Op 30 juli 2022 is het precies 120 jaar gelden dat één van de gruwelijkste excessen heeft plaats gevonden in de Hindoestaanse geschiedenis in Suriname. Op 30 juli 1902 werden op plantage Mariënburg 24 kantráki’s (contractarbeiders) doodgeschoten omdat zij opkwamen voor hun rechten tegen de despotische plantagedirecteur James Mavor.
De kantráki’s eisten betere werkomstandigheden, het uitbetalen van achterstallig loon en verhoging van het loon voor het gedane werk. De furie van de kantráki’s was gericht tegen het harde optreden van de Schot Mavor. Hij schroomde niet om bij werkweigering vanwege de bovengenoemde omstandigheden de kantraki’s heel hard aan te pakken door ze bijvoorbeeld op te sluiten in een stangboei.
Op 29 juli culmineerde de woede in een opstand tegen de leiding van plantage Mariënburg, waarbij James Mavor door een deel van de furieuze menigte met katlis (kapmessen) om het leven werd gebracht.
Op 30 juli 1902 besloot het koloniale bestuur om de daders op te sporen en te arresteren. Een grote groep van militairen (94) en politieagenten (20) arriveerden op de plantage. Ze arresteerden 14 opstandelingen De gemoederen raakten danig verhit door de arrestatie van hun makkers en de aanwezige opstandige kantraki’s eisten hun onmiddellijke vrijlating.
De kracht van hun eis blijkt uit de scherpe uitlating van een van de kantraki’s. Toen ook de aanwezige districtscommissaris langs deze kantraki liep bitste deze hem onbevreesd, vastberaden en provocerend de woorden toe: “Tu ká ukhár liye”? (wat ga jij kunnen uitrichten?)
Toen melding werd gemaakt dat een grote groep kantraki’s gewapend met pajiyáwal katlis (vlijmscherpe houwers) het kantoor van de plantage naderden en om vrijlating eisten van de overige arrestanten raakten de hoge ambtenaren, zoals de districtscommissaris, de Procureur Generaal, de Agent-Generaal Barnet Lyon en de militaire leiding in paniek. Het was luitenant Pet die de opdracht gaf om het vuur te openen en gericht te schieten op de opstandelingen. Hierbij werden 16 kantraki’s dodelijk getroffen en 8 overleden later aan hun verwondingen. Een tragische gebeurtenis.
Het onmenselijke is dat de lijken van de kantraki’s naast elkaar in rij werden gelegd om als afschrikking te dienen voor de overlevenden. Bij opstanden zou ook hen dit te wachten! Vervolgens werden de lijken met afgebluste kalk bewerkt en in een massagraf gedumpt, zonder het uitvoeren van de begrafenisrituelen.
Gelukkig is er een toenemende belangstelling voor deze misdaad. Deze bahádurs (helden) mogen nooit worden vergeten. In zijn boek Tetary-de koppige- heeft de historicus Dr. drs Radjinder Bhagwanbali uitvoerig een aantal opstanden tijdens de contractperiode van 1873-1916 beschreven. Ook de opstand van Mariënburg. Het boek is uitgegeven door uitgeverij Amrit en is nog te koop. Ik heb ook gebruik van dit boek bij het schrijven van dit artikel.
Bij elke evenement van het Sarnámihuis nemen wij een minuut stilte in acht om deze bahádurs te gedenken. De stilte symboliseert de verbondenheid tussen de nazaten van de kantraki’s en degenen die niet meer onder ons is.
Hieronder vindt u de namen van de doden.
Ashrif 846Y, Somaro 255Bp, Goptar 220 Ee, Asgan 1342 R, Gurdin 968 U, Jeuna 150 V, Kanisakhya 275 V, Takhurddin 108 Ee, Chadi 183 Aa, Husen-Ali 257 X, Ramuatar 378 W, Ramudi 198 X, Leedar 841 X, Surajbali 364 W, Kishun 263 W, Ramdhari 176 Aa, Launjari 232 W, Balay 1128 W, Mohabir 173 Bb, Dayaram 220 I, Gopie 944 U, Baksenem 645 I, Budhram 1130 Y en Haeseek 128 CC