Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 16: Tamara: “Zijn roots plaatsgebonden?”

Reacties zijn gesloten

Aanleiding voor het verhaal van deze jonge dame was haar recente reis naar India in het kader van haar werk. Tamara is juf op een ‘zwarte school’ in het centrum van Den Haag. Ik vraag haar om over haar ervaring te vertellen. Ze zegt: “Het was een reis die tot doel had om inspiratie op te doen door andere schoolsystemen te bekijken zoals de visie om een leerwijze vanuit de desbetreffende persoon te bekijken. Ik liet mijn gezin achter, dat is mijn vrouw en drie kinderen”.

Sebieren HassenmahomedOver haar roots zegt ze: “Ik ben voor de helft Hindostaanse, de andere helft is Nederlands. Het Sarnami beheers ik goed, mijn roots liggen volgens mij in mijn genen die ik van mijn vader en moeder heb, hun opvoeding en in hetgeen waartegen mijn moeder zich verzette. Eigenlijk ben ik slechts gehecht in het nu. Mijn jeugd ligt in Suriname, de volwassenheid in Nederland. Als kind had ik de vrijheid om te sporten, deed aan karate en tennissen, hoefde thuis niet hard te werken. Op zaterdag had ik klusjes zoals shutters schoonmaken en schoenen poetsen. Ik mocht niet alles wat ik bedacht, maar genoeg naar de maatstaven van nu. Mijn vriendjes kwamen thuis.

In India ontmoette ik voornamelijk vrouwen. In hun rol van leerkracht, maar met name in de rol van voortrekker en ontwikkelaar van nieuwe stromingen en visies. Ook stonden vrouwen aan het hoofd van de verschillende scholen die ik bezocht. De vrouwen leken op mijn moeder, in hun kracht en verbetenheid om bepaalde doelen te bereiken. Ze konden alle problemen aan en beren op de weg werden aangepakt. Hun doel en visie was steeds helder en met vereende vrouwenkrachten verzetten ze bergen. Ook op het vliegveld voerden ze de regie. Ze zagen er stoer, zelfverzekerd en sterk uit met kort haar en moderne kleding”.

Tamara is momenteel getrouwd met Gerda, ooit haar collega. In die tijd had ze zelf geen relatie. Haar verkering met Ram was een paar jaar geleden uitgegaan. Gerda woonde samen met haar vriend, ze had twee kinderen. De vrouwen waren gewone vriendinnen tot Tamara besloot ander werk te gaan doen. Ze zegt: “ Onderweg naar dat afscheid ontstond er iets tussen ons. We wisten allebei niet goed wat er precies aan de hand was en waartoe die gevoelens zouden leiden.”

Op advies van Gerda, besprak Tamara het met haar moeder. Zij wist het al: “ ’s Avonds laat belde ik mijn moeder dat ik er aankwam. Het was ook mijn verjaardag die dag. Ik woonde destijds zelfstandig in mijn eigen huis. Boven een aantal theelichtjes tussen ons op de salontafel, viel ik gelijk met de deur in huis met de woorden: ik ben verliefd op Gerda. Mijn moeder is “open minded” wist ik, maar toch hield ik rekening met wat eventueel gebeuren kon zoals: afkeuring, verstoting, of vervelende grappen. Vooral omdat het een onbesproken onderwerp was. Niemand onder de vrouwen in de directe omgeving was openlijk “lesbisch”. Mijn moeder heeft mij onvoorwaardelijk gesteund, Gerda en de kinderen waren ook van harte welkom.”

Ik vraag aan Tamara hoe de rest van haar familie gereageerd heeft op haar relatie met Gerda. Ze zegt: “ Ik heb van niemand enige negativiteit ervaren, zelfs mijn oudste khala (=tante van moederskant) toen bijna zeventig jaar, heeft ons normaal uitgenodigd en behandeld. Van mamoe’s (ooms van moederskant) begrijp ik dat ze moeite hebben, maar een eventuele afstand is niet groter of minder geworden. Er wordt niet over het onderwerp met hen gepraat. Aan mijn broertje heb ik persoonlijk gevraagd wat hij van de situatie vond. Hij zei dat hij geen moeite had met lesbische vrouwen, wel met homosexuele mannen. Dat mijn nichten van verbazing stil werden, begreep ik goed omdat ik ook verbouwereerd was toen ik stukje bij beetje ontdekte wat er aan de hand was met mij. Voor mij is belangrijk wat er na de eerste verbazing gebeurde, te weten de trouwe mensen zijn trouw gebleven. Het is logisch dat men verbaasd was omdat men niets had zien aankomen bij een nicht die ze vanaf baby gekoesterd hadden. Er was meer dan vijf jaar verschil tussen hen. Eigenlijk was mijn coming out gedwongen, nadat een khala met een neef of andersom was gaan roddelen. Ik was er toen nog niet aan toe, maar een van mijn liefste khala’s belde mijn moeder met vragen. Toen moest ik open kaart spelen. Ik heb mijn moeder gevraagd om het formeel bekend te maken bij haar zussen. Een ieder was positief, tot nu toe, 11 jaar verder”.

Over haar jeugd is Tamara best kritisch, ze maakt een analyse met de volgende conclusie: “Ik heb met name stabiliteit gemist door het vele verhuizen en veranderingen in mijn gezinssituatie. Ik heb bijvoorbeeld geen vriendinnen die mij van kleins af kennen. Vriendschappen uit de middelbare schooltijd zijn vergaan. Vroege herinneringen zoals anderen die in details hebben, komen bij mij niet voor. De langste tijd op één plek is waar ik nu woon; het is mij dierbaar. De eerste vijf jaren van mijn leven in Nederland heb, ik na ongeveer acht jaar toen ik er met vakantie terug kwam, niet herkend. Niet de straat, niet het huis, niet van buiten, ook niet van binnen.

Op mijn vijfde verhuisden we van Nederland uit dat huis naar Suriname. Het werden verschillende basis scholen vanwege verhuizing van het ene adres naar een ander waarvan ik amper schade heb opgelopen omdat het thuis tot dan redelijk rustig was. Na een jaar verblijf in Suriname werd mijn broertje geboren. We woonden bij mijn nanie thuis, een fijne plek tussen de koeien. Later verhuisden we naar een ‘betere’ buurt. Mijn nanie en nana bleven in mijn leven; ze woonden zelfs even bij ons in. Tot ze naar Nederland vertrokken. Wie wanneer ging weet ik niet meer. Op een gegeven moment ging mijn vader terug naar Nederland, hij had heimwee. Na een poos kwam hij weer een tijdje blijven, vertrok weer, kwam weer, vertrok weer. Ik had een part time vader. In de tijd dat mijn ouders samen waren, waren we niet vaak met z’n allen. Door wisselende diensten in de zorg, sliep er altijd wel één ouder overdag. De ander was bij ons of aan het werk. Ik herinner mij dat mijn moeder heel boos werd als ik haar wekte. Mijn vader sliep door alles heen, hij deed nooit moeilijk. Toen ik klaar was met de MULO ging ik mijn vader achterna, dat was ongeveer na negen jaar verblijf in Suriname. De scholen staakten en een betere toekomst lonkte. Het was mijn moeders idee. Mijn vader woonde er leuk in een flat maar regelde zijn zaken niet. In Suriname waren we gewend dat hij regelmatig een djogo (= liter bier) dronk, maar bij aankomst in Nederland bleek hij (weet ik nu) veel te drinken. Destijds wist ik eigenlijk niet wat normaal was. Achteraf denk ik dat hij toen te veel dronk. Zijn vader en broer vonden hem normaal, niemand was ongerust. Voor mij was het een desillusie. Mijn vader die ik hoog had staan liep soms dronken over straat, betaalde zijn rekeningen niet en was amper betrokken bij mijn leven. In een vreemd land, met amper vrienden of andere sociale contacten stond ik er alleen voor.

Telefoontjes naar mijn moeder begonnen en eindigden met tranen en groot verdriet. Ik was in Suriname al behoorlijk zelfstandig, mede door de afwezigheid van mijn vader. Na school tot mijn moeder rond vieren thuiskwam zorgde ik voor mijn broertje en het huis; ik kookte ook rijst. Mijn broertje heeft onder mij te lijden gehad. Ik moest voor hem zorgen. Omdat hij niet luisterde gaf ik hem vaak een pak slaag. Ik kreeg tenslotte ook klappen van mijn moeder. Ik wist ook niet beter. Na een jaartje in Nederland voegde mijn broertje zich bij mijn vader en mij. Hij wilde niet langer in Suriname blijven. Hij miste zijn vader. Ook voor hem werd het weer een andere basisschool. Nu was het wachten tot mijn moeder ook naar Nederland zou komen . Ik was vast besloten om niet terug te gaan, ook mijn broertje niet, ondanks dat hij in Nederland niet helemaal op zijn gemak was. Mijn moeder had geen andere keus dan haar leuke baan, sociale omgeving, maatschappelijke positie en mooie eigen huis daar op te geven, hetgeen ook geschiedde. Voor mij werd het een weerzien met haar na twee jaar.

Als we vanaf nu met ons vieren bij elkaar waren gebleven, dan had dat vastigheid geboden en was ik een gelukkig mens geweest. Omdat ik mijn broertje een keer was aangevlogen, moest ik van mijn moeder het huis uit. Ze verhuisde mij naar haar broer. Daarna werd ze door mijn vader zelf uit gegooid. Mijn broertje koos ervoor om bij onze vader te blijven. Hij hield van hem. Toen mijn moeder haar eigen huis had gingen mijn broertje en ik bij haar wonen. Het werd weer niets tussen mijn broertje en ik. Deze keer mocht hij er uit omdat hij mij geslagen had. Ik weet ook niet wat het was tussen ons. Ik herinner mij dat ik vaak boos was. Mijn broertje is nu volwassen, maar de tijd dat hij alleen bij mijn vader woonde heeft hem getekend. Hij miste begeleiding in het leven en gleed steeds verder af. Nu leeft hij een leven zonder vastigheid, “huisje boompje beestje” en zie ik hem slechts een enkele keer per jaar. Ik mis hem en vind het erg dat het zo is gelopen. Tussen ons, maar ook voor hem. Het leven is hem niet gunstig geweest en hij heeft geen makkelijke keuzes gemaakt. Hij verdient zijn geld op straat. Ik schaam me niet voor hem. Ik heb lang geleden afstand van hem genomen.

Ik herinner mij niet dat mijn ouders leuke dingen deden met elkaar. Ieder had eigen activiteiten. Hun geld werd besteed voor thuis, onze basisbehoeftes, uitjes en vakanties. Ik heb een leuke jeugd gehad in Suriname. Warm, rijk, vol met liefdevolle mensen. Mijn moeder zorgde goed voor ons. Later, in Nederland, had mijn moeder niet de regie over de financiën. De zaken waren toen ook niet goed geregeld.
Ik heb nooit begrepen waarom mijn vader in Nederland altijd dronken was. Als tiener wilde ik dat hij voor mij zorgde zoals ik dat altijd gewend was van hem. Ik had niet door wat verslaving was en wat normaal drinken inhield. Een keer ben ik hem op straat voorbij gelopen. Ik wilde niet bij een dronkaard horen. Ik schaamde mij op dat moment terwijl hij een super lieve vader was. Eigenlijk ging alles wel door bij mij zoals schoolgeld, zakgeld, met de klas op vakantie.”

Ik vraag aan Tamara wat zij in haar situatie toen met haar verslaafde vader had gewild. Ze zegt: “Waarom heeft niemand mij daar weg gehaald. Er waren khala’s. Iemand had voor mij moeten zorgen. Maar ik denk dat ze niet wisten hoe eenzaam ik toen was.”
Over haar eigen gezin zegt ze: “Ik knok voor alles, ik verhuis niet omdat het ten koste gaat van vriendschappen en een sociaal netwerk. Ik hoop dat mijn kinderen nooit ver weg gaan wonen. Het aanknopen van nieuwe relaties op latere leeftijd verloopt moeizaam. Voor de kinderen van Gerda ben ik hun meemoeder zoals Gerda voor de mijne is. Voor ons gezin zijn zij allen broers en zussen, voor ons zijn zij onze kinderen en wij zijn hun moeders. Zowel Gerda als ik hebben de ervaring dat er niet persee een biologische band hoeft te bestaan voor liefde en warmte. We zijn nu elf jaar met z’n vieren bij elkaar. Ondertussen kwam er een vijfde kind bij. Uit mijn buik, hij is drie jaar oud. We trouwden toen ik tweeëndertig was. Het werd een feest met alle familieleden met wie wij tot dan regelmatig omgingen. Alle genodigden waren er. Familie, vrienden, collega’s en mijn leerlingen uit groep zeven. De leerlingen op de school waar ik werk, zijn allen islamitisch. In de afgelopen elf jaar zijn er twee ouders geweest die een punt maakten van mijn geaardheid. De school is achter mij gaan staan en de ouders zijn na verloop van tijd bijgedraaid”.

Van mijn Nana en Nanie herinner ik mij dat ze heel lief waren. Nooit heeft eentje met stemverheffing tegen mij gesproken. Ik weet dat ik naar boven rende toen ik van de koorts ging ijlen. Met Nanie ging ik als klein kind naar de moskee in Suriname. Ze nam dan opgerolde roti sardines mee. Nana was de Imam. Ik was voor hem niet zo interessant en dat was wederzijds. Met nanie kon ik later, rond de leeftijd van 16, gewoon over mijn vriendjes praten. Ze was mijn rustpunt, ook in de tijd dat ik zonder mijn moeder in Nederland was. Ook toen ik volwassen was kon ik er terecht voor een kop thee, een gebedje. Ik moest wel met haar afspreken. Ze had haar activiteiten: koffie drinken met anderen,de bingo en leerde memory spelen. Ze leerde Nederlands lezen en schrijven. We moesten verplicht Nederlands met haar praten. Mijn Nanie overleed, tegelijk met de start van mijn huidige relatie, voor ik haar iets kon vertellen. Ik mis haar nog steeds. Ze was mijn rustpunt in het leven en het middelpunt van de familie. Voor beide rollen is tot op heden geen vervanging gevonden”.