Aasra en ik komen uit het zelfde district in Suriname, we wonen nu allebei in den Haag maar de een ziet de ander amper. Via een bekende bereik ik haar telefonisch om te vragen voor het onderstaande. Vanwege drukte bij haar lukt het mij maar niet om af te spreken tot ik haar onder zachte druk zet. Ik zeg tegen haar dat zij en ik het verplicht zijn aan onze nabestaanden om hetgeen wij weten vast te leggen. Ik motiveer die plicht met de reden dat onze ouders ons de gelegenheid hebben gegeven om te leren lezen en schrijven. Die scholing is iets wat ze zelf en een aantal van onze leeftijdgenoten gemist hebben. Ik zeg ook; als onze familie geen nut in onderwijs hadden ingezien, hadden ze ons thuis gehouden om achter de koeien en geiten aan te laten lopen opdat de dieren een liter melk extra hadden kunnen produceren voor hen. Vooral het vastleggen voor onze nabestaanden gaf de doorslag, ze maakte een uurtje vrij, ik laat haar aan het woord.
“Mijn ája kwam uit India, hij woonde bij ons in, is tachtig geworden. De man leek meer op een Javaan. Hij had kleine ogen, was klein, met een lichte huidskleur,liep altijd op blote voeten en in de “dhóti” .Als hij een keer naar de stad ging, deed hij dat ook op blote voeten en in de dhóti. De winkel die jij ook kent was door hem gebouwd, later had mijn vader het overgenomen,daarna mijn broer. Nu koopt en verkoopt een Chinees er. Ája had ook een grote bus gekocht voor mijn vader, waarmee hij personen vervoerde, de deuren, de vloer en de wanden van de bus waren van hout. Mijn vader was zijn enig kind.
Áji heb ik niet gekend, zij was overleden voor ik geboren werd. Volgens de verhalen hield zij van een borrel. Haar zoon, mijn vader, was het niet eens met haar drank gewoonte. Zodra hij een fles met alcohol ontdekte, gooide hij die leeg. Áji bewaarde haar “Daru” toen met succes onder het huis. De anti alcohol zoon,mijn vader, ging later zelf gezellig aan de drank.
De vrienden van mijn grootvader voornamelijk Djahadji’s (bootreisgenoten) woonden in de omgeving en kwamen dagelijks langs voor een neut of een borrel. Andere immigranten kwamen helemaal van Domburg, deze bleven logeren. Aan hen konden we wel vragen stellen. Opvallend was dat ook de meeste Oma’s uit India alcohol dronken. De groep oude mensen vertelden elkaar verhalen en zongen met elkaar. Eentje was grappig hij liep ook altijd in het wit gekleed, hij was de Náw, huis aan huis uitnodigingen bezorger van beroep. Volgens mij had hij geen vrouw en kinderen, immigranten hadden altijd een djhóri (linnen tas) bij zich. Bij trouwerijen kwam de Náw met zijn zus en zwager voor de vaat en het opruimen tegen betaling. Volgens mijn Zusje Gaytrie, zij was het laatst in het ouderlijk huis, deugde veel niet met de mannen onderling. Eentje wenkte haar stiekem uit de hoek van de kamer om naar hem te komen. Met de kennis van nu vermoedt ze dat hij haar beslist “tegen de grond zou hebben “gedrukt”, als zij was gegaan. Misschien waren ze ook homo; dit zegt ze omdat de mannen zoveel tijd binnenshuis met elkaar doorbrachten. Ája had verteld dat hij op zijn erf in India een niemboom en een waterput van cement had, ze bereikten het huis via een pad. Tijdens de bootreis bij de zeemansgraven hoorden ook moeders en baby’s die het tijdens de bevalling niet hadden gered.
Mijn Náni en Nána woonden in de stad, ook zij hadden een winkel, ze hadden vijf kinderen, twee zonen en drie dochters. Wij gingen soms bij hen logeren, het waren allebei lange lichtkleurige mensen net als mijn moeder. Allebei liepen in het wit gekleed, náni had een grote witte ohrnie en ze spraken Sranang Tongo. We begroetten ze met namaste, ze zeiden hetzelfde terug, allebei hoorden bij de Samádji.
Bara maai, een heel korte vrouw ook uit India, woonde naast ons, liep ook in het wit gekleed, zij had een stuk of negen oorringen aan beide oorschelpen. Zij verkocht de bara huis aan huis. De baskiet, rieten mand, vol met bara’s droeg ze op het hoofd. Geen enkele immigrante liep zonder zilveren sieraden, ook thuis hadden ze die in. Ze zagen er altijd netjes uit, de oor en neusgaten waren bij hen verplicht. Ook de tatoeage op de onderarm was standaard, het waren de stipjes, het Ohm teken, Raam Naam in het Hindi en de naam van hun echtgenoot. Het waren de schoonmoeders die bepaalden wat er op de onderarm van hun schoondochter kwam te staan.
De schoondochters hadden niets maar dan ook niets te vertellen. Als je geluk had waren de schoonmoeders lief. Meestal draaiden de schoondochters het huishouden voor het hele gezin, het vuur in de “tjulha” (houtfornuis) ging nooit uit zolang zij aanwezig waren. Bij arme mensen, dat waren er veel, gebeurde het dat schoondochters niets te eten kregen. Iemand heeft mij verteld dat ze dan water dronken, ook mijn oudere Zus heeft het mee gemaakt. De warmte en liefde van de omgeving was er gelukkig wel; niemand liep door zonder een praatje te maken.
Mijn moeder was een lieve, rustige, glimlachende vrouw. Toen onze Aja ouder werd stond zij in de winkel, ook als ze hoog zwanger was bleef ze werken. We woonden in een aparte ruimte met moeder en alle meiden. Aja, mijn vader en broers verbleven bij elkaar in een andere ruimte. Mijn vader haalde zijn vrouw regelmatig bij ons weg omdat hij erge hoofdpijn had, zij masseerde dan zijn hoofd, heette het. Mensen maakten grappend opmerkingen zoals; van waar kwamen de baby’s als man en vrouw apart sliepen.
Tijdens schooltijd heb ik als postbode gefungeerd voor mijn broer en zijn vriendin,allebei tieners. Onder weg las ik de briefjes, er stonden liefdesliedjes in meer niet. Die twee zijn nooit met elkaar getrouwd omdat mijn broer aan een ander werd gekoppeld. Voor de vriendin was het een pijnlijke teleurstelling want op de dag van zijn “Bhatwaan”, feestdag voor een huwelijk, ondernam zij een zelfmoordpoging, gelukkig werd ze op tijd gered. Een vriend van mijn broer vond hem lief genoeg om hem aan zijn Zus voor te stellen, zodoende raakte hij ook op haar verliefd. De zelfmoordpoging van de jonge dame had niet veel indruk op ons gemaakt omdat er in die tijd meerdere meiden verliefd waren op hem. Helaas heeft hij het niet lang gemaakt, veel te jong overleed hij door bloedvergiftiging. Hij liet behalve ons ook twee kinderen en een vrouw achter,het was het droevigste wat ons was overkomen.
De meeste gezelligheid beleefden we in onze jeugd van en naar school. Onderweg, misschien twee en een halve kilometers lopen, deden we spelletjes met elkaar. Voor de jongens waren we bang vanwege hun minder vriendelijke gedrag naar ons. Na school gingen we bij elkaar thuis, dat waren onze uitjes. Al op mijn negende werd ik afgeschreven, stond dan in de winkel suiker,zout en meel te wegen. De vriendinnen kwamen toen naar mij, we waren dol op elkaar.
Ik werd een tiener, jongens vonden mij leuk, iemand had ooit gezegd dat ik de mooiste meid uit de hele omgeving was, maar dat vond ik niet. Mijn latere echtgenoot kwam vaak in de winkel voor een Cola, hij sprak mij netjes aan, deed aardig, zei dat hij met mij wilde trouwen. Ik vond het maar niets. Omdat hij bleef aandringen, raakte ik op een gegeven moment ook verliefd op hem. Zijn vader kwam voor “het gesprek” met mijn moeder, we trouwden. Ik kreeg lieve schoonouders ging bij hen op het platte land wonen. Mijn schoonmoeder leerde mij koken. Ik had nog nooit iets op het vuur gezet,zelfs geen ei gebakken. ik maakte kennis met de landbouw en veeteelt, ging ook voor het eerst naar de Mandir en naar films kijken met mijn man. Naast ons kwam er iemand films draaien en we gingen ook samen op de fiets naar de bioscoop.
Het moment waarop het bericht over het overlijden van mijn broer kwam, was ik gras aan het snijden langs de openbare weg. Een passerende agent sprak mij aan met de woorden; ‘Ben je nog hier, het lijk van je broer wordt al naar huis gebracht’. Ik ben de hele weg huilend naar ons ouderlijk huis gefietst. Daar aangekomen trof ik mijn moeder en schoonzus gillend aan, mijn vader sloeg zijn hoofd kapot tegen de muur. Aja zat stil met tranen die langzaam over zijn beide wangen biggelden. Zowel mijn moeder als mijn schoonzus waren helemaal gebroken. De dokter had wel gezegd dat de eerste vijf dagen kritisch waren, maar wij hadden op die vijfde dag helemaal niet op zijn overlijden gerekend. Ik heb afscheid moeten nemen van mijn lieve broer. Het had mij een beetje getroost dat hij kort ervoor nog met mijn baby had gespeeld. Vlak na zijn begrafenis vertrok mijn andere broer naar Nederland voor studie, mijn moeder is nooit meer de oude geworden, werd ziek en overleed.
De Pandit in de tempel bij mijn schoonfamilie waardeerde het dat ik Hindi kon lezen, ik las: ‘ Pandra August hai hame pjaara, azaad hoewa aadj ka dien dees hamaara’ (vijftien augustus is mij lief, op deze dag werd mijn land onafhankelijk). Ze vierden de onafhankelijkheid van India in de tempel. Het Hindi had ik op les bij meester Toelsie en bij mijn vader geleerd, allebei leerden het ’s middags aan ons in het schooltje.
Ik fietste met mijn schoonmoeder achterop van de ene plek naar de andere; ook als ik zwanger was staken we het kanaal over met een korjaal, het was vaak gezellig. Ons huwelijk strandde na een dozijn jaar. Op een gegeven moment pakte ik mijn kinderen en vertrok : simpel omdat er voor ons niets te eten was en ik op hetzelfde moment iemand anders had leren kennen. Mijn man was aan de drank geraakt, kon niet meer werken en wij waren van hem afhankelijk. Ik wilde en kon de situatie niet meer aanzien; de aanleiding voor de laatste druppel die de emmer deed overlopen was echt omdat we honger leden. Tot dan had ik het gepikt dat hij liefjes erop na hield, foto’s met ze maakte en mij chanteerde. Ik ben vaak genoeg echt bang geweest dat hij zichzelf iets zou aandoen omdat hij ermee dreigde. Met mijn oudste kind heb ik weleens in het donker op het erf naar hem wezen zoeken terwijl ik rekening hield met het ergste. Een keer had ik genoeg van zijn gedrag. Ik smeet hem een stuk touw toe met de woorden: ‘doe het!’. Daarna heeft hij nooit meer met zelfmoord gedreigd. Van andere problemen had ik minder last, als hij mij een keer sloeg, sloeg ik terug.
Later raakte ik verliefd op de bewuste persoon die mede als motor had gediend om uit een benarde situatie te stappen. Hij was Moslim, mijn kinderen en ik volgden hem, het bevalt ons allemaal goed, niemand heeft spijt. Tot ik hem leerde kennen wist ik niets over een ander geloof, we waren gewend dat iedereen bij elkaar over de vloer kwam en gemeenschappelijk at en dronk. Het gaat ons allemaal goed vooral zonder alcohol, het is een mooi geloof, ben met mijn hart overgestapt. Mijn familie heeft uitsluitend positief gereageerd, zijn familie heeft ook geen enkele opmerking gemaakt over mijn verleden. Mijn huidige man heeft ons op een fijne manier in zijn geloof begeleid, ik ben er nog steeds trots op.
Ik vind dat mensen niet in een slecht huwelijk moeten blijven hangen. Het staat in geen enkel boek dat wij koste wat kost getrouwd moeten blijven. Toen mijn Zusje Gaytrie zich uit een “mishandel” situatie had bevrijd door naar Nederland te vertrekken en naderhand stiekem een nieuwe relatie was begonnen, heb ik haar geadviseerd om open kaart te spelen. Zij durfde niet voor de dag te komen met haar nieuwe lief omdat zij nog op papier getrouwd was . Achteraf was het geen enkel probleem voor onze familie en vrienden. Ik vond het belachelijk dat haar partner zich verstopte zodra familie aanbelde. Een keer was ze op de markt schoenen aan het passen toen ze een bekende zag aankomen. Zij is toen met twee verschillende schoenen gaan rennen om zich te verstoppen omdat ze niet met een man gezien wilde worden. Helaas is haar leuke partner onlangs overleden. De tattoo op haar onderarm met de naam van haar eerste man heeft haar bij niets in de weg gestaan. Een enkeling had haar toen zelfs aangespoord om haar echtgenoot nooit uit Suriname te laten overkomen. Hij gaf zelfs informatie over hoe de kinderen soms voor hem op de vlucht sloegen. Zijn normaal aardige gedrag sloeg over naar agressie zodra hij alcohol gedronken had. Volgens haar kreeg hij dan ok zin in sex, maar dan zou er bij hem eerst iets omhoog moeten kunnen zei ze. Dat “halfzes” gebeuren (impotentie)frustreerde hem en dat reageerde hij af op haar, is haar verklaring van zijn gewelddadig handelen bij haar. Daags na een pak slaag als hij nee te horen kreeg op toenadering was het huis weer te klein. Hij beschuldigde haar op zulke momenten dat zij vreemd ging. Mensen met nierziekte hebben ook eronder te lijden zegt ze omdat de nier tenslotte ook de “machine” is die het bloed stuurt. Zelf bespreken de heren de “tan tan Gopala” ( impotentie) niet, terwijl er verschillende manieren zijn om het te verhelpen.
Mijn Chotkie en Barkie, echtgenoten van de jongere en oudere broer van mijn man, leefden niet goed met elkaar de een maakte het leven van de ander zuur. Als de een bijvoorbeeld gekookt had was de ander in staat om het voor de ander te bederven door stiekem extra zout door het eten te strooien. Die ene had het al moeilijk waardoor ze gevoeliger was voor pesterijen, zij at rauwe rijst, was er misschien aan verslaafd . De eventuele verslaving was reden voor haar man om haar te mishandelen, verbieden hielp niet, zij werd telkens betrapt. De informatie dat de behoefte aan rauwe rijst misschien door een vitamine tekort zou kunnen ontstaan, hadden wij toen niet. Een keer heeft mijn schoonvader vlak nadat zij “daal”, Hindostaanse erwtensoep had gekookt, stiekem een beetje bewaard. Toen er heibel ontstond over alweer teveel zout door het eten, haalde hij zijn bakje tevoorschijn om iedereen te laten proeven.
De jaarlijkse Ramlila op het voetbalveld werd in onze tijd door een buurman georganiseerd. Dit toneelstuk in de open lucht over het verhaal van Sita, Ram en Ravan werd eerst door de immigranten opgevoerd onder regie van de Pandits. Ik heb in het ouderlijk huis in het Hindi over Rama en Sita gelezen, het boekje was in huis aanwezig. Hoogtepunten bij Ramlila vond ik de neus afsnijding bij Sukh Rekha, en als Ravan in brand werd gestoken op de laatste dag. Haar neus werd voor straf afgesneden omdat ze bij een man bleef aandringen om met haar te trouwen. Bij Ramlila werden volgens mij ook de vrouwelijke rollen door heren gespeeld.
In onze winkel kwamen ook dagelijks een aantal mannen die vlakbij in een bedrijf werkten. Na het werk kwamen ze samen borrelen. We hielden hun rekeningen in een schrift bij om op betaaldagen te innen. Degenen die niet op tijd betaalden zochten we thuis op. Als ze ons zagen aankomen verstopten ze zich of klaagden over de geboorte van een baby waardoor er geen geld meer was. Ze kregen bijna allemaal jaarlijks een kind erbij. Eentje verstopte zich in de winkel achter de toonbank bij de grote pannen en teilen als hij zijn vrouw zag aankomen Hij was misschien de enige Moslim onder de arbeiders die alcohol dronk. Zijn vrouw was iets forser dan hem waardoor ze hem durfde aanpakken. Ook haalde zij op betaaldagen het loon op.
Regelmatig kwam er ook een verwarde oude man met een tas in de hand, hij kwam ook uit India. Wij en andere kinderen namen hem niet serieus, hij werd geplaagd en gepest. De man keek bijvoorbeeld rond in de winkel en maakte vreemde opmerkingen die wij niet konden plaatsen. Hij dronk geen enkel slokje water uit onze handen. Liep dagelijks lange afstanden, volgens ons was het doelloos, dus gek. Hij woonde alleen in een heel klein huisje.
Op Competitiedagen verdienden we veel, vooral broodjes en frisdrank die we door het raam aangaven verkochten goed. Via het raam omdat voetbal wedstrijden op Zondagen vielen. Er was geen vergunning om de winkeldeuren op Zon en feestdagen te openen.
Gaytrie is tien jaar jonger dan mij, toch trouwde zij toen ze nog geen vijftien was. Haar noodlot begon als volgt: Zij bezocht de middelbare school, ontving een liefdesbrief van een jongen die ze bewaarde om het een paar keer daags te lezen. Iemand die kwam logeren vond de kattebel en gaf het aan Bhaudjie (schoonzus) die het op haar beurt aan ons oudste broer gaf. Deze broer trad altijd op als meest verantwoordelijke in het gezin. Hij kon zelfs onze moeder, toen ze nog leefde, toespreken over haar dochters die weer met jongens gepraat hadden, moeder was de vriendelijkheid zelve reageerde meestal met een smile. We hadden een lieve rustige vader die ook niet zwaar tilde aan dat soort dingen. Het eerste wat mijn broer deed was mijn zusje verbieden om langer naar school te gaan. Als mijn moeder geleefd had was dat niet gebeurd. Het niet naar school mogen had ze heel erg gevonden heeft vaak staan huilen als de bus wel met ons andere broer vertrok. Ze mocht het huishouden leren, ondertussen werd het “dienblad rondje” met een oorhnie op het hoofd gelopen (“deekhnie”), immers de rest van zijn familie had haar nog nooit gezien. Het rituele huwelijk werd besproken en voltrokken met alle pracht en praal. Voor de wet was zij te jong om in zo’n belangrijke boot te stappen. Met een chique Impala werd ze na het trouwen naar haar nieuwe thuis gereden. Ze kreeg geld en kadootjes, ook de volgende dag na aankomst was er een feest met vlees en alcohol “Toeran Taran” ( het kapot maken).
De mensen rondom de schoonfamilie waren typisch, ze bleven haar vragen of zij al in verwachting was alsof ze op zoek waren naar het moment waarop een vrouw als onvruchtbaar persoon aangemerkt kon worden. Een getrouwde vrouw die geen kinderen baarde werd een “Baadjhien” genoemd, dat is een vogel die zelf geen eieren legt.
Zij kreeg haar eerste kind toen ze nog geen zestien was. Tijdens die zwangerschap ging ze voor controle bij de verloskundige die ook in hun district naast de winkel en bij het buurthuis zat. Omdat zij een natte onderbroek had ging ze zich verschonen in de badkamer van de winkelier maar zei niets erover aan de assistente die een paar controles deed. Thuis aangekomen moest de Verloskundige met spoed gehaald worden die scheldend arriveerde. Volgens de zuster hoorden mensen die sex hadden ook te weten wat weeën en vruchtwater waren. Haar opmerking bij aankomst in het Sarnami was; “Djaane gaar marwawee, na djaanee weeën aur vruchtwater”. Maar omdat mijn Zus pas zeven maanden zwanger was had ze met geen haar op het hoofd aan een naderende bevalling gedacht. Ondertussen was bij ons bekend dat ze regelmatig met blauwe ogen rondliep, zij was in een ‘mishandelhuwelijk’ beland. Haar schoonmoeder kon haar helaas niet genoeg beschermen tegen haar asociale zoon. Haar oudere zoon deed ook raar, hij dreigde telkens dat hij zich van kant zou maken tot het een keer echt gebeurde nota bene waar zijn vrouw bij zat. Niemand geloofde dat hij geen grap aan het maken was met een touw in de boom. Nog steeds houden wij er rekening mee dat het een uit de hand gelopen, zoveelste dreigement van hem was.