In mei vorig jaar kreeg ik via het Nationaal Archief een kopie van het traktaat uit tussen Nederland en Engeland van 1870, waarin is vastgelegd de werving van contractarbeiders in het voormalige Brits-Indië, het huidige India. Het is een kleurenkopie, met een duidelijke afdruk van de zegel van de koning Willem III en van koningin Victoria van Engeland. Ik was zo blij als een klein kind, bewust van de historische betekenis van het document in mijn handen. Ik was zeer verguld, bekeek het document en stopte het in mijn tas en liep van het Nationaal Archief naar het centraal station om de trein naar huis te nemen. Het was nog niet zo druk in de trein en ik zocht een plek op om het document nader te bestuderen. Ik dacht, pot verdorie, hiermee is alles begonnen. De geboorte van mijn geschiedenis, lang voordat ik ter wereld kwam.
Allengs werd het drukker in de trein en toevalligerwijs kwam een Hindoestaanse jongen van voor in de twintig tegenover mij te zitten. In mijn kinderlijk enthousiasme met het bezit zo een historisch document wilde ik hem hiervan deelachtig maken. Immers, hiermee is ook zijn geschiedenis begonnen. Hij was druk bezig met zijn i-Phone en had totaal geen aandacht voor zijn directe omgeving. Ik wel, dus wachtte ik een gunstig moment af. Waarschijnlijk had hij nekpijn en strekte zich uit om zijn nek te masseren. Dit was het moment, dacht ik en ik glimlachte naar hem en wees hem naar het opengeslagen document in mijn handen. Ik zei: “Kijk hiermee is de geschiedenis ook van jou begonnen”. Hij hoorde mij niet, maar zag wel mijn mond bewegen en trok snel zijn oordopjes uit. “Wat zei u”, vroeg hij en ik zei : “Dat op 5 juni het 140 jaar geleden is dat de eerste Hindoestanen uit India in Suriname aankwamen en met dit document is het allemaal begonnen. “O, ik heb er geen belangstelling voor Hindostaanse dingen, mijn náná en náni houden zich ermee bezig geloof ik. Ik niet, ik ben in Den Haag geboren”. Ik was tamelijk verbijsterd van deze onschuldige maar pijnlijke desinteresse. Ik stopte het document terug in mijn tas en keek onbegrepen naar buiten. De volgende dag kwam ik op kantoor een Creoolse jongen van achter in de twintig tegen en vroeg hem: “Hai Delano, ga je nog naar Amsterdam voor de herdenking van de afschaffing van de slavernij”. Ook hij gaf een afgemeten antwoord: “Nee joh, dat is tijdverspilling, die hele slavernij zegt mij niets. Ik ben hier geboren en getogen en ik heb er niets mee”. Mentaal verkeerde ik toen in de knock out fase.
Ik voelde me als een Don Quichot, met mijn pleidooien over identiteit en het conserveren van ons cultureel erfgoed. De jeugd heeft er niets mee. Ze hebben geen idee wat deze begrippen inhouden. Ik sprake Delano weer toen de zwarte- pieten -discussie op zijn hoogtepunt was. Ik vroeg aan Delano op een fluisterende toon wat hij vond van de discussie omtrent zwarte piet. Hoewel Delano een snelle pas heeft, is hij altijd in een zentoestand. Maar nu ontplofte hij van oprechte woede. Hij begon te schelden en te vloeken in het Sranang Tongo, zo heftig dat ik mijn kamerdeur dicht gooide. Ik maande hem tot rust, maar dat maakte hem nog bozer. Ik viel stijl achterover van verbazing. Delano, die eerst niets van de slavernij wilde weten, ageerde nu als een bezetene tegen zwarte piet.
Mijn zus Sakoentla werkt al 42 jaar op het secretariaat van de Universiteit van Utrecht. Ze houdt zich niet bezig met wereldse zaken. Voor de laatste nautá’s kan ik haar altijd bellen evenals over het wel en wee van de familie, zowel in Nederland als in Suriname. Op haar werk heeft ze een goede relatie met de overige collega’s. Echter, in de zwarte pieten –discussie- stond ze diametraal tegenover haar pro- pieten collega’s. Ik was hier zeer verbaasd over, omdat ze een conflict mijdend karakter heeft. Bovendien, haar vriendenkring is voor de honderd procent Hindoestaans en zij heeft totaal geen contact met Creolen om een vorm van solidariteit te betuigen. En toch nam ze het voor de Creolen op. Identiteit is soms heel verwarrend en die verwarring zie ik vaak om heen, vooral bij jongeren. Hindoestanen die zich als Indiërs gedragen, terwijl ze nog nooit naar dat land zijn geweest of hooguit drie weken met vakantie. Gebruiken van dat land alleen maar kennen uit de Bollywood films. Anderzijds zie je jongeren met T-shirts in de kleuren van de Surinaamse vlag of met teksten als “I love Su” of “Mi lobi Sranan”. Deze jongeren zijn waarschijnlijk ook nooit naar Suriname geweest of alleen met vakantie. Ik word altijd warm van binnen als ik in Nederland auto’s zie met een sticker van de Surinaamse vlag of een vlaggetje bungelend in de achteruitkijkspiegel. In verre buitenlanden, zoek ik bij internationale organisaties altijd naar de Nederlandse vlag. Of is het de Franse vlag? Sakoentla heeft in haar auto een foto van Ganesh bhagwán. Is Identiteit emotie?