Column Jan S. Soebhag – Aflevering 1: Hindustaanse rituelen voor, tijdens en na de bevalling van een kind

Reacties zijn gesloten

Jan SoebhagBinnen de verschillende Hindu gemeenschappen worden er vaak (rituele) handelingen gepleegd en offerandes opgedragen bij verschillende culturele en traditionele aangelegenheden, zo ook bij de Sanátan Dharmis. Er zijn ook ‘taboes’ waar er rekening mee wordt gehouden. In dit artikel komen enkele zaken van vóór en na de bevalling van een Hindustaanse vrouw (Sanatan Dharm) aan de orde.

Traditioneel wordt een ongeboren kind zoveel mogelijk beschermd. Reeds tijdens de zwangerschap vindt dit plaats via de zwangere vrouw. Bij de zevende maand van de zwangerschap wordt de vrouw een beschermingsmiddel toegediend (in het Sránán Tongo wordt dit beschermingsmiddel ‘koti’ genoemd). Dit dient ter bescherming van het ongeboren kind tegen ‘stuipen’ en ‘vallende ziekte’. Volgens bekomen informatie wordt Koti gemaakt van geraspte of fijn gemalen hertenhoorn (dyá tutu). De geraspte of fijn gemalen hertenhoorn wordt met melk opgelost en daarna met een theelepel toegediend aan de zwangere vrouw. Na de geboorte van het kind krijgt de baby deze drank ook toegediend o.a. wanneer hij/zij respectievelijk 06 dagen, 03 maanden en 09 maanden oud is.

Behalve dat bepaalde handelingen verricht worden, zijn er ook zaken die nagelaten moeten worden ter bescherming van de foetus. Een voorbeeld hiervan is dat gedurende de gehele zwangerschap de moeder o.a. geen zuur en peper mag gebruiken. Zuur wordt vermeden om miskramen te voorkomen en peper om te voorkomen dat het kind na de geboorte zwarte lippen, rode ogen of buikkrampen zal krijgen (dit laatste ontdekt men pas na de geboorte van een kind, vandaar dat het raadzaam is om liever geen peper en zuur te gebruiken tijdens de zwangerschap).

Vóór de bevalling
Alle knopen van de kleding die de zwangere vrouw draagt worden losgemaakt, voodat zij naar het ziekenhuis gaat. Rijst in een thariyá (koperen schaal) wordt in tweeen gescheiden als teken dat moeder en kind van elkaar ‘los gaan’.

Na de geboorte van het kind
Nadat het kind geboren is, gaat de grootvader of vader van het kind naar de pandit om na te trekken in welke gesternte (sterren-beeld/astrologie) het kind geboren is. Aan de hand hiervan krijgt het kind een geheime naam (rási ke nám). Het kind krijgt ook een andere naam die de ouders gedacht hebben voor de inschrijving bij het Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB). De rási ke nám wordt meestal door de pandit zelf aan het kind gegeven. De geboorte tijd, dag en datum zijn erg belangrijk voor het bepalen van laatstvermelde naam. Na de bevalling blijven moeder en kind zes dagen lang in de sauri (‘kraamkamer’) of wel sauri ke ghar genoemd (in de regel wordt de sauri als onrein aangemerkt). Deze onreine periode duurt in eerste instantie 06 dagen gevolgd door nog ongeveer 34 dagen.

Na de bevalling wordt de moeder door de oudste vrouw uit het gezin of de familie gebaad en verzorgd. In het ander geval vindt dit samen plaats met de naunyá (de echtgenote van de náw (de vrouw van de assistant van de huis-pandit). De oudere vrouwen uit het gezin helpen mee met de verzorging. Soms komt ook de moeder van de vrouw, die bevallen is van een kind, meehelpen met de verzorging.

Het kind wordt dagelijks minstens een keer met cocosolie gemasseerd en in een plastic bekken gebaad met blauwsel. Op de hoofdkruin of fontanel (mur ke táru) wordt cocosolie gewreven. Hierna krijgt het kind wederom blauwsel tussen de wenkbrauwen (op het voorhoofd), achter beide oren, op beide handpalmen en aan de ondervoeten. Het kind wordt door gemasseerd met cocosolie, totdat hij of zij begint te lopen.

De verzorging van de moeder houdt o.a. in dat zij ongeveer 40 dagen lang op warm of lauw water met kruiden (meestal 07 soorten medicinale bladeren) moet zitten om zich te reinigen. En ze krijgt een ‘band’ (de zogeheten bere banti) om haar buik plat te houden. Het hele lichaam van de moeder wordt ook 06 dagen lang gemasseerd met cocosolie door de vroedvrouw of de schoonmoeder of degene die haar verzorgd. Zij wordt 06 dagen lang gebaad met lauwwater in de sauri of de kraamkamer. Het kind krijgt om de navel heen een ‘band’ met de nodige medicijnen. Dat stukje van de navel dat na 06 dagen afvalt, wordt heel zorgvuldig als ‘medicijn’ voor het kind bewaard.
Vroeger, wanneer de vrouw thuis werd bevallen, werd de placenta achter op het erf begraven (dit staat bekend als: nár gáral). Men maakte ook vuur in een emmer. Er wordt gezegd dat de rook van het vuur een reinigende kracht heeft.

Voeding van de moeder na de bevalling
Na de bevalling moet de moeder veel urdi dál en garam- of vrouwenmasálá gebruiken (aurat ke masálá) (de bereiding van vrouwenmasálá: blom wordt drooggebakken zonder vet en vermengd met gember, suiker en melk. Vervolgens wordt ghi verwarmd en de mengsel erin gedaan tot het papperig wordt. Dit wordt gegeten met paráthá roti). Naar zeggen heeft dit een geneeskrachtige uitwerking, die speciaal wordt bereid voor de moeder. Dit bevordert de borstvoeding voor het kind en tegelijkertijd reinigt het ook de baarmoeder. Hiernaast wordt er ook een drankje klaar gemaakt met melk, fijn gemalen hardi (koenier) en gember. Elke ochtend wordt ook een flesje ‘Parbo-stout’ gedronken om de baarmoeder te reinigen. Soms neemt de moeder een eetlepel cognac in om meer energie te krijgen en om goed te kunnen slapen, gedurende de zes dagen.

Zesdaagse ritueel of (chatthi)
Op de zesde dag na de geboorte van het kind wordt de chatthi (een ritueel voor het kind en de moeder) gehouden. Nadat het kind op deze dag gebaad en gekleed is in nieuwe kleren, krijgt het kind kájar (soort zelfgemaakte eye shadow) en een stipje blauwsel achter de oren (ter voorkoming van ‘ogri-ái’ ofwel boze oog). De kleren die de moeder en het kind op de zesde dag aandoen, worden verzorgd door de haar moeder. Dit wordt nahiyar ke kaprá genoemd.

Voeding bij chatthi ritueel
Op de chatthi dag wordt vegetarisch eten klaargemaakt. Het eten moet zorgvuldig en hygienisch klaargemaakt worden. Alles wat er gekookt is, wordt in een bord gezet en naar de kraamkamer gebracht voor de moeder van het kind. De sathaurá maakt ook deel van de voeding uit (er wordt geweekte rijst fijn gemalen. Hierin mengt men fijn gemalen gember. Men bereid een beetje pág, dat is een papperig mengsel van suiker /wordt gekookt). Als het suiker lekker dik gekookt is zet men het fijn gemalen rijst met gember in de pág. En als het even koud is, wordt er balletjes daarvan). Het smaakt heel lekker en wordt aan de vrouw aangeboden om te eten; ook de aanwezigen krijgen het als lekkernij aangeboden. Op deze chatthi dag brengen familieleden en buren geschenken voor het kind en de moeder. Het kind krijgt ook zwarte kraaltjes mee als cadeau. Dit dient als bescherming tegen de ogri-ái of boze oog.

Mulshánti of Sataisá pujá
Als het kind in een gunstige periode is geboren, zijn er natuurlijk geen problemen. Maar wanneer het kind in een ongunstige gesternte is geboren, namelijk in MULA periode, mag de vader het pasgeboren kind, 27 dagen lang niet zien. Op de 27ste dag wordt er dan een ‘verzoeningsceremonie’ gehouden, mulshánti of sataisá pujá genaamd.
Astrologisch bekeken keert de planeet op de 27ste dag na de bevalling terug. Soms kan het voorkomen dat de vader het kind al bij de geboorte heeft gezien en de pandit daarna aangeeft dat het kind in een mula periode is geboren. In zo’n geval mag de vader het kind niet meer zien, totdat de pujá afgerond is.

Behandeling van de baby
Het kind wordt elke dag minstens een keer per dag met cocosolie gemasseerd, totdat hij of zij begint te lopen. Het kind wordt in een plastic bekken gebaad met blauwsel. Op de hoofdkruin of fontanel (mur ke táru) wordt cocosolie gewreven. Hiena wordt blauwsel gestippeld tussen de wenkbrauwen of op het voorhoofd, achter beide oren, op beide handpalmen en aan de ondervoeten.

Behandeling van de moeder
Het hele lichaam van de moeder wordt 06 dagen lang gemasseerd met cocosolie door de vroedvrouw of de schoonmoeder of degene die haar verzorgd. Zij wordt ook 06 dagen lang gebaad met lauwwater in de sauri of de kraamkamer.

Aantekeningen en tips in geval van ‘boze oog’ en stuipen
Remedies tegen boze oog (ogri-ái)
– 7 stukken peper, knoflook en uienschil, een beetje masálá en zout worden in een stuk papier gewikkeld en 7 keren rond de persoon die last heeft van ogri-ái klokgewijs gedraaid. Daarna wordt het stuk papier met alles wat erin in zit in vuur verbrand.

Stuipen
Tijdens de aanval worden de kleren van het kind eerst weggehaald en hij/zij wordt daarna naakt gewikkeld in een gebruikte visnet. Hierna wordt cocosolie gemengd met gestampte knoflook en over het hele lichaam ingesmeerd. De kleren, welke het kind aan had tijdens de aanval, worden direct verbrand.

Bron: interview Mw. Ch. Parbhoe
Interview Mw. Mahadei (Kronenburg/Commewijne)
Interview Mw. Khemradjie Baboeram-Panday

Voor reacties: jsoebhag@hotmail.com