Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 5: Alfun: “Van het ene warme bad in het andere.”

Als ik hoor dat Alfun op de bezoekerslijst staat, spring ik een gat in de lucht. Lees zelf maar waarom zij één van mijn helden is.
Alfun is het oudste kind uit een gezin van 13. Zij heeft 6 broers en 3 zussen. Haar vader is als baby samen met zijn ouders geëmmigreerd uit India, met een contract voor arbeid op de plantages. Thuis hoorden ze nog de verhalen van oma over de talloze blaren op beide handen van het koffie-plukken. Over haar moeder zegt Alfun dat die eerlijk en oprecht goed voor hen allemaal en voor opa heeft gezorgd; ze baadde (waste) de oude man ook toen hij dat niet meer zelf kon. Moeder deed behalve het huishouden ook aan landbouw vlakbij huis. Zowel de moeder als de vader van Alfun hebben allebei een hoge leeftijd bereikt.

Sebieren HassenmahomedAlfun heeft de lagere school, tot en met de 7e klasse (vergelijkbaar met eind groep 8 in Nederland) afgerond met heel hoge cijfers: voornamelijk achten en negens. Zij heeft mij dit schoolrapport laten zien. Omdat ze de knapste van de klas was, mocht ze van het schoolhoofd regelmatig als schoolassistent fungeren. Dit beviel haar prima en ze was er trots op. Groot was haar verdriet toen ze tot haar ontsteltenis niet naar de middelbare school in de stad mocht; huilen heeft niet geholpen. Een kardinale reden toen om Hindostaanse meiden verdere onderwijs te onthouden was ook om te voorkomen dat ze verliefd konden worden op een niet-Hindostaanse gast in Paramaribo.

Voor Hindostaanse begrippen was ze in die tijd, volgens de toen geldende regels in die groep, misschien zelfs te lang naar school gegaan. Haar vader had haar aanleg voor assisteren ook al in de gaten. Hij leerde haar zijn vak van kleermaker. Een oom kwam aan huis om haar het borduren te leren. Al snel was ze haar vaders rechterhand achter de naaimachine. Later volgde zij lessen in costumiére. Dat diploma heeft ze bewaard. Volgens mij heeft ze ook les gegeven op de Urdu school, maar dit herinnert ze zich zelf echter niet.

Vader bracht zijn kleding huis aan huis aan de man. Op een dag liet hij zijn oog vallen op een klant die hij geschikt vond als echtgenoot voor zijn oudste dochter. Als ambtenaar bij de rechtbank voor het tolken en bemiddelen bij echtscheidingen wist hij van de hoed en de rand over het uithuwelijken, arrangeren en wat paste bij de wetgeving. Hij bedacht een goed plan om de twee met elkaar in contact te brengen. De kleding die hij voor die bijzondere klant had gemaakt, vergat hij zogenaamd mee te nemen toen hij de boer op ging. “Ach” , zei hij “ik ben het alweer vergeten, het hangt kant en klaar aan de haak” . De klant zou het de volgende week beslist krijgen, maar de volgende week gebeurde hetzelfde en daarna nog een keer. Op een gegeven moment stapte deze bijzondere klant op zijn fiets, om zelf zijn zaakje op te halen.

Thuis aangekomen met zijn pakket, overhandigd door moeder des huizes, vertelt hij aan zijn zus dat hij mooie meiden gespot had. Missie geslaagd!. De zus zag er wel brood in, maakte er werk van en het balletje ging rollen. Alfun werd op een dag door haar ouders geroepen voor een praatje. Ze stelden haar op de hoogte dat ze zou gaan trouwen met die jongen op de fiets. Voor Alfun kwam het als donderslag bij heldere hemel gevolgd door een huilbui van jewelste. Haar jongere zus die op de afhaaldag ook aanwezig was, attendeerde haar op de mooie ketting en halve maan met sterhanger, “cán sitárá”, van de gast. Zelf had zij er verder geen aandacht aan besteed. Haar vader troostte haar met de belofte dat ze elkaar wekelijks zouden zien vanwege zijn werkgebied. Hij hield altijd woord. Ze herinnert zich niet dat hij zijn beloftes brak. Over het huwelijk dat eerst plaatsvond bij het stadhuis in Paramaribo met daaropvolgend de nikáh aan huis met barát, herinnert ze zich dat haar echtgenoot voor haar had gezongen. Wat ze zich ook goed herinnert van die dag is dat haar tante maar heel even gekomen was. Het was tante streng verboden om mee te gaan naar het stadhuis. Dat dringende verbod kwam van haar echtgenoot die tot een andere geloofsgroep behoorde.

In die tijd waren de Soennieten en Ahmadyas ineens lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. Er werd zelfs geroepen om je dochter aan elk willekeurige bevolkingsgroep uit te huwen als het maar niet aan de andere groep was. De eer van een familie werd op die manier aan de dochter des huizes opgehangen. Aanvallen in die hoek zijn altijd raak. Als Alfun over de afwezigheid van haar tante op haar bruiloft praat, wordt ze ter plekke opnieuw verdrietig en boos. Ze herhaalt steeds hoe erg ze dat verbod op die dag bij dat feest had gevonden, terwijl ze in de regel positief wil blijven. Ze neemt het die oom nog steeds kwalijk.

Volgens mij zat de oorzaak van de haat en nijd tussen de twee moslimgroeperingen bij een boodschapper van God uit het buitenland die de boel met succes opgestookt had. Volgens haar hadden de groepen tot dan redelijk naast elkaar geleefd.
Bij haar schoonfamilie is Alfun liefdevol ontvangen. Het was ook een groot gezin met veel zwagers die ze als haar eigen broertjes zag. In het huishouden hoefde ze niets te doen; de bewuste zus hield haar voor dat ze nog de ruimte zou krijgen als zij vertrokken was en dat het immers haar huis was [dit snap ik niet: welke ruimte en welk huis]. Alfun werd op handen gedragen door zowel haar echtgenoot als zijn familie. Daar zat ze dan, Prinses Grace Kelly te wezen (haar eigen carrière aan de wilgen gehangen door de nieuwe rol die ze nu had gekregen). De ervaring van haar tienerjaren, toen ze voor juf had gespeeld, stroomde nog door haar bloed: zij begeleidde twee van haar zwagers naar de stad om er een vak te leren bij verschillende bedrijven.

Het romantische huwelijk van Alfun houdt nog steeds stand. Op dagen waarop het minder goed gaat met haar kan ze op haar echtgenoot rekenen. Ze vertelt mij iets waardoor mijn hart uit mijn lijf springt en ik een rondedans op hun eettafel wil maken. Mijn vechtershart was te opgewonden geraakt om nog in de daarvoor bestemde holte te passen. Ik wou dat ik dit kon uitbeelden. Ze sprak over die fel begeerde “gelijke rang positie” waarvoor zoveel vrouwen al zoveel jaren vechten. Zij zegt: “Hij presteert het om eerst mij te bedienen, daarna zichzelf. Ik heb hem gezegd om dat vooral niet te doen waar anderen bij zijn”. Ik krijg de indruk dat ze oprecht meent dat hij zichzelf tekort doet door haar op de eerste plaats te schuiven. De gewoonte dat de vrouw heel vaak wacht met eten tot haar man gegeten heeft, is bekend. Eentje stierf bijna van de honger maar bleef wachten, vertelde ze zelf aan mij.

Alfun heeft goed contact met al haar kinderen die dagelijks bij toerbeurt over de vloer komen voor het koken en andere zaken die zij niet zelf kan verrichten. Participatie ten top om je vingers bij af te likken, om het met de woorden van ‘s lands premier te zeggen. Twee kinderen zijn overleden. Over dat verdriet heeft ze het liever niet. Bij het afscheid van haar zoon die er gekookt, bediend, opgeruimd en gepoetst heeft, stuurt ze de groeten voor thuis, en benoemt daarbij alle gezinsleden. Zij waardeert het om regelmatig een attentie te krijgen van haar zus uit het buitenland; een andere zus heeft ze onlangs opgezocht. Om haar dochter, een zangeres, die een paar danspasjes maakt met een bezoekster, glimlacht ze met de woorden: “Ze heeft haar zin gekregen hoor”.

Bij mij blijft steeds het beeld van de superintelligente tiener opdoemen. De vraag rijst of we de hindostaanse Sofie Redmond zijn mis gelopen, de eerste vrouwelijke arts in Suriname. Ik neem afscheid van een serene vrouw die haar verdriet moedig draagt, haar omgeving zorgvuldig bejegent, het positieve uit haar geloof laat horen waar het past en heel trots is op haar familie. Zij draagt een gekleurde hoofddoek los op het hoofd, eentje die af en toe over je schouders hangt.