Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 13: Kathleen: “Uit welke ‘baarvader’ ontspruiten ‘nood-en dood gedachten?’”

Kathleen is geboren en getogen in Guyana, in een gezin van dertien: moeder, vader en elf kinderen. Zij is het vierde kind na twee zussen en een broer. Over thuis herinnert ze zich dat haar moeder vrij streng was. Bijvoorbeeld: Na school vroeg ze aan mensen of ze Kathleen soms gezien hadden. Moeder kreeg dan te horen dat ze met jongens aan het praten was. En dan stond moeder klaar met de stok! Over het waarom van andere keren dat ze pak slaag kreeg zegt Kathleen het volgende: “Sowieso mocht ik nooit wat terug zeggen , ik kreeg klappen om niets.” In de periode dat haar zussen het huis uit waren, kwam zij aan de beurt voor het huishouden: “Op mijn elfde kookte en waste ik voor het hele huis.”

Sebieren HassenmahomedKathleen ging tot haar veertiende naar de MAVO; toen verhuisden ze van Guyana naar Suriname. Omdat de Surinaams Hindostaanse vader ziek geworden was, trommelde haar moeder zijn familie op, die bepaalde dat hij terug moest komen met het gezin. Haar moeder had toen twee vliegen in een klap geslagen, de affaire met een Guyanese maîtresse zou eindigen en zij gingen naar een economisch beter land. In die periode emigreerden grote groepen Guyanezen naar Suriname omdat er in Guyana amper werk was. Voor verdere scholing in Suriname vonden de ouders van Kathleen haar te oud, ook vanwege de vreemde taal. Naast het huis van de familie, waar ze opgevangen werden, werd er ’s middags naailes gegeven in een school. Kathleen werd er ingeschreven en schopte het tot Coupeuse; het werd haar passie. Ze vond het heel leuk om nieuwe patroontjes te ontwerpen. Toch was ze liever naar school gegaan:  “Ik heb de school gemist; tieners horen in de schoolbanken”, zegt ze.

Op een gegeven moment bespraken de buurvrouw en haar moeder met elkaar over een huwelijkskandidaat, voor Kathleen. Vanwege een sterfgeval in de familie van de toekomstige man moest er veertig dagen gewacht worden. Op amper zestienjarige leeftijd kwam voor Kathleen al een voorstel om met de zwager van de buurvrouw te trouwen. Kathleen: “Niemand heeft mij gedwongen; ik vond hem mooi, zelf was ik ook een knappe, moderne meid in minirok. Verder dacht ik dat het een Surinaamse gewoonte was om dochters jong uit te huwelijken.

De buurvrouw had ook geen grote dochters in huis, ze waren allemaal, pal na het verlaten van de middelbare school uitgehuwelijkt. Ze zei dat het was ter voorkoming van een eventuele zwangerschap of dat ze van huis weglopen met iemand buiten de eigen cultuur. Kathleen roept verbaasd: “Het ging best snel, ik moest nog zeventien worden!”

De ontvangst bij de schoonfamilie was nogal koel. Haar schoonvader had iemand anders op het oog gehad voor zijn zoon. Van hem moest Kathleen haar Moslimnaam gebruiken, ze mocht geen Sranang praten en de rokken moesten langer. Het Sranang had ze vlot onder de knie maar het Hindostaans en het Nederlands vergden meer tijd. “Je bent geen kafri (= creool)” had haar schoonvader gezegd, alsof dat minderwaardige mensen waren. Kathleen zegt dat het haar opviel dat andere groepen ook op die toon spraken over de Hindostanen, ze werden “koelie”s genoemd. Dit was ze niet gewend in Guyana. Ze gingen daar gemoedelijk met elkaar om. Er werd amper gelet op wie, wat was!  Haar zussen woonden samen met Creolen net als haar nanie. Haar moeder was Hindoe. Nooit heeft haar vader als Moslim er een probleem van gemaakt om met de familie te eten en te drinken. Integendeel,  hun vader had de kinderen in Guyana op Hindi les gezet om het hindostaans te leren omdat ze dat niet kenden. Iedereen sprak Engels.

Het Hindostaans werd door haar Nanie gesproken die getrouwd was geweest met Nana uit India. Kathleen heeft hem nooit gekend, omdat hij al overleden was. Ze heeft ook geen informatie over hem. (Nana was een veel oudere man dan Nanie). De moeder van Nanie kwam ook uit India. Ook over haar heeft Kathleen geen informatie. Haar Nanie kende het hindostaans dus zowel van haar moeder als van haar toenmalige echtgenoot. De Creoolse Opa met wie Nanie heel lang een relatie heeft gehad, kent Kathleen wel. Ze weet dat ze niet getrouwd waren met elkaar. Bij hen in de familie was het heel normaal dat haar zussen met Creolen samenwoonden. Kathleen geeft deze informatie over Creoolse partners van familieleden met zachte stem en gedoseerd door aan mij. Het ging als volgt: “Mijn Nanie had een Creoolse partner….. en mijn zus……. en nog een zus.” De schoonfamilie van Kathleen noemde haar “Demrailie” (=van Demrara, een andere naam voor Guyana) , dit gaf haar het gevoel van een indringer te zijn in een familie, die ook nog praktiserend Moslim was.

Verder zegt ze dat ze bij haar schoonfamilie geen schrijnende situaties heeft meegemaakt zoals ze van anderen heeft gehoord over hun schoonfamilie of wat ze in de Bollywood films laten zien. Ze vond het wel heel raar dat alle meegebrachte geschenken van de bruiloft verdwenen waren. Ze denkt dat haar schoonmoeder die weer door gaf als ze zelf naar een bruiloft ging. Ze had ook een kamer die op slot ging. Daar werden ook de levensmiddelen bewaard. Kathleen kwam er nooit. Een oudere inwonende gescheiden schoonzus die een dochter had, speelde de baas, meer dan de schoonmoeder. Met haar zwagers heeft ze het leuk gehad; eentje maakte altijd ruzie met zijn moeder. Kathleen was van haar ouderlijk huis wat ruzie gewend onder andere ”dat jongens elkaar kunnen afmaken!” In dit huis werd uitsluitend hindostaans gesproken waardoor Kathleen amper wist waarover de ruzie ging. Met de kleine meid van de schoonzus beleefde ze leuke avontuurtjes op het land, ze wandelden naar achteren bij het visgat of naar de koeien.

Bij de schoonfamilie was er geen elektriciteit voor haar naaimachine. Het ging er primitief aan toe. “Hun trapnaaimachine was pas lollig”, zegt ze hardop lachend. Er stond wel een gasfornuis dat zij in geen geval mocht gebruiken. Het was voor speciale gerechten, denkt ze. Op die naaimachine heeft ze ook kleding voor haar schoonmoeder gemaakt die een apart patroontje had, zoals een kort bloesje met een brede band op de taille, knopen met knoopsgaten voor en altijd met een kraag. De rok was van dezelfde stof met plooien tot boven de enkels.

Na amper een paar maanden huwelijk kreeg Kathleen al klappen van haar echtgenoot. Ik vraag haar wat aanleiding gaf voor agressie bij haar man. Ze zegt: “Mijn man betaalde de boodschappen voor het hele gezin, terwijl ik afhankelijk was van wat ik toegeworpen kreeg. Hij was ambtenaar. Ik, zijn vrouw, werd tekort gedaan. Pas nadat we verhuisd waren naar een eigen woning, dat was een paar maanden na het huwelijk, zag ik een loonstrook van hem. Hij verdiende goed, terwijl ik amper iets van dat geld kreeg.” Kathleen pakte haar biezen en ging terug naar haar ouders, die haar op hun beurt “plechtig” terugbrachten na gesproken te hebben met hun schoonzoon. Kort erna meldde het eerste kindje zich. Nu werd het echt pas heibel. “Terwijl ik mij moeilijk voortbewoog in de felle zon met een grote buik, bleef mijn man zich amuseren met de leuke meiden uit de buurt, ze gingen veel te joviaal met elkaar om,” zegt ze. “Meer dan ooit besefte ik dat ik er alweer bij hing.” Dit gevoel kende ze ook nog van thuis.: “De jongste kinderen hadden een hechte band met elkaar terwijl ik er als huishoudster voor moeder speelde.” Kathleen heeft herhaaldelijke pak slaag van haar man op de koop toe genomen. Ze wilde met man en kind bij elkaar blijven.

Vlak voor de onafhankelijkheid, toen grote groepen Surinamers naar Nederland emigreerden, waren ook zij van de partij. Voor de tweede keer ging Kathleen kort bij de schoonfamilie inwonen terwijl ze hun eigen huis aan het opknappen waren. Alles bleef hetzelfde. Ze kreeg amper geld. Haar man was veel van huis. Hij was actief in het buurthuis. Soms bereikte haar een gerucht over een liefje buitenshuis, als ze erover begon kreeg ze klappen. Kathleen nam een baan buitenshuis aan. Deze kon ze goed combineren met de schooltijden van hun kind. Deze keer sloegen de stoppen pas goed door bij haar echtgenoot. Hij vond dat zij absoluut niet gehoorzaam was. Meneer had namelijk bevolen dat ze niet buitenshuis mocht werken. Toen Kathleen betoogde dat ze geld nodig had voor het dagelijkse leven en niet uitkwam met dat beetje dat hij bereid was te geven, sloeg hij haar bewusteloos. Alsof dat niet voldoende was, gooide hij haar uit het huis, nadat ze bij bewustzijn was gekomen. Het was middernacht. Ze belde aan bij de buren. De volgende dag ging ze gewoon naar haar werk omdat er tenslotte op haar gerekend werd en zij de baan niet kwijt wilde raken. Haar man stuurde haar deze keer voorgoed weg. Ze werd opgehaald door haar broer. Kathleen zegt dat hij haar op het hoofd sloeg en altijd als het kind niet in de buurt was. Voor hem was hij de lieve papa. Ik vraag aan Kathleen waarom hij niet wilde dat ze buitenshuis ging werken. Ze zegt: “volgens hem zou ik mondig en bijdehand worden.”

Omdat haar vriendin een plek in haar omgeving wist waar er huizen leegstonden, motiveerde dit Kathleen om de knoop deze keer door te hakken. In deze moeilijke periode liet een aantal familieleden die gewend waren om bij haar over de vloer te komen, het afweten. Ze had net genoeg geld voor de eerste maand huur; de rest werd een probleem. Kathleen vond het zo raar dat haar man die voor het huwelijk alleraardigst was, daarna veranderde. Nog steeds verbaasd en verdrietig daarover,werpt ze de volgende vraag op: “Waarom, waarom kon het niet doorgaan zoals toen het begonnen was.”

Hierover heeft ze heel lang dag en nacht gepiekerd. Uit wanhoop heeft ze toen een boel pijnstillers en slaaptabletten tegelijk ingenomen. Haar vader, die toevallig langskwam, kreeg haar niet wakker. Toen ze in het ziekenhuis bij bewustzijn kwam, vernam ze dat haar kind opgehaald was door haar man, die gealarmeerd was door haar vader. Wederom gedoe met dezelfde persoon. Van de advocaat moest ze het kind zo gauw mogelijk terughalen. De relatie met de echtgenoot werd een poos nadat ze apart woonden, iets beter. De scheiding werd desondanks doorgezet. Allebei zijn opnieuw getrouwd en hebben kinderen gekregen. Wat Kathleen ook verbaast, is het feit dat alle zes zussen van haar ex-echtgenoot altijd buitenshuis hebben gewerkt, zonder dat er iemand in de familie op of aanmerkingen heeft gehad. Zijn moeder was de kostwinner. Zij verkocht melk, eieren, kippen, groenten en geiten om het gezin te voeden. Ze wil ook vermeld hebben dat ze in de acht jaar huwelijk nooit heeft gehoord of gemerkt dat haar schoonvader zijn vrouw sloeg. Verder zegt ze: “Ik heb eerder gedacht dat mijn levensverhaal een boek waard is.” Dit vind ik ook bijvoorbeeld over wat de betere Surinaamse economie haar aan ellende opgeleverd heeft of wat ze heeft gehad aan het leven in welvarend Nederland. Haar conclusie is dat zij niets en niemand heeft overgehouden nadat ze steeds gegeven heeft. “Ik leef nu met de dag”, zegt ze.

De leukste herinneringen heeft Kathleen aan Guyana; ze had er een middenklasse leven zoals in het bezit van koelkast en wasmachine, apparaten die alleen winkeliers hadden. Haar vader had er een leuke baan, ze was zijn assistente op betaaldagen. Hij vergoedde haar voor de administratie die ze voor hem bij hield. Ook vond ze de schoonzussen en schoonbroers in Nederland gezellig met elkaar omgaan, ze kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer.

Momenteel woont Kathleen leuk samen met een Nederlandse boer in het Noorden van het land, twee van de kinderen komen over de vloer, met eentje heeft ze een moeizame relatie. Als ik haar vraag wat ze anders zou doen als dat kon, zegt ze zachtjes:  “Ik weet niet of ik het mag zeggen.” Iets zachter zegt ze: “Ik zou geen kinderen willen hebben. Soms dacht ik dat het beter zou zijn als dat zorgenkind dood was. Dag in dag uit, jaar in jaar uit zorgen, niet weten waar het beland was en in welke staat. Rouwende ouders krijgen ondersteuning. Ik had van niemand hulp toen mijn kind moeilijk bleef. Terwijl ik al die tijd dacht ik dat ik het beter deed dan anderen in de familie, die ouderwetse regels hanteerden. Ik kreeg alleen maar verwijten, kon niets goed doen!. Toen ik onlangs een keer bij hem op de stoep stond omdat ik de kleinkinderen miste, heeft hij mij weg gestuurd.”

Ik troost haar dat zij echt niet de eerste is met deze noodgedachten in een noodsituatie en dat ouders vaker verstoten worden door hun kinderen, zelfs mishandeld en bestolen achterblijven. Er wordt niet over dergelijke situaties gepraat omdat het niet “cool en vet” is om de vuile was buiten te hangen. Het lijkt dan alsof jij de enige bent met dergelijke ervaringen.

Maar ik vraag aan lezers van dit stuk; is het verstandig om te blijven zwijgen over kinderen die niet in het gareel lopen en moeten ouders zich “verstoppen” vanwege het gedrag van hun kind? Ik denk en verwacht niet dat de schoonouders van Kathleen zich maar een moment schuldig hoeven te voelen. Het was anders geweest als hun kind, de echtgenoot van Kathleen die geweld op straat had gebruikt en iemand anders financieel “tekort” had gedaan.