Column Jan S. Soebhag – Aflevering 17: Godná, tatoeage of lichaamsversieringen of beschilderingen en een stukje identiteit

In dit document zal ik proberen historisch en cultureel de godná, tatoeage of lichaamsversieringen of beschilderingen nader toe te lichten vanuit de Hindustaanse invalshoek of optiek.  

De Hindustanen kennen de lichaamsversieringen of beschilderingen met tatoeages als de godná (godná komt van het woord ‘gode’, hetgeen betekent zoveel als prikken van of in het huid met naalden). Het verschil tussen de godná en de tatoeages kan eenvoudig weg als volgt worden aangegeven:

De godná is van blijvende aard op het lichaam, terwijl bij tatoeages de lichaamsversieringen of beschilderingen soms van blijvende en soms van tijdelijke aard kunnen zijn.

In het verleden was godná of tatoeage als lichaamsversiering van essentieel belang voor vele tribale groepen in India om zich te kunnen onderscheiden van andere groepen. (Vermeld dient te worden dat er in India miljoenen mensen zijn die tot de tribale gemeenschappen behoren). (Voor wat de lichaamsversieringen betreft is er ook nog de Mehendi en de Hardi, waarmee het lichaam beschilderd en ingesmeerd wordt. Maar deze behoren niet tot de godná categorie. Daarom zal ik het in deze context de Mehendi en de Hardi buiten beschouwing laten).

Het onderscheid kende verschillende achtergronden. (Ter informatie: Zo ook met de namen bij een Hindu: In de Hinduïstische cultuur in India ligt het anders met de naamgeving van een persoon. Met de naam van een persoon kan je gelijk een aantal zaken onderscheiden. Dit komt doordat de naam van een persoon erg veel over zijn achtergrond vertelt, bij de verschillende beroepenklasse horen ook verschillende achternamen. Wanneer een persoon zijn naam vertelt dan weet men vrijwel meteen waar die persoon vandaan komt, wie hij is op de sociale stratificatieladder, tot welke groep hij behoort en daarmee ook welk beroep hij waarschijnlijk uitoefent. Het belangrijkste is echter dat de persoon die het vraagt weet of de ander ‘hoger’ of ‘lager’ is dan ‘hem’).  

Verschillende achtergronden van Godná

(De vedische mythologie)

  1. Een mythe die voorkomt in de Gond-stammen beschrijft de oorsprong van Godná naar analogie van de vedische mythologie. God Máhádev of god Shiva had de goden eens uitgenodigd voor een feestmaaltijd. De god Gond ging ook met de anderen mee. De gemalin van god Gond zat op dat moment in een aparte gezelschap met de godin Párvati (gemalin van god Shiva). Later ging god Gond in de buurt van zijn gemalin om haar te halen, maar hij herkende haar niet, vanwege de ‘opmaak’. Per vergissing legde hij zijn hand om Párvati’s schouder. God Shiva zag het geval en wist meteen dat het alleen maar om een vergissing ging en Hij lachte, maar Párvati werd heel boos. Ze beval de tribale vrouwen om specifieke tatoeages te dragen om zich te kunnen onderscheiden van anderen in bepaalde gezelschappen. Sindsdien werd er aangenomen dat het tatoeëren een belangrijke gewoonte is geworden onder de tribale gemeenschappen.
  2. Een ander mythisch verhaal geeft het volgende aan: God Yamráj (God van de dood) was verward over het geslacht van de doden toen hun geest naar zijn koninkrijk gehaald moest worden. Hij gaf de opdracht dat het lichaam van zijn schoondochter zou worden gemarkeerd met hetzelfde zwarte ‘inkt’ om haar te kunnen onderscheiden van anderen. Zijn opdracht werd door zijn ondergeschikten opgevolgd en het lichaam van zijn schoondochter zag daarna er buitengewoon aantrekkelijk uit. Yamráj beval toen zijn schoondochter en zoon om naar de aarde te gaan in Godanhari-kledij en ze dwaalden door de dorpen en ze zongen en toonden de getatoeëerde delen van hun lichaam aan de dorpelingen. Ze deden wat ze waren bevolen en sindsdien werd de godná-tekens beschouwd als een rijkdom aan mensen die ze zelfs na de dood mee kunnen dragen. In het verlengde van deze mythe is gerelateerd, dat wanneer een geest van een dode persoon voor God verschijnt, hij of zij een ‘godná-raadsel’ moet oplossen; maar als het niet lukt om het op te lossen, wordt de geest teruggestuurd naar de aarde voor wedergeboorte.
  3. Godná of tatoeage als lichaamsversiering diende ter vervanging van de echte sieraden, die door de adel en rijke lieden werden gedragen o.a. aan de verschillende hoven. De vervanging van de echte sieraden door lichaamsbeschilderingen waren sinds de oeroude tijden de normaalste zaak van de wereld geworden. Als je éénmaal met de godná je lichaam hebt versierd hoefde je nooit meer te veranderen. Het bleef je hele leven lang op je lichaam staan. De godná of tatoeage wordt onder de tribale gemeenschappen gezien als de rijkdom en het sieraad van de tribalen. Het komt heel vaak voor bij de meeste tribale stammen in India, dat een tribale meisje op haar lichaam tatoeages aanbrengt, voorafgaand aan het huwelijk. Als ze niet getatoeëerd is vóór haar huwelijk, eisen de schoonfamilies compensatie tegen haar. De tatoeage werd en wordt nog steeds gezien als de beste bruidsschat die een bruid kan meebrengen tijdens haar huwelijk. Deze effecten hiervan zijn nog steeds in de traditionele sfeer zichtbaar bij o.a. het hindu huwelijk.
  4. De persoon, hetzij man of vrouw, die godná op het lichaam aanbrengt wordt Godanhari genoemd en behoort tot de kaste van Dom of Bhangi. Het beroep dat deze kaste uitoefent is van de beroepenklasse waartoe o.a. de Bhangi, Lalbegi, Hari groepen behoren en ze zijn straatvegers en worden ookwel aaseters genoemd. In het algemeen beperkt deze groep zich van arbeiders klasse tot hun ‘erfelijke’ beroepen en zij gaan zelden buiten hun dorpen. Ze staan ​​helemaal onderaan de sociale stratificatie ladder. De Dom beroepenklasse zijn de enige die oorspronkelijk de kunst kenden om bamboematten en manden te vlechten.
  5. Godanhari kunnen zowel vrouwelijk als mannelijk zijn. In het verleden hadden de Godanharis altijd een voorbeeld van een ontwerp van de godná tekens bij zich en in hun tas. Ze waren altijd te vinden op de marktplaatsen. Buiten marktdagen zwierven ze door van het ene dorp naar het andere en zeiden aan de mensen: ‘kom en laat een ​​mooie Godná op je lichaam aanbrengen’. Dit werd toen heel mooi in liedvorm verwerkt en bezongen. Hierdoor ontstond er ook een cultuur en een traditie onder deze groep.

(Godná of Lichaamsversieringen)

  1. De godná of Lichaamsversieringen werden ook gebruikt om de sociale positie, geslacht of beroep af te bakenen.
  2. De godná of Lichaamsversieringen werden aangebracht en dienden eveneens in de erotische betekenis, zoals, bijvoorbeeld, de aandacht te laten vestigen op erogene zones van het lichaam.
  3. De godná of Lichaamsversieringen werden gebruikt om allerhande tribale kunst te relateren aan de mythen, rituelen en festivals, magische of religieuze praktijken van de tribale gemeenschappen.
  4. Je kon toen de godná of lichaamsversieringen ook zien als creatie van de cultuur van de tribalen die nauw met elkaar waren geïntegreerd en het gaf de kunst van het schilderen, het zingen en dansen als de uitvoering van rituelen, huwelijken, en festivals van hun verleden, enzovoorts aan. Tatoeage was en is één van de belangrijke vormen van lichaamsversiering, die diepgaand zichtbaar was en is bij de tribale stammen in India als een integraal onderdeel van hun leven en cultuur. Deze tatoeages vormden één van de belangrijke aspecten van de cultuuruiting via de lichaamsversiering of beschilderingen.
  5. Uit interviews onder de Hindustaanse vrouwen in Suriname kwam naar voren dat ze verplicht waren zichtbaar een godná of lichaamsversiering aan te brengen op hun lichaam. Voornamelijk wanneer ze pas getrouwd waren. In het ander geval at en dronk men niet bij zo’n gezin of een familie, waar de huisvrouw op haar lichaam geen godná had.
  6. De godná of Lichaamsversieringen werden op het lichaam aangebracht ook om gezondheidsredenen (tegen ziekten en kwalen).
  7. Er zijn gemeenschappen die in het verleden de nadruk legden op erotische versiering van vrouwen en anderen benadrukken dat bij de mannen. De erotische betekenis van de tatoeage bij iemand was en is vaak en duidelijk zichtbaar. Mannen vestigen hiervoor de aandacht op baarden, tatoeages en penisscheden. Evenzo werd een symbool van een pauw op de borst getatoeëerd wanneer een meisje de puberale periode had bereikt.

Korte toelichting

De traditionele tatoesymbolen bestaande uit verschillende flora, fauna en bloemen, enzovoorts, was één van de belangrijke bewijzen voor de mens- en omgevingsrelatie van een bepaalde gemeenschap. De tatoeage die werd gebruikt door de stamvolkeren was één van de belangrijke aspecten van de stamkunst van India, die nog steeds de tribale cultuur en hun identiteit draagt. Op basis van de symbolen gebruikt in de tatoeage en hun locatie kan men de rijkdom van de tribale kunst schatten en ook in staat zijn om de stamkunst te onderscheiden van andere kunsten van het land. In deze context kan op basis van het hier aangehaalde geconcludeerd worden dat tatoeage één van de belangrijke aspecten is van de kunstvorm van de tribale gemeenschappen, die niet alleen werd gebruikt om hun lichaam te versieren, maar gaven ook de verschillende culturele betekenissen aan. Deze traditie om op het lichaam te tatoeëren onder de tribale stammen was een essentieel onderdeel van hun leven en cultuur welke van  generatie op generatie werd overgedragen.

Zo kenden alle gemeenschappen of samenlevingen van toen een eigen geschiedenis. Dit hing af van onder andere de geografische ligging, het klimaat en de tijd waarin ze zich bevonden en de daaruit voortvloeiende leefgewoonten, welke zij zich eigen maakten of eigen hadden gemaakt gedurende hun ontstaan en voortbestaan. De traditie die in culturele uitingen uitmondde, is namelijk mede afhankelijk geweest van tijd en omstandigheden. Afhankelijk hiervan gaf iedere gemeenschap of volk haar eigen beschrijving van haar ontstaan en ontwikkeling. Zo ook kende en kent de Hindustaanse samenlevingen tal van tradities, gewoonten en cultuur, terwijl ze ook een eigen beschrijving hebben gegeven van haar ontstaan en haar verdere ontwikkeling binnen de verschillende Hindustaanse gemeenschappen. De godná of tatoeage van vroeger vormde zo een stukje identiteitsvorming bij de verschillende Hindustaanse gemeenschappen in India.

De Hindustaanse gemeenschappen

De vroegere Hindustanen in India leefden in gemeenschappen, sommige daarvan in de steden en maakten deeluit als ‘medewerkers’ van de zogeheten koninkijke hoogheden en andere behoorden tot de tribale gemeenschappen (deze gemeenschappen leefden of leven meestal in verschillende ‘stammen’ op afgelegen plaatsen). Zo hebben de verschillende stammen hun eigen identiteiten en eigenschappen kunnen behouden.

Meestal hadden de vroegere stammen hun eigen culturele identiteit en deze werden in verband gebracht met hun kunsten, ambachten en architectuur als één van de meest fascinerende onderdelen van hun cultuuruitingen. (meestal behoorde de kennis van deze kunsten enzovoorts tot hun immaterieel cultureel erfgoed en deze  werd mondeling van generatie op generatie doorgegeven en overgedragen. Heden ten dagen wordt hun cultureel erfgoed als een erfelijk deel van hun culturele rijkdommen beschouwd).

In India werden de tatoeages en de lichaamsversieringen voornamelijk bij de stammen in Centraal-India aangetroffen en ook als een soort integraal onderdeel van hun leven en cultuur beschouwd.

Voorbeeld van godná binnen een stam

Tabel 1: symbols and location of different types of tattoo in the Baiga

s. no. symbol Local name sex Age/time Parts of

body tattooed

Remarks
01 Lines of dots kajeri female After marriage Thighs
02 Lines of dots kajeri female After marriage Thighs
03 Round like flower phulia female Knee
04 flies mokhi female Back
05 Fish bones Machli ki haddi female After marriage Leg Not tatted until marriage
06 Steel chakmak female After marriage Leg Not tatted until marriage
07 Heart, plates, spoon Seeta Rasoi female After adolescent Forehead Before marriage
08 The turmeric root Haldi gath female When a girl reaches puberty Arm
09 Peacock female When a girl reaches puberty Breast Not tattooed until marriage
10 Basket Dauri Female When a girl reaches puberty Breast
11 Triangular Female About five years Forehead
12 A pattern of any kind Jhopori Female At the time of marriage or later On the back of the hand
13 Magic chain (?) Sakri Female
14 Dhanda Female
15 Bai / ankhi Female Between the palani
16 Scorpion Bicchu Both male & female Forearm
17 Moon Chandamama Male Back of the hand
18 Male Affected parts of the body In order to cure rheumatism

(Source: After Elwin 2007): Proceedings of the National Seminar on River Valley Civilization of Chhatisgarh & New Research in Indian Archaeology.Raipur,C.G. p.227 to 244 

(bron): de centrale Aziatische spiegel – International Journal of Research, Volume II, Issue II, mei-2015 ISSN: 2348-6112 www.asianmirror).

Er waren (en er zijn nog) stammen in India waar de mannen als de vrouwen hun lichaam versierden met tatoeages en deze staan bekend als de Baiga stam in Madhya Pradesh.

Baiga behoort tot één van de primitieve Stammen van Madhya Pradesh en ze staan bekend om hun traditionele behandelmethode en verschuivende cultivatie. Ze leven in een bepaald bebost gebied van het district Dindori, geïdentificeerd als ‘Baigachawk’. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke Baigas zijn dol op lichaamsversiering. Ze dragen graag verschillende sieraden, gemaakt van goud, zilver, plastic, gras en hout etc. in hun verschillende lichaamsdelen. Trouwens, de vrouwelijke leden willen hun lichaam versieren met verschillende soorten tatoeages. Elk van deze tatoeages heeft een specifieke culturele betekenis en is getatoeëerd op een bepaalde leeftijd en op een specifieke locatie van het lichaam. Zo is bijvoorbeeld Seeta Rasoi, een tatoeage bestaande uit het symbool van een vuurplaats, bord en lepels, getatoeëerd aan de vooravond van een Baiga-meisje toen ze volwassen werd. (Elwin 2007; Tiwari 2009; Tiwari 1997). De details van de door de Baigas gebruikte tatoeages worden in tabel 1 gegeven.

Bronnen:

  • Carol R. Ember, Melvin Ember en Peter N. Peregrine, Anthropology (12e editie). Delhi: Pearson, 2007 p.477;
  • Baiga Development Authority, Dindori, 2005;
  • Elwin, The Baiga. Delhi; Oxford University Press, 2007 (Indiase herdruk);
  • Journal of the Indian Anthropological Society, Vol.-48 (No-1), 2013, pp.91-101;
  • Coral R. Ember, et.al. p.478. 9 Luard, tatoeëren in Centraal-India. Bombay, 1905, p.1.;
  • Coral R. Ember, et.al. p.479. 12 ibid.;
  • Asian Mirror- International Journal of Research, Volume II, Issue II, Mei 2015 ISSN: 2348-6112 www.asianmirror.in 82;
  • Mohanta, Basant K. 2015. Tattoo and Tribal Identity: A Case of The Baiga Tribe of Central India. Aziatische spiegel – International Journal of Research. Mei. Vol 2, Issue 2. Pp.80-87;
  • Landelijke India werkgroep. (1984). India: Oogst van armoede;
  • Moore, Gilian, & Gestel van Jan. (1986). Bibliotheek der landen: India;

Reacties zijn gesloten.