Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 22: Kamla: “Alleen wonen is goed, samenwonen is beter”

Sebieren HassenmahomedKamla staat bekend als een lief persoon die altijd haar medewerking verleent. Zodoende bereik ik haar via een ander die mij zonder overleg of afspraak meeneemt. Bij het onverwacht binnenvallen tref ik een  vijfenzeventigjarige met nul rimpels, haren zijn pikzwart, ze heeft een mooie jurk aan, ook haar huis en erf zijn pico bello verzorgd.

Nadat Kamla bij mij informeert of ze in moeilijkheden kan komen door haar verhaal start ze over zichzelf: Ik ben het oudste kind van twaalf, zelf kreeg ik hetzelfde aantal kinderen. Ben geboren en getogen op “Parnassie”(=plantage). Mijn beide grootouders van vaderskant zijn afkomstig uit India. Ik heb mijn grootmoeder nog zelf verzorgd, deze droeg  “Khoe khroe birwa’s” (= holle, opgeblazen armband met slangenkoppen aan het begin en einde) en tjoeria’s, deze zijn  dunnere armbanden idem met een puntig begin en einde . Adja was het meest traditioneel, hij ging in de dhotie en koerta gekleed, soms een overhemd met pantalon en een trui met ronde hals. Hij voerde dagelijks de rituelen uit en heeft nog tot zijn dood op het land gewerkt. Hij at uit de “Tharia” (= zwaar plat koperen bord met opstaande rand) en dronk uit de “Loota” ( sierlijke koperen vaasvorm bestemd om uit te drinken). Adjie gebruikte het gewone servies. Het echtpaar ging altijd samen op stap. Adja is in zijn slaap overleden.

Mijn moeder, zegt Kamla, zij was landbouwer, ze plantte cassave, banaan en rijst voor de verkoop. Verder vertelt ze: Ik trouwde vier maanden voor ik veertien werd. Een week nadat ik met de baraat bij mijn schoonouders was gekomen, ging ik terug naar mijn ouders, voor een poos, dat was de “Gawna”. Ik heb ook nog twee weken bij mijn schoonmoeder geslapen. De “Gawna” hield voor mij in: verblijf bij mijn ouders terwijl ik al  getrouwd was. Ik bleef toen bij mijn ouders tot een bepaalde leeftijd was bereikt. Kamla:  Bij het huwelijk heeft mijn echtgenoot de sindhur zeven keer van voor naar achteren op mijn middenscheiding geplant. De “goodna” (=tattoo)  op  mijn onderarm  heeft mijn schoonvader met alle geweld gewild  toen ik negen maanden getrouwd was. Mijn schoonmoeder had ook op beide onderarmen Hindi teksten.

Een andere vrouw vertelde dat ook zij de “goodna”  bij de schoonfamilie had gekregen, zij heeft slechts de initialen van haar echtgenoot omdat ze de pijn niet verdroeg. De plek waar geprikt werd, werd dik, ook haar gezicht zwol tegelijkertijd op, van het huilen. Haar echtgenoot heeft toen een opmerking naar zijn ouders gemaakt over mishandeling van het kind van een ander. Zij vertelt dat er ook vrouwen zijn met een plaatje van een keuken. Daarbij vermeldt ze dat, dat niet raar was omdat de keuken, toen, immers hun enige domein was, vrouwen hadden nergens anders te gaan. Dat huisje komt overeen met het beruchte motto: “De vrouw heeft maar een recht, dat is de aanrecht”.

Bij Kamla staat de naam van haar echtgenoot zowel in Hindi als in het abc onder elkaar. Kamla zegt dat het in de traditie ingebakken zat dat de vrouw slechts een keertje trouwde terwijl de man zeven keer mocht, nu is het niet meer zo. Het was ook niet eerlijk zegt ze.

Ze  vertelt verder: ik heb de lagere school tot de derde klasse gevolgd, toen werd ik afgeschreven om op de kleintjes te passen. Zo verging het ook andere leeftijdgenoten. Ik heb veel werk verzet, zowel bij mijn ouders als bij de schoonfamilie. De schoonzussen hielpen ook mee met het huishoudelijk werk,  ook zij werden allemaal jong uitgehuwelijkt. Vriendinnen heb ik nooit gehad noch toen ik in het ouderlijk huis was noch na het trouwen, nu ook niet. Bij mijn ouders kon ik nog uitrusten, bij de schoonfamilie presteerde ik onder druk; als het werk niet op tijd af was, kreeg ik kritiek. Verder is men goed met mij omgegaan. Niemand ging buitenshuis voor wat dan ook. Kleding werd aan huis geleverd, de Naaw ( een bode) bracht de uitnodigingen voor feesten, waar ik met mijn echtgenoot naartoe ging. Bij de uitnodiging kregen we van de naaw een aantal korrels gekleurde rijst en een kruidnagel.

Voor mijn schoonvader werd apart gekookt. We hadden geen tempel in de omgeving, de Pandiet kwam aan huis voor rituelen. Mijn zwagers en schoonouders gingen vaak in de stad bij familie logeren, de zwagers bezochten er de school. Op een gegeven moment ben ik  van die plantage verhuisd. Mijn man vond werk in een bedrijf op Saramacca. Eerst ging hij er de hele week blijven, kwam dan in het weekend terug, daarna bleef hij soms een hele maand. Toen hij vlakbij het werk een perceel kreeg ben ik met de kinderen naar hem verhuisd en ging ook in zijn bedrijf werken. Hetgeen ik verdiende werd in het huishouden en voor de kinderen besteed, het was niet veel. Al mijn kinderen gingen naar school tot ze uit zichzelf stopten. Degene die het meest geschoold is woont nu op mijn erf, hij heeft voor mij dit splinternieuwe huis gebouwd, waarin ik alleen woon. Over het alleen wonen krijg ik opmerkingen zoals; het zou niet goed zijn. Maar er zijn meer vrouwen die alleen wonen. Het is een nieuwe buurt waar arbeiders met hun gezinnen zijn komen wonen. Zodra de kinderen het huis uit zijn en er overlijdt een partner blijft er eentje alleen over. De meeste oudere vrouwen trouwen geen tweede keer. Ik geef de voorkeur  aan samenwonen boven opnieuw trouwen. Mijn zoon verblijft ook alleen, ik doe voor hem de was en kook soms ook voor hem.

Mijn man is een tijd geleden overleden. Toen hij overleden was is er met zijn vinger een beetje sindhur door mijn schoonzus en zus op mijn middenscheiding aangebracht die ze weer hebben weg gewassen. Daarna hebben ze de plek met houtskool zwart gemaakt tegen “tootka” (= een versie van kwade oog, oogrie aai). Zolang mijn echtgenoot leefde was ik “soohagen” ( = heilig, komt over als positief). Als alleengaande weduwe krijg ik minder erkenning noch van de  familie noch van anderen.

Momenteel heb ik een rustige oude dag, ik krijg  genoeg AOV, heb een dokterskaart en medicijnen zijn verkrijgbaar bij betaling van vijfendertig SRD, als ik naar een andere apotheek verderop moet, neem ik een taxi.

Kamla praat en vertelt opgeruimd. Niets geen kwaad over iemand of andere situaties, ook geen lichamelijke klachten, hoofdpijn is haar enige kwaal. Als ik haar vraag wat ze gemist heeft, is ze vooral realistisch. Zij heeft daarover niet nagedacht en die tweede kans voor een nieuw begin ziet ze niet voor zich.