Ruben Gowricharn: Hindostaanse zichtbaarheid

Je hoort het vaker: Hindostanen zijn niet zichtbaar in de Nederlandse samenleving. Ze vallen niet negatief op en krijgen niet de waardering die ze verdienen. Dat is wrang voor een kleine gemeenschap die relatief veel hoog opgeleiden telt. Die onzichtbaarheid moet veranderen, zo is de redenering, want wij verdienen beter.

RubenGowricharn200Ik heb me vaak afgevraagd of voorstanders van dit standpunt beseffen wat ze over zich afroepen. Ten eerste is het de vraag of Hindostanen inderdaad onzichtbaar zijn en waar precies in Nederland dat het geval is. Misschien in Appelscha, maar zeker niet in Den Haag of een andere grote stad. In het straatbeeld, de ziekenhuizen, de universiteitscampussen, de ambtenarij, de lokale politiek en tal van andere plaatsen zie je Hindostanen. Mediafiguren als Aniel Ramdas en Prem Radhakisun introduceerden Hindostanen op een directere manier in de Nederlandse huiskamers. Je moet ziende blind zijn om vol te houden dat Hindostanen onzichtbaar zijn.

Maar het is waarschijnlijker dat voorstander van het ‘zichtbaarheidsargument’ iets anders bedoelen: dat Hindostanen onvoldoende in de publiciteit komen. Hopelijk bedoelen zij dit niet, want een dergelijke wens verraadt een verontrustend gebrek aan kennis van de Nederlandse media en politiek. Je komt als etnische minderheid in Nederland alleen in het nieuws als er iets negatiefs te melden is. Goed nieuws is immers geen nieuws. En als er iets ‘mis’ is met de etnische minderheid – denk aan Antillianen, Marokkanen of Somaliërs – dan wordt de groep van boven tot onder onderzocht, gedetailleerd besproken, in de gaten gehouden, gestigmatiseerd, aangemaand met Nederlanders te trouwen, de eigen godsdienst af te zweren, thuis Nederlands te praten, niet in de buurt van andere minderheden te wonen, liefst een wit hondje op na te houden. In rond Hollands: je bent de klos! Deze zichtbaarheid zou ik niemand gunnen, maar het is de enige aandacht die autochtonen aan etnische minderheden geven. Andere geslaagde minderheden zoals Iraniërs en Chinezen komen om dezelfde reden als Hindostanen ‘onvoldoende’ in beeld.

Ten derde is het de vraag voor wie Hindostanen zichtbaar moeten zijn: de Nederlanders of de Hindostanen zelf. Als het voor de Nederlanders is, dan ligt er aan deze wens een opvallende behoefte ten grondslag om te laten zien dat Hindostanen tot de moderne geïntegreerde allochtonen behoren. Het is een behaagzucht waarin Hindostanen ver kunnen gaan. Bijvoorbeeld door samen met veel Nederlanders af te geven op Moslims; door gedachteloos, in elk geval openlijk of heimelijk, de opvatting te delen dat de westerse cultuur superieur is; door allerlei Nederlandse clichés over hun moderniteit over te nemen; door figuurlijk en soms letterlijk geaaid te willen worden door Nederlanders. ‘Nederlanders willen behagen’ is de nieuwste vorm van ‘geïntegreerde moderne Hindostaan’ zijn, een proces waar Surinaamse en Antilliaanse creolen hun al zijn voorgegaan.

Het is een poos geleden dat de zwarte psychiater Frantz Fanon in zijn befaamde boek “Zwarte Huid, Blanke Maskers” deze behaagzucht analyseerde als een minderwaardigheidsgevoel van gekleurde mensen jegens de blanken. Die analyse is lange tijd leidend geweest voor militante zwarten in de Verenigde Staten. Momenteel komt in de Amerikaanse sociale wetenschappen een specifieker begrip op om de lagere zelf-classificatie van gekleurde groepen te duiden: kolonialiteit. Daarmee wordt een situatie beschreven van koloniale onderdanigheid zonder dat er sprake is van een koloniale situatie. De houding van veel etnische minderheden in westerse landen voldoet perfect aan deze omschrijving. En dat moet te denken geven.

Deze column verschijnt ook in een nieuwsbrief van de Promotiekamer.