 jaar oud geworden woonde afwisselend bij haar 2 kinderen.

Jugraneea (contractnummer B/329) was op 9 jarig leeftijd uit India naar Suriname meegereist als kind van de immigrant Kulleea Khooseeal (moeder/Contractnummer B/328) en van Pulton Seedoyal (Contractnummer B/327). Zij behoorden tot de eerste groep van de Hindustaanse immigranten die naar Suriname werden gebracht om op contractbasis te werken voor de koloniale heersers uit die tijd.

Ganga Ramkali (1929) is een over’kleinkind’ van de immigrant Jugraneea.  Jugraneea vertrok op 26 februari 1873 samen met haar ouders uit de Haven van Calcutta, richting Suriname en ze kwamen op 5 juni 1873 in Suriname aan. Hierna werden deze eerste groep immigranten uit India (5 juni 1873) gelijk verdeeld naar de verschillende locaties (plantages) gebracht in het district Commewijne (Adhin(1)).

Jugraneea was afkomstig uit het district Azamghar, het dorp Mojouria uit de  nabije politiepost, Nugra.

De vader heette  Pulton Seedoyal (Contractnummer B/327). Hij was ongeveer 25 jaar toen hij naar Suriname kwam. Hij overleed op 3 februari 1899 op (ongeveer) 51 jarige leeftijd (ten gevolge van Malaria) te uitvlugt. Hij was uit hetzelfde district en de nabije politiepost afkomstig als zijn dochter Jugraneea.

Aangetekend dient te worden dat er enig verschil te constateren valt in de naamgeving van het dorp van de vader en zijn dochter, namelijk: Mojownah en Mojouria. Om de juiste naam van het dorp te achterhalen vereist dit een immense studie, vanwege het feit dat het ongeveer 140 jaren geleden is dat men deze dorpsnamen opgaf bij hun vertrek uit Calcutta India. Hiernaast suggereer ik eveneens dat de taalbarriere een belangrijke rol gespeeld had (plaatselijke naamgeving-engelse vertaling), de gehanteerde spelling en de uitspraak (verschillende taaldialecten). De differentiatie in schrijfwijze kan mogelijkerwijs liggen aan de nuancering bij de registratie (bij de ‘engelse’ administrateur) waardoor men een of meerdere letter(s) verkeerd of foutief schreef en er hierdoor een heel ander naam ontstond dan bij de wet vastgestelde plaatsnamen of de locale plaatsnamen (hier gaat het om de dorpsnamen in de volksmond, die parte gespeeld kan hebben bij de opgave tijdens de registratie destijds door de immigranten (met alle gevolgen van dien).

Echter op grond van de data die ter beschikking staat: Hindostaanse Immigranten in Suriname, Namenboek 1873 – 1916, (2) lezen wij dat  Jugraneea, als haar vader en moeder uit verschillende locaties of dorpen afkomstig waren (?). De mogelijkheid bestaat dat de oorspronkelijke plaats of ouderlijke locaties of geboorteplaats (village/dorp) van betrokkenen opgegeven zijn, in  plaats van het dorp vanwaar zij hun reis naar Suriname voortgezet hadden.

Volgens de geraadpleegde bronnen (2/Nationaal Archief Suriname) bleek dat de ouders op de verschillende plantage te werk gesteld werden. De vader werd eerst op de plantage Hoogland (in de volksmond: hooylanti) te werk gesteld, terwijl de moeder op de plantage Alliance verbleef aan de Matapica.

De moeder van Jugraneea, Kulleea Khooseeal (Contractnummer B/328) was afkomstig uit het district Gorakhpur, het dorp: Pally uit de nabije politiepost Buroyepore en zij kwam op 16 jarige leeftijd naar Suriname. In de database (2) staat aangegeven dat zij op de plantage Alliance te werk werd gesteld  na haar aankomst in Suriname. Kulleea Khooseeal overleed op 20 oktober 1898 aan  Philisuspulmimom. Zij was vermoedelijk 41 jaar toen zij overleed.

Heel interessant bij de familie achtergrond van Ganga Ramkalie is dat volgens overige gegevens, de naam Pulton,  3 keren voorkwamen in de database (2) en geen van de namen dichtbij Pulton zaten als familie. Evenzo met de naam Seedoyal. Een onderzoekje laat zien dat er 6 namen voorkwamen, waarvan 1 overeenkomst vertoonde met het district vanwaar Pulton Seedoyal oorspronkelijk afkomstig was, namelijk: Azamghar en de voornaam: Boodhoo (B/652) met als werkplantage  Alliance, Matapica. Betrokkene reisde af op 15 mei 1873 en kwam in Suriname aan op 8 juli 1873. Na een contract van 5 jaren te hebben uitgezeten vertrok  Seedoyal Boodhoo naar Demerara op 21 sept. 1883.

Dezelfde zoektocht werd toegepast bij de naamgeving van Kulleea Khooseeal. Deze leverde 10 resultaten op, met namen die overeenkwamen met Khooseeal. Echter kwamen geen van de namen dichtbij Kulleea Khooseeal om in aanmerking te brengen als familielid.

Uit de mondelinge overleveringen blijkt dat Kulleea Khooseeal en Pulton Seedoyal als ouders de enige familieleden van Jugraneea waren. (Haar moeder beviel van 2 zonen in Suriname resp. op 24 Jan. 1876 (op pl. Hoogland/van een zoon genaamd, Mahabar (Ag 1876 No 84) en hij overleed op 15 April 1876 in de woning der ouders aan koorts en zwakte (Ag 1876 No 227) en op 28 Okt. 1880 beviel ze wederom van een zoon (op pl. Alliance), geheten Ramnaut (Ag 1880 No 892), deze zoon overleed op 27 Oktober 1899 te Uitvlugt).

Na 1898 en 1899 verloor Jugraneea, respectievelijk: haar moeder en haar vader en tegelijkertijd ook haar ouderlijke familie in Suriname. Hierna werd het nageslacht van Jugraneea zichtbaar en voortgezet in Suriname.

Op 1 december 1879 trad Jugraneea (ze was toen ongeveer 15 jaar) in het huwelijk met Moondoor ….Doyal. Moondoor was afkomstig uit het district Azamghar, het dorp: Rowooturon uit de omgeving van de Politiepost: Kookamdabad. Hij was op 15 mei 1873 afgereisd naar Suriname en kwam op 8 juli 1873 in Suriname aan. Hij werd ook te werkgesteld in dezelfde omgeving als Jugraneea met haar moeder.

Jugraneea beviel van 3 kinderen, te weten op 23 Mei 1883 van een zoon genaamd Sontoo (Ag. 1883 No. 507/ pl. Alliance); op 8 Juli 1885 van een dochter genaamd Boodheea (Ag. 1885 No. 622/ pl. Alliance); en op 28 November 1887 wederom van een dochter geheten Anantia (Ag. 1878 no. 929/pl. Alliance).

De dochter van Jugraneea, geheten Anantia was de Náni van Ganga Ramkalie. Anantia was  gehuwd met 121/U Ganga op plantage Brouwerslust op 24/12/1903 (Ag’04 # 259) (Brouwerlust staat bekend als Broro aan de rechteroever van de Commewijnerivier).

Uit het huwelijk van Anantia met U/121 Ganga waren er 3 meisjes geboren, te weten:
(1) Havella, geboren op 28 juni 1891 (pl. Alliance/Ag. 1891 # 500) gehuwd op 28 Januari 1920 met Behari 721/Ee) enkelen uit deze familietak wonen nog aan de Kwatta.

(2) Parbothi, geboren op 23 februari 1905 (Ag’05 # 729/uitvlugt), gehuwd met Salikram (1085/Qq); een zoon geboren uit dit huwelijk: Robert Rabidath, ook een overkleinkind (geboren op 14 december 1924) en woont momenteel in Nederland /Utrecht).

(3) Jankie, geboren op 2 Juni 1907 op Uitvlugt (Ag’07 # 1495). Haar dochter Ganga Ramkalie is geboren op 03 december 1929 en woont in Paramaribo aan de oude Charlesburgweg.

Jankie Ganga woonde samen met Soman Nathar (69Jj) en uit deze samenwoning zijn 2 kinderen geboren, een zoon geheten Oeditram, geboren op 27 Juli 1922 (Beneden Commewijne
Folio 25/nu wijlen)  en een dochter geheten Ramkalie geboren op 3 december 1929.

Soman Nathar, kwam samen met zijn moeder en een broertje (die naar zeggen van de familie tijdens de overtocht naar Suriname op de boot werd geboren. Hij kreeg de naam van Bipat omdat hij in een armoedige situatie en op zee was geboren). op 15 Maart 1956 kozen Soman en Bipat voor de geslachtsnaam Gajadin.

Soman Gajadin vertrok samen met zijn moeder uit Calcutta met het schip ‘Avon II’ op 21 oktober 1906 en kwam op 13 januari 1907 in Suriname aan. Ze waren afkomstig uit het district Gorakhpur, het ditrict Bhagna uit de nabije politiepost Barhi. Na hun aankomst in Suriname werden ze te werk gesteld op de plantage Clarenbeek in het district Commewijne. Het vermoeden bestaat dat de vader van Soman, Gayadin, Gobindi heette (Contractnummer EE/757). Echter kan dit niet met zekerheid verklaard worden. Na zijn contracttijd was hij bekend als Sádhu, vermoedelijk vanwege de stroming Kabirpanthi (??).

Volgens verklaring van Ganga Ramkali zelf, werd zij op de plantage Kleinhoop geboren. Uit haar familieregister bleek dat zij op 03 december 1929 is geboren aan de Cottica. Haar ouders waren  Soman Gajadin (vader) en Janki Ganga (moeder). Nadat haar káká (vaders jongere broer), de heer Bipat Gajadin was getrouwd, verhuisde de familie van Kleinhoop naar ‘Friti’ (pl. La Felicite), gelegen tussen de plantage Geertruidenburg (voor Ephrata) en de plantage Rotterdam (naast pl. Biervliet en Charlottenburg). Aldaar bouwde de vader van Ramkalie een huis van Pina bladeren. De vloer was voorzien van gespleten Paribon. Dit huis ging in de vlammen met een voorraad aan rijst en mais. Zij weet nog te vertellen dat de anderen uit de omgeving, Hindustanen, Creolen en Javanen, de familie ondersteuning bood.

Voor enige tijd verbleef Ramkalie bij haar áji en ájá (immigranten en ouders van haar vader), waarna de familie  naar de plantage Biervliet verhuisde. Vandaar ging Ramkalie naar school op Charlottenburg. In een later fase verhuisde de familie Soman Gajadin wederom van Biervliet naar Clarenbeek (Clarenbeek lag aan de overkant van de Charlottenburg). Zij stak met de korjaal over van Clarenbeek en bezocht samen met 3 anderen de school te Charlottenburg. Zij herinnert zich nog dat een van de meisjes Budhani heette. (Zij heeft de lagere school tot en met de vierde klasse bezocht).

Te Clarenbeek verbouwde de familie onder andere rijst, bananen en mais. De familie verwerkte hout tot houtskool. Met de opbrengsten uit de ‘tuinbouw’, houtskool, kippen en nog enige andere producten begon haar vader handel te drijven langs de Cottica tot aan Moengo met de Marron gemeenschappen. Deze handelsreis langs de Cottica nam ongeveer 15 dagen in beslag (heen en terug uit Moengo) met een tussenstop langs de verschillende plantages. De moeder ging intussen verder met de tuinbouw.

In het gezin van Soman Gajadin kwam een kleine breuk. Ramkali verbleef voor een korte periode bij haar ájá en áji op de plantage Schoonoord, terwijl de moeder door werkte op de plantage Biervliet (naar zeggen van Ramkalie was de opzichter, vermoedelijk de plantage eigenaar toen een zekere Leonarons. De moeder van Ganga Janki verdiende toen 60 centen voor haar arbeid op de plantage. Op ongeveer 14 jarige leeftijd kwam Ramkalie naar Paramaribo om bij haar Náni (Anantia) in te wonen. Vanuit de stad werd ze uitgehuwelijkt. Echter, het huwelijk tussen haar en Soebhag hield geen stand. Na de ontbinding van haar huwelijk ging vertrok zij terug naar haar ouders.

Ze woonde samen met haar moeder op de plantage Hooyland, waarna, zij, op aandringen van haar oom een zekere Bhaggan Soekransingh (spelling naam ??) wederom in het huwelijk trad met Raghoebarsingh Ramautar (de ouders van Raghoebarsingh Ramautar waren immigranten).

Vanwege de armoede op de plantages langs de Commeteweane en de Cotticarivier verhuisden velen naar de bloeiende plantages in de directe omgevingen. Ramkalie verhuisde met haar man naar de Plantage Slootwijk.

Eerst werkte zij op de koffievelden en later als dienst bij de plantage eigenaar, terwijl haar man voorman werd op de plantage. Hij werd belast met de werkzaamheden op de Timmerafdelingen.

Na de verwikkelingen op de plantage Slootwijk (1960-1964) moest een ieder verhuizen……….. en elders hun onderdak zoeken. Velen vertrokken naar o.a. de plantages Peperpot, Mariënburg, Alliance en Reynsdorp Bakki en te Nieuw Meerzorg (onder de Hindustanen bekend als Alyákop en onder de Javanen als Jakopu: afgeleid van Jacob, een oom van wijlen de heer Dr. A. Loor). Rond 1963-1964 vestigde zij zich toen met haar familie op de plantage Nieuw Meerzorg  als zelfstandige landbouwers.

Na de verwaarlozing van de plantage Nieuw Meerzorg verhuisde de familie in eerste instantie naar Clevia en vervolgens naar Nieuwe Charlesburg.

Vanaf november 1975 woont Ganga Ramkalie op Charlesburg bij haar zoon Jan S. Soebhag tot 02 augustus 2015. Ze kwam te ontvallen op 02 augustus 2015.

Aantekening: uit informatie van derden blijkt dat er een aantal van de kleinkinderen uit de families van de immigranten uit 5 juni 1873 in Nederland woonachtig zijn.