Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 50: He Bhagwán

Ik ben een trotse sanátni, maar dan zonder de goden. Kunt u het nog volgen? Mijn trotsheid komt voort uit respect voor mij ájá, áji, náni, náná en natuurlijk voor mijn ouders. Zij, allen waren sanátni’s. Ik heb prachtige mandirs bezocht in India, maar ook elders in de wereld. De mooiste en indrukwekkendste is de Meenakshi-mandir in Madurai. Een architectonisch hoogstandje. De Bhagwad Gita is mijn leidraad in mijn leven, die ik overigens niet beschouw als een religieus boek. Mijn helden in de Mahabharat zijn Shakuni en Vidhur. Ik raad u aan om het boek van Gurcharan Das, The difficulty of being good te lezen.
Maar India is in religieus opzicht ook een vreselijke afknapper. Mijn zus, die uit India van vakantie terugkwam, zei tegen mij: “India me sab panditwan chor hai, aur etná morsu”. Ik las in mijn krant de perikelen rond de Sabarimala-mandir in Kerala. Deze mandir is gewijd aan de god Ayyappa die zich terugtrok om te mediteren nadat hij de vrouwelijke demon Marishi had gedood. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd, tussen pakweg 10 en 50 jaar, mogen de tempel niet in, want Ayyappa is een ‘bramhachari’, een celibataire god die, net als zijn priesters wellicht, van slag raakt door de aanwezigheid van vrouwen in zijn heiligdom. De Sabarimala-mandir in de zuidelijke staat Kerala, die jaarlijks 40 tot 50 miljoen bedevaartgangers trekt, weigert de vrouwen op religieuze gronden. Zij beroepen zich op oude hindoe-overleveringen: als een menstruerende vrouw de tempel zou bezoeken, zou ze bewust of onbewust heiligschennis plegen. Niet alleen vrouwen die op het moment van het tempelbezoek aan het menstrueren zijn, worden geweigerd, maar voor alle vrouwen die in de levensfasen zitten dat ze ongesteld kunnen worden. Van tieners tot vrouwen in de overgang. Dat vrouwen ongesteld worden is volgens hindoe-overleveringen te wijten aan een oud kosmische jhagrá (conflict). Bhagwán Indra vermoordde ooit bhagwán Visvarupa en om die zonde af te kopen, haalde hij de bhagwáns van het water, de bomen, de aarde en de vrouwen over om allen een kwart van de zonde te dragen. Tenslotte is gedeelde smart halve smart, in deze een kwart smart. Een van de manieren waarop die last gedragen wordt, is de maandelijkse bloeding. Menstruatie wordt gezien als het gevolg van die zonde. En daarom, zo redeneren de pandits en veel andere hindoes, kunnen vrouwen met een menstruerend lichaam de mandir niet binnengaan. Gemakshalve gebruikten de geestelijken de afgelopen decennia leeftijd als criterium. Het verbod gold voor iedere vrouw tussen de 10 en 50 jaar. Je mag je bovendien afvragen, waarom de goddelijke straf niet voor alle vrouwen geldt en waarom alleen voor hindoe-vrouwen? Maar aan deze discriminatie komt nu een einde. Het Hooggerechtshof van India heeft arrest gewezen in een zaak die was aangespannen door vrouwenorganisaties. In geding was de vraag of menstruerende vrouwen terecht geweerd mochten worden uit de Sabarimala-mandir? Deze mandir moet nu de deuren gelukkig openen voor vrouwen die menstrueren. Het bezwaar dat zij onrein zijn komt neer op discriminatie, vindt het Hooggerechtshof van India.

Foto: Sonja de Bruin

Ik was in jubelstemming toen ik de uitspraak las. Bij verdere lezing bleek dat de enige vrouw in het rechtscollege, tegen de beslissing was. Volgens haar moet niet gesleuteld worden aan kwesties die een diep religieuze connotatie hebben om zo de seculiere staat te rechtvaardigen. Naar mijn mening gaan gelijke rechten voor burgers boven religieuze tradities. Ik ben heel erg voor het uitroeien van verkeerde tradities. Zo ben ik pertinent tegen het aanraken en wassen van de voeten van de pandit, deze apart laten eten aan een aparte tafel met apart eten. In mijn familie ben ik ook tegen het pau lági zeggen tegen anderen. Ik ben ook voor dat vrouwen mogen meedoen met het planten van een jhandi. Gewoon een gelijke behandeling van een ieder. Mijn jongere broer Ashok is daarin een voorbeeld. Zijn zoon Kavish, gaat binnenkort trouwen. Het is gebruikelijk dat bij een huwelijk van een zoon, de mannelijke familieleden in de mároh gaan zitten om te eten. Het eten wordt geserveerd door de mannelijke familiedelen van de dulhin. In het geval van Kavish, zouden dan zijn drie dádá’s en een káká in de mároh zitten eten. Nou heeft deze aanstaande dulhá besloten dat niet de dádá’s en een káká in de mároh gaan eten maar zijn vijf phuwá’s. Een geweldig idee vinden wij tezamen. Het is een mooi eerbetoon aan zijn vijf phuwá’s en weer wordt in de familie een verkeerde traditie gesloopt. Maar die mevrouw uit het college van het Hooggerechtshof bevindt zich in goed gezelschap van mijn zusters. Want ook mijn zusters zeiden: “Choorde, tu log bait jaiye, aisne calyáil hai”. Maar in dit geval zal ik me toch als een patriarch gedragen: Jon cic ham, Amar, bolab ohi bát hoi (mijn wil zal geschiede).

Reacties zijn gesloten.