Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 21: Saira: Bij de “Moe dikhaai” kreeg ik ook sieraden van vlees en bloed

SebierenHassenmahomed2016200Saira is 64, zij woont in het Noorden van het land in een volksbuurt langs een  kleine straat  waar het net geen hofje is. Een ieder in de straat maar ook  twee straten verder kent elkaar,  zelfs meerdere  generaties. Volwassen mensen noemen haar liefdevol Nanie. Zij is de enige Hindostaanse, een groot deel van de inwoners is Nederlands, de rest is van overal. Als ik plotseling weg moet, regelt ze dat met de buurman, zoals we dat in Suriname gewoon zijn te doen. Ze vertelt over een andere buurman: “ Ik besefte ineens dat ik hem een dag of wat niet opgemerkt had, toen ik hem belde bleek hij in het buitenland te zitten”.

Saira spreekt met mij af dat ze het niet over het geloof wil hebben, ze zegt: “Ik behoor tot een oude groep die er vanaf het begin van de Islam was, heb zelf gekozen om mij te verdiepen en volgens bepaalde regels te leven  zoals vijf keer per dag een gebed doen, een hoofddoek dragen en veertig dagen uit de koran lezen bij overlijden. Ach nu hebben we het toch erover.”

Over haar jeugd zegt ze: ik heb  de lagere school doorlopen daarna waren er  geen mogelijkheden meer, voornamelijk vanwege het ontbreken van middelen thuis. Jongens kregen de voorkeur omdat zij  tenslotte  kostwinner gingen worden. Ook mijn, amper een paar jaar oudere zus, was niet verder naar school gegaan. De echtgenote van mijn vaders broer( Berkie Maai)  had in die tijd de regie. Er was thuis werk genoeg, zoals het huishouden en op het land zwoegen. Mijn zus kon ook kei hard werken, roeide ook nog de korjaal met mensen en goederen een kilometer verder en terug om rijst en andere gewassen te verbouwen. Toen ze het  huis uit was na uithuwelijking nam ik haar taak over. Wat liet die een groot gat achter, ze had al die tijd voor ons gezorgd, wat waren we verdrietig dat ze er niet meer was. Voor mij bleef er niets anders over dan mij voortaan in te zetten voor de familie, zoals mijn zus dat ook deed .

Als een moeder

Naast mijn moeder

Stond ze

Mijn lieve Zus

Volgzaam als ze was

Gelijk mijn moeder

Ook voor mij brak de dag aan dat er een voorstel kwam om te trouwen, ik  was zeventien.  In de boot stappen met iemand uit de stad, zag ik wel zitten. In ieder geval niet meer zo hard als thuis te hoeven werken, trok mij wel aan. Het was een leuke moderne jongeman, ik werd het eens met hetgeen voorgesteld werd. Na het grote feest ging ik in de stad met hem op de bovenste verdieping, in het huis van een familie van mij wonen, we kregen een kind. Hij werkte buitenshuis ik deed het huishouden en zorgde voor ons allen. Mijn echtgenoot bleek een alcoholist, hij bleef soms ook ’s nachts weg.  Na anderhalf jaar zonder hoop op enige verandering gebeurde het volgende: Er meldde zich een dame met de mededeling dat hij bij haar was. Bij mij sloegen toen de stoppen door. Ik heb gewacht tot hij zich meldde. Heb toen zijn koffer met inhoud door het raam naar beneden geslingerd, het was over en uit!. Ben  ook gelijk naar de bank gegaan om alvast  een deel van ons geld  op te nemen. Mijn Oma  en andere familie werden boos op mij, ze keurden mijn gedrag af!. Gelukkig steunden mijn  beide ouders  mij wel. Ze waren immers op de hoogte omdat ik hem eerder een keer om diezelfde reden verlaten had.

Na ongeveer een jaar was ik het alleen wonen beu geworden, verlangde ook naar mijn familie. Bij bezoekjes had ik gemerkt dat ze het bij mijn ouders wel gezellig vonden als ik er met mijn kind was. De beslissing om voor altijd naar hun te verhuizen, was niet moeilijk. Ik vond betaald huishoudelijk werk in de directe omgeving en vermaakte mij wel.  Al gauw merkte ik dat de getrouwde jonge vrouwen in de directe omgeving, mij als een bedreiging ervoeren. De buurvrouw had bijvoorbeeld een nare opmerking gemaakt waardoor ik ieder contact of gesprek met haar man, mijn buurman, vermeed. Na ongeveer zeven jaar, stapte  een goede huisvriend tevens verre familie, op mij af met de mededeling dat hij een lief en aardig iemand voor mij had. Het was een weduwnaar met een paar kinderen. De eerste die bijna flauw viel toen ze over het exacte aantal kinderen hoorde, was mijn moeder. Ik was helemaal niet gewend om die emotie bij mijn moeder te zien. Mijn moeder was gewend alles maar te aanvaarden zoals het was, ging ook nooit de confrontatie aan. Later legde ze zich erbij neer. Bij mij ontstond de indruk dat zij gedacht moet hebben; “ zie  maar hoe je het redt met je bijdehante gedrag”. Na een paar keer praten had ik wel oor, voor hetgeen de goede vriend tevens verre familie, te bieden had. De daarop volgende keer kwam de  “iemand” mee. Van mij werd verwacht dat ik nog dezelfde dag in overleg ging over hoe, wat en wanneer verder. Hij vertelde mij dat zijn echtgenote bij de bevalling was overleden en dat de baby nog in het ziekenhuis lag. Zijn buren en familie hielpen hem met de kinderen thuis. We trouwden na de veertig dagen rouw, mijn zoon ging gelijk met mij  mee.

Ik trof hele lieve kinderen aan, ook mijn echtgenoot was het mooiste wat mij kon overkomen. Met het sluiten van dit huwelijk ben ik  moeder geworden van extra kinderen. Samen met mijn man hadden we zes kinderen om groot te brengen. Hij werkte buitenshuis ik deed het huishouden, tot ook wij besloten om voor de onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland te emigreren.

Tot mijn grote schrik vond de biologische vader van mijn biologische kind het niet goed dat zijn kind naar het  buitenland zou vertrekken. Zonder zijn toestemming kon ik geen paspoort voor mijn kind maken. Mijn familie stelde voor dat wij alvast gingen, zij vingen mijn zoon op en beloofden om  ervoor te zorgen dat het probleem zou worden aangepakt. We vertrouwden erop dat een persoon die na de scheiding nooit meer naar zijn kind had om gekeken , noch een cent alimentatie had betaald, nimmer zoveel inspraak kon hebben. Het was duidelijk dat hij wilde pesten. Binnen negen maanden was mijn kind alweer bij mij.

In Nederland ging ik voor de afleiding in de avonduren werken maar ik kon het geld ook goed gebruiken met allemaal schoolgaande kinderen, extra geld was gewoon prettig. Ik heb mijn dochters wel  aangemoedigd om naar school te gaan. Want, zei ik, met weinig opleiding is het ook weinig verdienen en voldoende geld is gewoon makkelijker. Ik wil niet betogen dat kinderen die met meer geld zijn opgegroeid gelukkiger zijn. Mijn kinderen zijn met minder middelen ook dankbare mensen, die het goed doen in de maatschappij.

Helaas werd mijn man ongeneeslijk ziek en overleed. Op mijn zestigste werd ik weduwe. De kinderen waren allemaal al de deur uit, ik kwam alleen te staan. Gedurende de veertig dagen was het druk er kwamen familieleden en alle kinderen voor de rouwverwerking. Gelukkig voor mij bleven een aantal mensen komen, ook de directe buren. Zelf kon ik het niet opbrengen om de deur uit te gaan, wilde niet eens bij mooi weer naar de tuin. Een Nederlandse buurvrouw die al boodschappen voor mij haalde, zette mij verplicht in de tuin, het buurmeisje sliep  met mij. Na ongeveer vijf maanden besefte ik dat mijn echtgenoot echt niet meer terug zou  komen, wat ik ook zou doen of laten.Al het huilen had niets geholpen. Op een prachtige dag,  stapte ik op de scoot mobile en ging naar het park. Heb er de hele middag rond gereden. Toen ik thuis kwam was ik bek en bek af. De maandag erop ben ik weer gaan sporten. Daar was iedereen, God zij dank, normaal niemand was overdreven over het verlies zoals sommigen precies denken te weten wat een ander meemaakt.

Nu ben ik drie jaar verder, mis de gesprekken met hem, het overleggen over de kinderen en samen met hem beslissingen nemen over alles en nog wat. De kinderen hebben hun eigen zorgen. Ze ergeren zich soms aan mij als ik teveel aandring op wat en hoe ze moeten handelen met nare gevolgen zoals ruzietjes. Toen ik het een keer bij de huisarts te kwaad kreeg, verwees hij mij voor begeleiding.

Nadat ik verschillende keren hetzelfde had herkauwd bij de sociaal werkers zonder dat ik opschoot, adviseerden vriendinnen mij om alle gedachten te gaan beschrijven. Dit vond ik een goed idee, ging werkelijk alles neer pennen wat mij bezig hield. Aan het eind kwam ik tot het inzicht dat ik met de kinderen botste omdat ik hen opscheepte met dingen die ze van mij moesten doen in het kader van   rouw en bescherming van hun overleden vader. Het moest  middels gebeden, er zijn speciale “doewa’s”. Maar de kinderen waren niet op mijn manier met het geloof bezig, ze rouwden met hun vrienden en kennissen zoals het hen uitkwam. Bovendien waren ze stuk voor stuk allemaal aan het werk met drukke gezinnen. Het gaat  stukken beter sinds ik niets meer voor hen aan het bepalen ben.

Als ik mijn leven opnieuw zou mogen inrichten zou ik wel gaan leren voor een betere toekomst. Niet dat ik de ervaring heb dat beter opgeleide mensen  gelukkiger voor zichzelf en hun omgeving zijn, maar het zou iets gerieflijker zijn met meer financiele mogelijkheden. Ik zou mijn familie in Suriname, met name mijn ouders en mijn broertjes en zusjes een keer extra kunnen bezoeken. Studeren doet men ook om kennis te vergaren. In grote lijnen is het ons goed gegaan, kinderen hebben veel aan elkaar met uitzondering van eentje met wie er moeizaam en weinig contact is. Ik kijk terug op veertig mooie huwelijks jaren. Momenteel heb ik ook nog voldoende leuke buren om mij heen. Een blanke buurman heeft mij zelfs met de auto opgehaald om aangifte te doen tegen die ene politicus. Omdat hij anders niet te stoppen was bij het ophitsen. Ik dacht ook; vandaag pakt hij de Marokkaanse groep, morgen kan ik aan de beurt zijn. Dus heb ik de klacht tegen discriminatie ingediend in de overtuiging; ter voorkoming van erger.