Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 12: Sharda: “Mag ik vragen stellen over de architecten van regels en wetten in onze cultuur?”

Sharda wordt binnenkort vijf en zestig, woont in het zuiden van Nederland in een grote stad . De kinderen zijn al het huis uit. Ze werkt niet buitenshuis, heeft een uitkering. In  haar vrije tijd zingt ze “baithak gana”( zittend zingen?) in het buurthuis. Ze vertelt mij dat ze Diwali heeft gevierd om de Godin van het licht te eren; wijst naar buiten om mij op het daglicht te attenderen; “zonder licht zou er niets en niemand groeien” zegt ze. Dan vermeldt ze dat er geen vlees of vis in huis is. Ik vraag haar om “kerhie” te maken. “Een prima idee” zegt ze, dat komt haar zelfs goed uit. ik mag plaats nemen in de keuken. Ze is gewend om het goed te doen; de gele erwten worden gemalen; de  knoflook en peper worden ter plekke gestampt. Sharda is een kleinkind van immigranten, zowel Adjie als Adja komen uit India, ze kent hun gegevens  uit het hoofd o, jee!.

Sebieren HassenmahomedIk vraag Sharda om te vertellen over het gezin waarin ze is opgegroeid. Ze zegt dat haar moeder bij haar eerste huwelijk niet is opgehaald door haar kersverse echtgenoot, dat was na de “bieda biedaai” . Toen ze met haar vader trouwde mocht ze geen “sindhoer” meer krijgen omdat ze die maar een keer in het leven mag, dit was haar tweede huwelijk. Sharda sprak al krachtig maar verheft haar stem bij  de volgende vraag die ze stelt :

“ Wie maakt zulke regels”.  Het antwoord geeft ze zelf t.w.:

“Het moeten mannen zijn geweest,  immers zij mogen maar liefst zeven keer de “sindhoer” met hun nagel op de middenscheiding van een vrouw planten”!.

Ook haar vader was eerder getrouwd, hij had al kinderen bij zijn eerste vrouw. Volgens zijn verhaal was de schoonmoeder de oorzaak van de verwijdering; ze had neer gekeken op hem vanwege zijn beroep van lanbouwer. Sharda  herinnert zich dat de ex-vrouw  een plek kreeg op het perceel, onder voorwaarde van vader dat ze goed voor de kinderen zou zorgen. Beide gezinnen hebben in harmonie met elkaar geleefd waardoor er tot hun dood een goede band is gebleven.

De vader en moeder van Sharda kregen eerst een zoon daarna volgde Sharda en nog zeven kinderen. Toen ze nog een peuter was overleed haar allerliefste broer , eentje die iedere zus zich zou wensen, zegt ze. Volgens de arts had hij een zonnesteek opgelopen. Hieromtrent zegt Sharda wederom met stemverheffing:

“Ouders moeten ten allen tijde de waarheid vertellen, ook  aan kleine kinderen. Ik bleef namelijk jaar in jaar uit wachten op mijn overleden broer omdat pa had gezegd dat hij een keer terug zou komen”.

Hij zei ook dat goede mensen door God worden geroepen. Haar moeder had veel verdriet om het verlies van dat kind. Zodra moeder huilde, huilde Sharda ook. Sharda was verder een super nieuwsgierig kind; ze wilde altijd zien wat moeder in de pan roerde, daarvoor klom ze op een verhoging. Ze herinnert zich gezellige tijden uit haar kleutertijd dat zich rond de rokken van haar moeder afspeelde zoals samen met de ganzen rond haar dansen..

Ze  hadden koeien, schapen, kippen en eenden en er werd rijst geplant. Voor het planten en oogsten van rijst werden er ook werknemers ingehuurd. Van alles in overvloed, materieel zaten ze heel goed. Later dan andere kinderen startte Sharda met het naar school gaan, ze kon goed mee, vond zichzelf knap. Dat ze heel goed kan onthouden merkte ik al aan de dag en datum dat ze van gebeurtenissen wist door te geven. Toen ze in de hogere klasse zat werd ze een keer van school gehaald; ze moest met spoed naar huis om de thuiszorg te waarschuwen. Toen deze Sharda zag aankomen, liep ze haar al tegemoet met haar tas. Dit vond ze Sharda zo raar ,noch voor dat ze iets gezegd had, ging de Thuiszorg al mee. Thuis aangekomen hoorde ze een baby huilen, de verloskundige was ondertussen door haar vader gehaald. Sharda wist totaal niet waar dat kindje vandaan kwam, wederom hadden grote mensen niets aan kinderen verteld. Al voor de bevalling was haar nanie  over gekomen uit Paramaribo om voor hun te zorgen; ze werden zelfs door haar gebaad. Toen nanie een keer afwezig was, had de Thuiszorg gekookt; op die dag at haar vader niet. Hij zei dat hij de maaltijd niet lustte omdat de “Tjemaain”, vuil werk deed. Hierover verheft Sharda haar stem weer, ze zegt:

“Ik begrijp  niet  dat mannen iets waarvan ze heerlijk genieten tegelijkertijd vies kunnen vinden. De Thuiszorg zorgde voor de pas bevallen vrouw die misschien nog  bloedde net als de maandelijkse menstruatie en de baby die in de luier plaste en poepte. Alles en iedereen wordt netjes gewassen en gepoetst. Die vrouw deed niet anders dan alles piekfijn schoon houden”.

Rond de puberteit veranderde de houding van haar moeder ten opzichte van haar radicaal. Sharda begreep maar niet waarom haar moeder haar begon te mishandelen. Ze had altijd blauwe bovenarmen; moeder sloeg haar met een lat,een stuk koord of een zweep. In deze tijd deed ze nog harder haar best; ze droomde ervan om later als ze zou werken, leuke dingen voor haar moeder te doen zoals haar met de auto ophalen. Rond vieren in de ochtend stond ze al op om het eten te koken voor hun allemaal, ze was tien. En toch was het niet goed genoeg; moeder sloeg haar altijd als ze in de keuken bezig waren , waar verder niemand aanwezig was.  Ook gebruikte ze steeds dat ene scheldwoord waarvan Sharda de betekenis pas een paar jaar geleden aan iemand,onbekend bij haar familie, heeft gevraagd. De persoon vond het heel vreemd dat Sharda zoiets vroeg. Sharda heeft toen verteld dat haar moeder haar dat, steeds naar het hoofd slingerde. Na de verklaring, die ze best wilde geloven, sloeg Sharda  aan het analyseren, ze beklom de stoel van de psycholoog. Ze zegt:

“Hier kan  maar een  verklaring gegeven worden aan de hele situatie namelijk; mijn moeder heeft eigen gevoelens en ervaringen toegeschreven aan mij. Gelet op het gedrag van Nana (opa van moederskant), die zodanig agressief was, dat hij het hoofd van nanie(oma van moederskant) bijna van de romp had afgehakt, als ze niet was weg gedoken. Dat scheldwoord moet uit de tenen van een incestslachtoffer ontsproten zijn”.

Sharda is er stellig in en ze heeft dat scheldwoord aan haar zijde. Ze zegt ook:

“Mijn moeder hield minder van dochters, zij maakte bijvoorbeeld de kleine meiden wakker om de allerkleinsten in de hangmat te schommelen, nooit de jongens die ouder waren en dat beter konden ”.

Toen Sharda een keer rond de twaalfde leeftijd, bloed in haar slipje zag wist ze zeker dat haar moeder haar dood zou maken. Ze wist zich geen raad; ging achterelkaar naar de wc tot moeder het opmerkte en haar naar  binnen riep. Met angst en beven legde ze uit wat er aan de hand was. Moeder was niet boos, “gekkie” zei ze “dat is heel gewoon, en gaat iedere maand gebeuren”. Ze  gaf ook “wijze” raad namelijk:

“Niet naar jongens kijken, anders krijg je een baby”.

Sharda zegt dat ze sindsdien met het hoofd naar beneden en gebogen schouders ging lopen. Over de school vertelt ze dat ze alle dagen laat was; ze rende pas van huis als de schoolbel luidde. Het werk thuis kwam nooit af. Iets wat haar ook  nu erg bevreemdt is dat ze  eraan gewend geraakt was dat het eten bijna op was als zij van school kwam; ze maakte dan iets klaar voor zichzelf. Er werd helemaal geen rekening gehouden met haar; voor pa waren de beste stukken al apart gezet, moeder en de kinderen hadden allemaal al gegeten. Ze verheft haar stem als ze zich afvraagt :

“Wat deed moeder gedurende de tijd dat ik op school was. Voor ik van huis vertrok had ik alles al gedaan om ’s middags te beginnen waar ik gestopt was”.

Een keer kwam ze met hoofdpijn thuis, ging direct naar boven om even te liggen. Toen haar zusje haar kwam roepen voor het koken, meldde  ze dat ze ziek was. Haar moeder pikte het niet; stuurde de boodschap dat ze niet moest denken dat ze onder het werk uit kon. Sharda hield van haar moeder begreep maar niet waarom moeder uitgerekend tegen haar uitviel. De rest had nergens last van; ze kregen de normale liefde en warmte. Haar vader troostte haar, verbood  moeder ook om het kind niet te slaan zonder enig effect.

Op de MULO deed Sharda wederom flink haar best opdat moeder trots zou worden op haar en het slaan zou stoppen. Ze herinnert zich wel een compliment van haar, namelijk tegen de buurvrouw had ze gezegd dat Sharda beter dan haar kookte.  Plotseling werd moeder ziek, ze had achterelkaar gal gespuugd. Met alle geweld wilde ze naar Paramaribo vervoerd  worden, ze wilde bij haar moeder zijn. Haar eerste kind had ze ook bij haar moeder gekregen. Toen hadden de mensen in de omgeving haar angst aan gejaagd dat ze net als bij haar eerste huwelijk niet meer opgehaald zou worden. Vader moest ten tijde van die bevalling nog andere zaken op zijn perceel afhandelen zoals; de rijst dat op tijd geoogst en van het veld gehaald moest worden, waardoor het langer had geduurd dan ze afgesproken hadden.

Vlak na aankomst bij haar moeder in Paramaribo overleed moeder. Alle kinderen gingen naar de stad om moeder daar te begraven. Voor ze van huis vertrok had moeder de hand van Sharda beet gepakt en het volgende gevraagd:

“Beloof mij dat je er zult zijn voor mijn kinderen”. Sharda zegt: “ Ik  was toen precies negentien jaar  heb haar toen oprecht beloofd om te doen wat ze vroeg, ik vond het heel normaal dat ik zou blijven doen wat ik al deed. Bovendien vond ik het toen geen taak  voor mijn broer om voor het huishouden en de kinderen te zorgen”.

Na de MULO mocht Sharda van haar vader naar de stad om verder te leren maar zij wilde liever aan het werk. In Commewijne heeft ze maar liefst een paar jaar gewacht eer ze aan de bak kwam voor een baan. Een leuke jongeman uit de buurt  die al jaren  over de vloer kwam,  maakte haar het hof. Sharda vond die  liefde en warmte heel fijn; ze maakten plannen voor de toekomst. Tot haar lief onder druk werd gezet door zijn werkgever, de man had al een gezin. De vader van Sharda liet  toen indirect weten dat hij niet onder het zelfde dak kon leven met mensen die zijn voorwaarden niet onderschreven. Haar geliefde beeindigde de relatie abrupt. Sharda bleef heel verdrietig achter; ze woonde toen al bij de eerste vrouw van vader. In die periode verlangde ze ontzettend  naar het ouderlijk huis en het jongste zusje. Deze wilde niets meer van haar weten, zij meed haar. Sharda ging  meer roken en dronk alcohol tot iemand vond dat ze misschien een “hebie of “obja” (zwarte magie) over zich heen had.

Sharda raadpleegde een “loekoeman”(= helderziende) die constateerde dat ze met een “lobi dresie” (liefdesdrank) behekst was geworden. De man kon ook precies zeggen wie dat in twee soorten eten had meegenomen voor haar; dat klopte allemaal volgens Sharda. Het heeft haar toen wat geld gekost maar ze was van dat ellendige verdriet af. Eigenlijk had ze erop gerekend dat de “tovenaar” , haar lief terug zou laten komen. Sharda begon zich weer op haar gemak te voelen tot op een dag haar jongere broer met een vriend kwam leuren. Hij keek uit naar een Hindostaanse vrouw voor hem. Van zijn superslanke, knappe zus  wist hij dat ze niet zou toehappen om met zo’n mollige kerel in zee te gaan.  Een vriend van haar broer sprak hem aan met de woorden:

“Tjoetja, ga met je zus dealen, die twee mensen zijn allebei goed opgeleid, ze passen bij elkaar”.

Dus bleef hij een paar keer thuis komen met de bolle vriend, Sharda ging overstag; ze zou wel zorgen dat hij een platte buik kreeg, ze had er zin in. Voor de kennismaking met zijn ouders reisde ze  naar Saramacca. Van haar a.s. schoonvader kreeg ze een stevige, hartelijke handdruk, van de moeder een slappe hand. Sharda ging ervoor, aangezien ze wel wat gewend was.

Er werd verloofd en getrouwd met deze Indiaanse man, militair van beroep. Hij was bij een tante opgegroeid van wie Sharda later meer over hem en zijn jeugd hoorde, zelf was de man niet erg spraakzaam. Na een paar jaar overleed de vader  van Sharda . De schoonfamilie informeerde bij haar man, Dennis of er iets te erven viel, meer als verwijt omdat ze wisten dat de grond op Commewijne erfpacht was. Direct er achteraan kwamen verwijten aan het adres van Sharda dat ze nog steeds niet gebaard had. De ouders zinspeelden bij Dennis over een scheiding. Sharda zegt dat zij degene was die tenslotte vier en twintig uur met haar lief doorbracht om te weten dat hij getergd werd door dit alles. Bij Sharda was biologisch alles in orde, dat weet ze van een eerdere zwangerschap waarvoor ze een stok gestoken had. Ze was van haar man gaan houden; wilde ook dolgraag  kinderen met hem. Daarom ging ze naar de gynaecoloog die haar verzekerde dat  haar baarmoeder en eierstokken prima fungeerden. Ze kreeg een buisje mee voor sperma van de echtgenoot als ze dat onderzocht wilden hebben. Deze uitslag was fataal voor Dennis; hij wist nu meer over zichzelf dan hij al vermoedde.

Een keer, uitgerekend op zijn verjaardag was Sharda naar een bruiloft in Paramaribo, vanwege een belangrijke rol  die ze volgens de traditie moest vervullen, ze zou op tijd terug zijn. Het was de buren opgevallen dat zijn collega’s  ’s middags op bezoek waren gekomen, twee militaire jeeps voor de deur vallen op; ook zijn ouders waren met een doos taart geweest. Toen  alle bezoek vertrokken was en Sharda er nog niet was, deed de man vreemd. Hij had de doos met taart, goed zichtbaar voor de buren, uit het huis gesmeten.

Eindelijk kwam Sharda aan met familie, ze hadden problemen onder weg, ook bij de oversteek met de veerboot. De buren hadden een schot gehoord. Omdat het huis van Sharda laagbouw was,  konden de buren vanaf de eerste etage in hun huiskamer waar licht brandde, gluren. Ze werden  getuige van hoe Dennis zichzelf door het hoofd schoot. Zijn vader weigerde te geloven dat zijn kind zichzelf iets aangedaan had. Volgens hem zat Sharda er achter met medewerking van haar familie.  Beide buren kregen verschillende keren de recherche op hun dak. Na een paar jaar had Sharda het bekeken in Suriname, ze wilde voor altijd weg. Maakte afspraken met familie voor opvang in Nederland.

Er werd  iemand voor haar geregeld met wie ze ging samenwonen, Ze kregen een paar kinderen , maar geen band. Ze was beter gewend dan een kille echtgenoot; dus maakte ze dat ze wegkwam bij hem. Bij deze man mocht Sharda na de bevalling gedurende zes dagen de keuken niet betreden,  hij kookte zelf, liefst sterk gekruid, terwijl ze borstvoeding gaf. Zelfs voor een glas water was ze afhankelijk van hem. Als ze een tweede beker koffie wilde; merkte hij op dat ze een “lange tong” had. Na de zes dagen werden het lange vermoeiende dagen in de keuken; ook vanwege het bezoek. Het enige dat haar man deed was de baby de fles geven tijdens het zappen op de bank. Na de bevalling van haar derde  baby, schakelde ze het maatschappelijk werk in die haar hielpen met een huis in het uiterste zuiden van het land.

Nu ze minder zorgen  om de kinderen heeft, neemt ze de tijd om behoorlijk na te denken over alles en nog wat. Gelovig als zij is, legt ze veel in handen van God.  Geluk en blij moment was toen ze voor het eerst verliefd was; het dieptepunt was de zelfmoord van haar echtgenoot.