Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 27: Sita: “Heen gaan zonder afscheid is hartverscheurend”

Reacties zijn gesloten

Sita en ik, onze kinderen en kleinkinderen kennen elkaar uit Den Haag. Onze ouders zijn ook al langer bekend met elkaar. Bij lief en leed zoeken we elkaar tot nu altijd op. Als ik met pen en papier op schoot plaats neem, vertel ik haar eerst over mijn bezoek  aan een festiviteit van “Sri Krishna”. Sita springt op en met stemverheffing roept ze: “ Het is een schande  voor de Hindoestanen dat “bakra’s” zo’n instituut uit de grond stampen en in stand houden. Het hoort de plicht van Hindoe’s te zijn. Ik heb thuis amper iets van godsdienst meegemaakt, misschien omdat zowel Adja en Adjie als  Nana en Nanie op het platteland woonden en wij in de stad. Ouders hadden misschien andere prioriteiten”.

Over zichzelf vertelt ze verder: Mijn Adja en Adjie zijn allebei uit India afkomstig, ze zijn met zoete praatjes gelokt om naar Suriname, een goede plek, te immigreren. Bij aankomst hebben ze gedurende 5 jaar heel hard en veel moeten werken, ze maakten lange dagen. Vanwege de ellende op de Surinaamse plantages zijn een aantal mensen na beëindiging van hun contract terug gegaan. Ik ben blij dat mijn voorouders zijn gebleven, anders zaten we nu misschien in bittere armoe. Van Adja weet ik dat hij in  dhotie en koerta gekleed ging met een peghrie op het hoofd en Adjie had aan beide voeten een kerra, de hesoelie aan de nek met een boel armbanden. Nana kwam ook uit  India, nanie was  in Suriname geboren. Deze voorouders overleden toen ik nog jong was. Hetgeen ik weet heb ik van horen vertellen, foto’s en uit ons Geschiedenisboek. Oude mensen hadden meestal niet de gewoonte om met kinderen te praten.

Wat ik mij nog herinner is dat Adja en Adjie  koeien hadden. Ik ging stiekem piepen als ze de koeien molken. Vanwege hun grote tanden vond ik de dieren eng. De melk werd op zacht vuur gekookt tot het een dikke laag saarhie (=room) had gekregen. Van de  saarhie werd ghee (= Hindostaans boter) gemaakt. Op een gegeven moment bleef er “dehie” en “maatha” (=yochert en karnemelk) over. Hoe het proces precies verliep weet ik niet. Ik stal de saarhie om het met suiker op de rijst te eten.

Ons gezin bestond uit acht personen dat waren beide ouders en wij met z’n zessen. Na mij zijn er twee van ons overleden, mijn broertje was tien dagen jong toen hij overleed en mijn zusje was een jaar. Van de ene weet ik nog goed dat ik van mijn moeder moest gaan kijken. Omdat ik de baby raar vond kijken heb ik mijn moeder erbij gehaald, ook haar viel op dat er iets niet goed was, het kindje  was helaas al overleden. Ik was klein, herinner mij amper meer erover, weet wel waar ze ter aarde zijn besteld. Nu is er geen spoor meer van die graven.

Na de lagere school ben ik naar de ULO gegaan en heb blindtypen geleerd. Het huishouden nam mijn moeder op zich. Bij mij ging het best modern aan toe in vergelijking met mijn nicht Rita die al op haar dertiende getrouwd was. Geen haar op mijn hoofd dacht er aan om haar voorbeeld te volgen. Ik ging iedere week met mijn broer naar de film in theater de Paarl en had het thuis heel gezellig.

Mijn vader was aannemer, had zijn eigen bedrijf, liep heel sjiek gekleed rond, had dan ook regelmatig een liefje met het gevolg dat hij en mijn moeder misschien daarom gingen scheiden. Voor mijn moeder brak een moeilijke tijd aan, zij ging in haar eentje voor ons zorgen. In die tijd werd er niet ver van ons huis gegraven voor de aanbouw van een brug over een kanaal. Daar groeide mooie “dagoe blad” (= bladgroente die meestal in en op het water groeit) dat ze plukte en in grote zakken mee naar huis nam om er bosjes van te maken voor de verkoop op de markt.

Ondertussen probeerde Rita mij te koppelen aan de broer van haar echtgenoot Djoties, haar zwager. Ik luisterde niet naar haar hoezeer ik haar ook bewonderde. Zij had een baan, droeg een uniform en reed in een jeep. Op een dag zijn beide broers zelfs thuis bij ons geweest om mij te zien. Ik  was op dat tijdstip op stap met mijn broer. Later vertelde Djoties dat hij de indruk had gekregen dat ik een losbandig persoon was die niet geschikt zou zijn voor een huwelijk met hem. Aan mij is toen niets doorgegeven over dat bezoek van de jonge mannen.

Met de echtgenoot van Rita liep het tragisch af. Hij had een buitenvrouw die  in verwachting was geraakt. Haar ouders zetten hem onder druk om hoe dan ook met haar te trouwen. Ze wisten zeer waarschijnlijk niets  over zijn bestaande gezin of wilden er niets over horen. Ze hadden hem zelfs bedreigd, werd verteld. Misschien is hij radeloos en angstig geworden waardoor hij op maar drie en twintig jarige leeftijd, een einde aan zijn leven maakte met een geweer. Zoals hij aantroffen werd, was duidelijk te zien dat hij niets had na gelaten waardoor zijn actie eventueel zou kunnen mislukken. Voor de hele omgeving was het een schok, niemand had zoiets bij hem zien aankomen.

Ondertussen kenden de schoonmoeder van Rita en mijn moeder elkaar ook via hun handel op de markt. Ze bedachten samen om het plan van Rita, om mij aan de broer van haar echtgenoot te koppelen, door te zetten. Mijn moeder stelde voor om weer eens langs Rita te gaan omdat we er niet waren geweest sinds de begrafenis van haar echtgenoot.

Het werd een heel eind lopen vanaf de hoofdweg naar binnen. Beide broers woonden tegenover elkaar op Jarikaba, dit  bacoven bedrijf had de arbeiders percelen verstrekt in de directe omgeving. Ik zou voor geen goud op “boitie” (=platte land) willen wonen, dat was bekend zowel bij Rita als bij mijn moeder. Ik had  eerder wat wanklanken gehoord over “Kendaal” (=Leidingen) waar mijn Nanie gewoond had. Verder had ik  geen idee wat “Kandaal” inhield. Later ontdekte ik  dat het kanalen waren waar langs de mensen woonden, de  weg  heette Leiding, de huizen waren op hun beurt gewoon genummerd zoals in een normale straat.

Bij het voorbij lopen had ik een mooie voortuin gezien met een prachtige omheining van verschillende soorten en kleuren boompjes en prachtig  bloeiende zinnia’s. Ik  bedacht dat daar een “bakra” zou moeten wonen. Toen ik dichterbij kwam zag ik een donkerbruine jongeman op het  voortrapje met een groot stuk suikerriet . Er stond ook een mooie fiets versierd met bloemen in de voortuin. Opvallend en apart allemaal. Toevallig was mijn vader daar ook nog aan het schilderen. Toen ik bij mijn nicht zat kwam dezelfde jonge man ook daar  op dezelfde  fiets. Daar herkende ik de Hindostaan in hem. Hij ging gelijk  naar achteren bij de moeders. Heeft ook nog met ze zitten praten. Later vroeg Rita aan mij of ik met hem wilde trouwen. Ik bleef weigeren om naar een plek zonder elektra te gaan wonen, mijn nicht begon hem te verkopen zoals; hij heeft een groot stuk grond, vast werk, mooi huis, houdt alles netjes bij. Op zijn huis en tuin was ik al  vanaf het eerste moment verliefd geworden omdat ik van bloemen hou. Op een gegeven moment vroeg Rita mij om drinken voor hem te brengen. Met het dienblad in de hand ging ik naar hem toe en zei “bhaai drink wat”. Ik sprak met mijn nicht af dat ik zou nadenken dan zou zij dat via mijn moeder horen. Aan hem vroeg ze ook of ik hem beviel. Hij antwoordde; “Als zij het goed vindt ben ik het ook ermee eens”.

Mijn vader vond het helemaal geen goed idee dat zijn dochter met een ongeschoold persoon ging trouwen, hij kende wel een betere kandidaat.

Op die dag bleven mijn moeder en ik bij Rita slapen. ’s Avonds gingen we naar een feestje in de buurt. Rita achterop de fiets bij haar schoonvader en ik bij Djoties. Op het feest vermaakte Djoties zich met zijn vrienden, niets geen enkel woord met elkaar gewisseld. De volgende morgen heeft hij ons tot de bushalte begeleid, alweer hadden we geen lettergreep tegen elkaar gezegd. Echter na zijn werk kwam hij bij ons thuis, maakte wel een babbeltje met mijn broers. Ik vroeg nog aan mijn moeder wat hij kwam doen. Hij bleef regelmatig komen om ’s avonds weer naar zijn huis te fietsen. Een keer verscheen hij op de kermis waar mijn vader een tent aan het opzetten was. Ik was stomverbaasd dat hij daar was beland, bracht ook voor hem een bord eten zoals gewoonlijk. Het komen en gaan zonder verbale communicatie heeft twee jaar geduurd. Inmiddels scheidden mijn ouders zonder dat wij enige vorm van ruzie of  wat dan ook gemerkt hadden.

Voor mijn moeder stond de weg nu vrij om haar eerste grote feest te geven. Ik op mijn beurt beredeneerde dat iemand die al zo lang speciaal voor mij zoveel moeite deed, wel heel veel om mij gaf. Bovendien vond ik dat hij altijd respectvol naar mij was geweest. Niet eerder een vriendje gehad of verliefd geweest vond ik  dat het huwelijk mocht plaats vinden. Djoties stond erop dat mijn biologische vader bij de ceremonie zijn rol moest vervullen, hij accepteerde geen plaatsvervanger zoals een broer of neef van mijn vader. Op het moment dat de ”baraat” gearriveerd was, stond de “Arya”- familie van Djoties  erop dat de rituelen volgens hun regels moesten plaats vinden. Zijn Adja schoof hetgeen mijn familie klaargezet had plechtig met zijn handen aan de kant. Sinds dat moment trad ik toe tot hun gemeente en het bevalt mij prima, vooral als ik vergelijk met de vele verplichtingen die de familie van mijn moederskant bij de “Sanatan”  hebben.

Ik verhuisde toch nog van het stadsleven naar het platte land. Van mijn schoonmoeder hoefde ik niet er onder te  lijden. Zij stuurde haar kinderen om water te sjouwen, de kleding en de vaat langs de kreek te wassen. Ik hoefde alleen maar het werk binnen te doen. Ze had ook slippers voor mij laten kopen. We gingen na ons huwelijk, een paar maanden bij  de ouders van Djoties wonen omdat mijn schoonmoeder pas uit het ziekenhuis was ontslagen. Ze waren allemaal lief voor mij. Ik heb eerst op de meerhie (=dammetje) staan kijken hoe ze rijst in de “gatta” ( sawa) plantten, daarna ben ik ook gaan helpen. Op een gegeven moment was ik eentje van hen geworden. Omdat ik een leergierig persoon ben, heb ik met alles mee gedaan. Behalve het sjouwen, zoals de rijstplantjes en de bossen geoogste rijst op het hoofd.

Na een paar maanden betrokken we het romantische huis van mijn man. Bij hem achterin waren er veel slangen. Hij haalde ook voor mij  een paar laarzen, zoals hij die voor zichzelf al had, waardoor ik mij veiliger voelde. De slangen bleven bestaan vanwege het grote bos achter de arbeiders percelen.

We zijn in het huwelijk naar elkaar gegroeid, gingen met elkaar uit, soms ook in een groep naar de film en naar feestjes in de omgeving. Ik ben in het buurthuis naar naailes geweest. Een vrouw kwam er speciaal om ons kleding te leren maken. Nooit heeft mijn man mij een stro breed in de weg gelegd als ik mij wilde ontwikkelen,ook niet als ik voor iets anders uit huis ging,zoals inkopen in de stad.

Een “buitenlief” dook wel op, zij woonde in de buurt. Deze informatie had ik van een zwager gekregen. Mijn man maakte zich in die periode ’s middags mooi om naar zijn “moeder” te gaan. Toen “ze” op een feestje van ons verscheen heb ik behoorlijk van mij laten horen tot ze vertrok. Toen ik hem vroeg wat er aan de hand was zei hij: ”zij wilde dat we iets met elkaar kregen”. Toen ik de vrouw later tegen kwam stuurde ze treiterend de groeten voor hem. Gedurende de tijd dat hij mij leerde kennen had hij een relatie met een getrouwde vrouw die hij toen als een baksteen heeft laten vallen, ook die heb ik gezien. Hij moet toch heel verliefd op mij geweest zijn dacht ik toen ik dat hoorde, mij mooier dan haar gevonden hebben, ik weet het niet.

Tijdens het huwelijk zijn er geen andere uitglijders geweest, meestal hebben we in harmonie geleefd. Toen het bacoven bedrijf stopte is Djoties  bij het centrum voor landbouwkundig onderzoek gaan werken, ik maakte kleding thuis, dat was een gulden en vijftig centen per jurk, toch nog goed verdiend,de klanten betaalden altijd en contant. De kinderen werden geboren, mijn jongste zusje was als peuter bij mij ingetrokken; ze was als het ware meegegaan met mijn huwelijk. Omdat mijn moeder heel vroeg naar de markt ging, had ze voor haar geen oppas. Deze zus is tot haar huwelijk bij ons gebleven.

Op een vroege ochtend vlak na de geboorte van mijn dochter, gebeurde er iets raars bij ons. Mijn schoonmoeder was zoals gewoonlijk om vijf uur opgestaan, ging peper uit de achtertuin plukken. Plotseling  botste ze tegen een man, die aan het wegrennen was met een piepjonge dame. Later bleek dat het de Predikant uit de buurt was die een minderjarige  ontvoerd had. Hij had het kind in de omgeving van zijn huis, in een hutje van bladeren en takken vastgehouden. De politie zat hem op de hielen zodoende zocht hij veiligheid via de achterkant van de huizen. Hij heeft een half jaar gevangen gezeten op Santo Boma, de gevangenis, en is nooit meer godsdienst gaan beoefenen. Zijn misdaad had grote opschudding veroorzaakt in de gemeenschap en werd mondeling  verspreid.

Het droevigste gebeuren in ons huwelijk was het heengaan van een baby, die vier maandjes was geworden. Het kindje had twee dagen hoge koorts gehad. Toen we bij de huisarts aankwamen was het te laat zei die, hij stuurde ons door naar het ziekenhuis waar de baby nog dezelfde nacht kwam te overlijden. Ons kind werd begraven, er is nu geen spoor meer van haar op die plek. Thuis hebben we het maar af en toe  erover omdat andere gebeurtenissen mij meestal in beslag nemen. Achteraf heb ik vaak zitten bedenken wat ik toen beter had kunnen doen opdat de baby gered had kunnen worden.

Negen jaar na de laatste baby werd ik verrast met een zwangerschap. We waren een dagje uit, ik werd misselijk, lustte niets van al het eten dat we thuis hadden bereid. Het raarst vond ik dat ik ook nog ging overgeven, ook de volgende dagen bleef ik spugen. Mijn zwager kwam op visite en commandeerde mijn man om mij met spoed naar de dokter te brengen. De dokter had niet veel nodig om mij te komen feliciteren. Ik was onthutst, wist niet hoe het mogelijk was, snapte er niets van. Nu is het nakomertje al groot en zelfstandig, heeft haar eigen gezin, woont vlakbij mij, vandaag heb ik nog lekkere brafoe( = soep v aardvruchten en droge vis) van haar gekregen.

Bij mijn ene zoon was het opvallend dat hij als groot ventje van ongeveer negen, rustig in een jurk van zijn zus over straat ging. Hij kende helemaal geen schaamte daarover, later bleek  dat hij homo is, voor mij was het geen verrassing. Ik volg praatprogramma’s op tv en weet dat het zijn aard is. Mensen hebben geroepen dat het door zijn slechte vrienden kwam. Ik word er niet moe van om die categorie te blijven uitleggen. In India, waar onze wortels liggen, kijkt niemand op of om als er een homo voorbij komt, hoe ze ook voor de dag komen. Ze zijn een deel van de gemeenschap, mijn kind is er ook opgeruimd over. Hij gaat net als de rest door met; er zijn in de maatschappij. Een kind van vier vindt het tegenwoordig in den Haag de gewoonste zaak van de wereld om aan te nemen dat hij homo is, hij zegt het gewoon op dezelfde toon als; ik heb een nieuw paar schoenen of ik zit op voetballen.

Mijn jongste zusje, degene die bij ons ingewoond had, was al in de jaren zeventig voor de onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland vertrokken. Zij woonde hier op kamers. Van haar gespaarde geld liet ze mijn man voor vakantie overkomen. Een familielid die werkte naast zijn studie, zou stoppen met de baan in een fabriek. Hij regelde dat werk voor mijn man die het met succes uitvoerde. Ook hij spaarde zijn geld net als  mijn zusje. Ondertussen  bleef hij tegensputteren om voor vast hier te blijven omdat hij zijn gezin miste. Hij voelde zich schuldig om hier een zorgeloos leventje te leiden zonder te weten of zijn vrouw en kinderen het wel redden. Vooral als hij aan de maaltijd zat speelde de heimwee op, hij had zorgen of zijn gezin in Suriname wel voldoende te eten had. Mijn zusje trok zich niet veel aan van het tegenstribbelen van haar zwager, stuurde geld voor de reis van ons allemaal. Ik verkocht ons perceel voor een bedrag dat het toen waard was. Nu zou het veel meer opbrengen. Het ziet er tegenwoordig heel luxe uit in die omgeving.

Djoties had weinig keus, met zijn spaargeld betaalde hij de voorschot voor een huis met drie woonlagen waarin wij bij aankomst met z’n allen introkken. Familie had helpen opknappen, zodoende is mijn zusje onze held. Zij heeft het gelukkig  heel leuk en mooi voor zichzelf,ook met de zegen van ons, we zijn trots op haar.

Een keer op vakantie in Suriname viel het mij op dat een kindje van een familie  zich terugtrok. Zijn ouders vertelden mij dat hij op school werd uitgelachen omdat hij zich als een meisje gedroeg. Het jongetje had ook opmerkingen gemaakt dat hij liever dood kon zijn, hij wilde niet meer naar school. Ik zag ook vage vrouwelijke karakter trekken bij hem, nu kan ik niet precies beschrijven wat ik toen zag. Ik heb hem apart genomen, tegen hem gezegd dat hij niet bang hoefde te zijn voor mij. Onder vier ogen heb ik hem gevraagd om mij te vertellen  wat er precies aan de hand was. Hij deed uit de doeken dat hij zich vrouw voelde. Ik heb hem verteld over de mogelijkheden in Nederland als hij wilde laten opereren. Voor het laatste had hij oor, misschien had hij al erover  nagedacht. Terug in Nederland heb ik zijn zussen op de hoogte gesteld, zij wisten van niets. Hij is hier opgevangen door hen en geholpen. Het hele proces heeft vijf jaar geduurd mede met de steun van ons allemaal.

Ik wil aan iedereen zeggen dat het bij niet- hetero’s  niet om aanstellerij  gaat of om “Bakra” dingen, zoals men de gewoonte heeft bij situaties die men verwerpt. Mensen die zo dom blijven praten krijgen geen vertrouwen  waardoor ze nimmer achter werkelijke gevoelens van anderen komen. In de familie van een kennis van mij  gaan twee mensen van hetzelfde geslacht binnenkort met elkaar trouwen. Dit is de eerste keer dat wij zo’n huwelijk met alle pracht en praal gaan mee maken. Ik kijk ernaar uit.

Ik vind dat ik goed geintegreerd ben in de Nederlandse samenleving , ben  een aantal jaren na verblijf in Nederland ook aan de slag gegaan, heb verschillende dagdelen bij verschillende werkgevers gewerkt, ook na mijn pensionering. We hebben thuis geen van allen ooit in de uitkering gezeten, nu ben ik al een paar jaar weduwe. Mijn man overleed na opname in het ziekenhuis, hij had het aan zijn hart. Het hele gezin had vrij genomen tot hij volgens onze  observatie en de info vd dokter een beetje was opgeknapt. Met hem hadden we afgesproken dat we niet meer twee keer dagelijks, ’s middags en ’s avonds op bezoek zouden komen omdat we allemaal weer aan het werk gingen. Hij had nog zijn tong voor mij uitgestoken toen ik na dat gesprek vertrok. Misschien was hij toen al klaar met mij en heel zijn leven, ik weet het niet.

De volgende middag alarmeerde het middagbezoek mijn schoondochter, dat we zo snel mogelijk naar het ziekenhuis moesten komen. Toen ik arriveerde, kon de arts mij slechts condoleren, terwijl ik niets vermoedend in de wachtkamer met de kinderen stond te kletsen. Mijn schoondochter had mij met spoed van het werk  opgehaald, ook zij was van kantoor gerend; ze had echt snel gereden toch heb ik geen afscheid kunnen nemen. Het spijt mij dat ik er niet was toen hij heen ging. In plaats van dat bezoek had ik daar moeten staan. Naar hun heeft hij wel een blik kunnen werpen. Ik heb verschillende keren aan hen gevraagd of hij iets gezegd had. Het vreemde gevoel dat hij is heen gegaan zonder afscheid te nemen is blijven hangen.

Terugkijkend op onze relatie was het enig dieptepunt dat hij losse handjes had. Sowieso vind ik het altijd mensonterend dat een man zijn vrouw slaat, waarom doen ze dat!. Slaan bakra’s hun vrouwen ook?. Hij kon niet verdragen als  ik mijn mening uitte. Een keer ben ik ook  woest geworden op hem, toen was mijn reactie niet mals. Hij heeft herhaaldelijk bij familie geklaagd over die actie van mij, niet dat hij ophield om te tonen dat hij de sterkste was hoor!. Hij stopte mij te slaan toen ik hem een keer goed aangepakt had. Ik heb hem goed te verstaan gegeven dat ik niet de eeuwige bobojantje (=sufferd) zou blijven. Het had hem echt verbaasd die laatste keer.

De tweede diep droevige gebeurtenis in mijn leven betrof ook mijn kind. Mijn zoon, knap om te zien, trots op zichzelf, goed opgeleid, werkzaam in een mooie functie, wonend in een mooi eigen huis met alles erop en eraan, hing zich op. Die mededeling kwam als donderslag bij heldere hemel. Wij kregen pas de volgende ochtend te horen dat hij er niet meer was. Mijn jongste kinderen kwamen regelmatig bij hem over de vloer. Nimmer heeft hij bij hun laten merken dat hij met een probleem te kampen had. Integendeel was hij vrolijk en opgeruimd, ondernam activiteiten met hen zoals fietstochten in zijn dorp en uit eten met z’n allen. Uit zijn agenda kwamen wij te weten dat hij onder behandeling was tegen depressie. Misschien leed mijn kind eronder dat hij ook in zijn tweede huwelijk kinderloos bleef .

Verder heb ik een zorgenkind die ondanks al zijn goede eigenschappen niet van de alcohol kan afblijven. Hij zorgt o,zo goed voor zijn kinderen en kleinkind. De laatste stopt hij in bad, verschoont haar luier, maakt het eten voor haar klaar, gaat ook op stap met het kleintje. Als hij daar is zoekt het kind hem de hele dag op niet haar ouders. Dat drinken wordt hem nog fataal ben ik bang, nadat hij alle moois dat hij met liefde had opgebouwd kwijt is geraakt. Het doet mij zeer als hij na het drinken ook nog ruzie met mij maakt. Hij heeft dan minder besef dat ik zijn moeder ben die alleen maar het beste voor hem wil. Het is dan alsof een fles alcohol tegenover mij staat, niet mijn kind. Ik wou dat ik die “fles” op dat moment kapot  kon slaan om ons allebei te verlossen van de ellende .

Sita is altijd  netjes gekapt en mooi gekleed, bijna alle Indiase patronen en kleuren staan haar goed of het een sari is of een ander, zij verschijnt in allemaal . Na verschillende afspraken is het ons  gelukt om een paar uur rustig en intiem met elkaar te praten voor het bovenstaande, hetgeen ze met liefde heeft gedaan.  De voorwaarde is dat ze haar verhaal terug wil zien.