Column Jan S. Soebhag – Aflevering 5: Baithak-gáná

Jan SoebhagAan de woord combinatie, de baithak-gáná wordt door verscheidene deskundigen verschillende betekenissen toegekend en op een gegeven moment kan dit veel verwarring met zich meebrengen. Echter, zullen de betekenissen van culturele woorden vanuit een bepaalde context vertaald moeten worden, namelijk naar het systeem dat bekend staat als het sociaal, cultureel en religieussysteem binnen de Hindustanen, hierna te verstaan het Hinduïsme. Dit uiteraard als men dicht bij de juiste benadering wenst te blijven en de betekenis van ‘culturele’ begrippen aannemelijk tracht te maken. Een andere benadering is, dat combinaties van woorden een toegevoegde waarde kennen van hetgeen ‘gezegd’ wordt. Wat belangrijk is om te weten is dat verschillende zaken uit het verleden vanuit een traditie zijn voortgekomen, een traditie die ‘verhandelingen’ kent. Hetzelfde kan gezegd worden van de Hindustaanse woorden met een voor- of achtervoegsel of vanuit een vervoeging in bepaalde tijden. Echter wil ik blijven bij het begrip baithak-gáná.

Inleiding

De situatie met de contractarbeiders in vergelijking met de slaven-periode was anders gesteld, vanwege enige vrijheid na de ‘arbeids-contract-uren’. Kortom zij hadden enige mogelijkheid voor vrijetijds- besteding. Men besteedde de vrijetijd vooral om hun cultuur en traditie te beleven naar ratio van de bestaande mogelijkheden.

Na de contracturen kwamen de contractanten in groepsverband bijeen en ze bespraken allerlei onderwerpen; zo ook hun cultuur, traditie, leefgewoonten, hun land van herkomst, enz. Langzaam maar zeker leidde dit ertoe dat zij tijdens hun bijeenkomsten of bijzondere momenten, zoals: geboorte van een kind, sterfte gevallen, religieuze plechtigheden, gebruik maakten van het meegenomen cultureel erfgoed uit het dorpsleven en de verschillende tradities die ze kenden. Hierdoor werden, ‘delen’ uit hun tradities en gewoonten levendig gehouden en ‘overgeplant’ in Suriname.

Dat deel van de immigranten die zich voorgoed in Suriname vestigde, heeft in het begin een ‘kopie’ van zijn of haar levensstijl (dat van India) in groepsverband ‘overgeplant’ en gekoesterd als voortzetting van hun cultuur en traditie, met in achtneming van de verbetering van o.a. hun eerdere leefomstandigheden (belangrijke onderdelen binnen hun leefgewoonten in de Surinaamse situatie). Dit betekende in eerste instantie de voortzetting van hun culturele rijkdommen met steeds hun dorpsleven als ‘achtergrond’ (cultureel erfgoed). Tevens vormde dit de basis om de zeden en gewoonten als onderdeel van hun leefwijze, voortvloeiende uit de godsdienst en religie, cultuur en de traditie ‘levendig’ te houden naar de mogelijkheden in die tijd.

Uit de oude Hindustaanse cultuur en traditie die heel belangrijk zijn geweest voor de Hindustanen- en nog steeds belangrijk is -, omdat zij uit een samenleving kwamen die vrij veel tijd besteedde aan sociale en culturele aspecten vanuit hun leefwijze. Dit vanwege de waarde die zij hieraan toevoegden.

Voorbeelden hiervan uit de vroegere periode zijn:

  • het in groepsverband uitvoeren van zang en muziek;
  • het in groepsverband uitvoeren van economische activiteiten;
  • veel waarde hechten aan religie en godsdienst (waaronder citatie en gezangen uit de Heilige boeken);
  • gezamenlijke deelname aan culturele activiteiten.

Uit de overleveringen is te destilleren, dat zij hun vrije tijd onder andere als volgt besteedden:

  • het bespreken van hun eigen situatie;
  • ontspanningsmogelijkheden;
  • uitvoering geven aan de culturele- en rituele beleving van het eigene (met minimale verplichtingen).

Het hierboven aangehaalde is een historische gegeven van deze cultuurgroep, vanwege de eeuwenoude gewoonten en tradities.

Het is ook bekend dat de verschillende groepen van Hindustanen die naar Suriname werden gebracht, afkomstig waren uit verschillende dorpen en plaatsen van het plattelandsgebied met soortgelijke culturele achtergronden. De groep bestond veelal uit ‘plattelandsboeren’.

Uit de verschillende gesprekken met de oudere generatie bleek duidelijk dat ze – ondanks het feit dat zij niet naar India zijn geweest – enorm veel verhalen kennen of kenden van en over hun ouders of voorouders en de Indiase geschiedenis. Dit is alleen mogelijk geweest vanuit de ‘vertellingen’. Ook bleek uit verschillende interviews dat er een bepaalde vorm van organisatiecultuur en traditie aanwezig was, welke opnieuw geïntroduceerd werd in Suriname, namelijk: de pancáit (wijkraad/ dorpsraad). Vanuit de pancáit werd er over hun eigen ‘broeders’ gewaakt en indien er misstappen werden geconstateerd, werden deze ook met sancties en straffen bedreigd. Verder werden hun eigen situaties besproken en tegelijkertijd werd aan de verdere ontwikkeling van de groep gedacht. In tijd uitgedrukt werd de hele situatie bezongen als ‘itihásik git; de verschillende verhandelingen werden in een historisch ‘pakket’ gewikkeld en bezongen.

Ook bleek uit de verschillende cultuuruitingen duidelijk de voortzetting van de verschillende beroepen, ambachten, kunsten en tradities, na beëindiging van de contracttijd met inachtneming van hun vast verblijf in Suriname. B. Biharie (1974) schetst het in zijn boek, het Jajmanisysteem, de beroepen en de ambachten zowel ‘individueel als in handelsrelatie’.

Het begrip baithak-gáná

Baithak-gáná bestaat uit een combinatie van twee (2) begrippen, namelijk:

baithak en gáná. Het zijn twee (2) afzonderlijke woorden die aan elkaar gekoppeld zijn vanwege een lange historie.

Het begrip baithak komt van het woord ‘baithná en betekent zitten. Baithak betekent vanuit de zelfstandige benadering,  zitting of bijeen komen met enig doel.

Enkele voorbeelden hiervan in ons dagelijks taalgebruik zijn:

baithakká hoi of baithakká lagi of baithak lagi (er zal een zitting gehouden worden) – men zal bij elkaar komen (of voor een bespreking of voor een ander doel). Baithakká of baithak lagal (er is een ‘zitting’ of een bespreking (gaande) in diezelfde context: men is dus bij elkaar voor een ‘bespreking’ of voor enig ander doel. (In tegenstelling tot het voorgaande haal ik als voorbeeld baithak (zit…..) leleis (genomen) met vervoeging erbij ………. Hier is de context en de betekenis in vergelijking met het voorgaande veranderd, namelijk (het gaat om een persoon nu): dat de persoon nu niet meer kan lopen. Met een kleine toevoeging van een vervoeging (leleis), wordt aangegeven dat de persoon is gaan ‘zitten’ en niet meer zal kunnen lopen. Het begrip is hetzelfde maar de context is veranderd door een vervoeging).

De baithak als bijeenkomst of zitting had verschillende doelen: het bespreken van sociale, culturele, religieuze en andere zakelijke aangelegenheden (evenals familie of dorpsaangelegenheden of men kwam voor de gezelligheid bij elkaar).

Een belangrijk fenomeen dat men niet uit het oog moet verliezen is het traditionele en het sociale met een economische achtergrond en waaraan men veel aandacht besteedde in het verleden, namelijk de onderlinge samenwerking (Sájhi men kám kare, hunr, pancaiti kárbár).

Kortom: Het begrip baithak heeft – afhankelijk van de context waarin het geplaatst wordt – tal van culturele betekenissen.

Gaan wij deze kwestie diepgaand bekijken en bestuderen, dan zien wij dat de oorspronkelijke betekenis van het begrip verscholen ligt in het sociale, het culturele en het maatschappelijke leefsysteem van de Hindustanen, namelijk, de joint family (in India en ook in Suriname). (De joint family was of is een combinatie van enkele generaties van de patrilineaire lijnen (families) die bij elkaar bleven of blijven (grootouders, ouders, kinderen en kleinkinderen) met of zonder hun gezinnen. Het was een ‘kunst’ om de familie bij elkaar te houden middels formele lijn-relaties, geschreven en ongeschreven regels. Voor een ieder gold de hiërarchie van de familiestructuur. Om de familie in het ‘gareel’ te houden werd gebruik gemaakt van de geschriften (men leze ‘heilige’ geschriften) om ‘lezingen’ daaruit te halen voor de opvoeding van gezinnen en anderen. Men sprak ook over ghar ke Mukhiyá (hoofd van het gezin) die de familie bij elkaar hield. Vanuit de ghar ke Mukhiyá werden zaken, de familie regarderende, vaak in groepsverband besproken. (In een andere situatie zien wij de transformatie van de hiërarchische familie lijnen evenzo binnen het systeem van de dorpsgemeenschappen (hiërarchie in bestuurlijke structuurvormen). Het voorbeeld hier van het dorp en de pancáit wordt alleen aangehaald om de transformatie van de hiërarchie aan te geven).

Aan de ene kant staat de betekenis van het woord  ‘baithak’, wat meer heeft van een bijeenkomst en aan de andere kant staat het begrip  ‘gáná’ met de exacte betekenis van een lied of gezang. In de regel was het vroeger zo dat alle gevallen en situaties werden bezongen (traditie voor het behoud van de geschiedenis), vanaf landbouw tot geschiedenis, vanaf geboorte van een kind tot zelfs momenten na de dood en ook vreugdige momenten.

De vraag welke hier oprijst is: van waar komt de gáná om de hoek kijken als baithak zoveel als een bijeenkomst inhoudt?

Samenvatting achtergrond zang en muziek

De Indiase cultuur kent een lange traditie van zang en muziek. En dateert uit de Vedische tijdperk van meer dan 5000 jaren geleden. Gezegd wordt dat in de Vedische periode de gebeden, mantras en hymnen uit het Hinduïsme met de techniek en toonladders van de muziek beschreven en bezongen werden. Zo ook bij het reciteren uit de heilige boeken. Ook is bekend dat teksten uit de Mahábhárata en de Ramáyana verspreid werden door middel van zang en muziek.

De Hindustaanse cultuur in Suriname heeft een Indiase cultureel achtergrond, welke doordrongen is met zang en muziek.

Indiase culturele of andere bijeenkomsten zijn ondenkbaar zonder zang en muziek.

Na de verschillende bijeenkomsten of ‘zittingen’  werd de gáná (lied, of gezang) toegevoegd in een vorm van entertainment (voor de gezelligheid, het koesteren en bewaren van de eenheid onder een groep).

Het waren vooral de ouderen onder hen, die met hun zangtalent de gasten verrasten bij o.a. heuglijke momenten. Langzaam aan werden de ouderen ‘als artiesten’ met hun zangtalenten ook betrokken bij feest- en vreugdevolle momenten. Zo is de naam baithak-gáná ontstaan (met aan de ene kant de baithak en aan de andere kant de gáná) en is heden ten dagen verder tot ontwikkeling gebracht met verschillende muziekinstrumenten. De baithak-gáná is een wezenlijk onderdeel van de Hindustaanse culturele uiting in Suriname.