Kent u de neusinhaler? Dat klein dingetje dat lijkt op een tampon. Juist ja, dat ding. Mijn vriendin had voor haar zoon (toen 7 jaar) zo’n neusinhaler gekocht. Trots pronkte hij ermee bij mijn zoontje Sagar (toen 5 jaar): ‘Kijk eens wat ik heb?’ Hij beweegde de neusinhaler demonstratief in de lucht, stopte het in zijn neusgat en haalde diep adem. Met een sierlijke beweging ging het apparaat naar zijn andere neusgat. En weer haalde hij diep adem. Hmmmm, mijn zoontje, die al die tijd stil had geobserveerd, kon natuurlijk niet achter blijven. Prompt rolde uit zijn mond: ‘Daar hebben wij er heel veel van thuis. Die stopt mijn moeder in haar bil!’
Ik was even perplex en proestte het daarna uit van het lachen. Ik had al die jaren toch echt de illusie dat hij niets had opgemerkt. Integendeel, hij had dus handelingen gezien en daar met zijn referentiekader zijn eigen puzzel van gemaakt: zijn moeder stopt een neusinhaler in haar bottom. Nou, tijd dus om te voorkomen dat hij de wereld onjuist informeert! Thuis legde ik hem uit dat vrouwen iedere maand een paar dagen afvalstoffen uit het lichaam plassen zonder dat zij daar controle over hebben. Ze kunnen hun plasje dan niet inhouden. Maar omdat we volwassen zijn, hebben wij speciale kleine luiers die lijken op neusinhalers. En die stoppen we niet in onze billen, maar daar waar het plasje uit komt. Met dit gesprek had ik een basis gebouwd. De jaren daarna kreeg hij steeds iets meer informatie over het vrouwen- en het mannenlichaam, over de overeenkomsten, de verschillen, over het zaadje en het eitje en hoe dat zaadje bij het eitje komt. Natuurlijk heb ik hem ook horrorverhalen verteld over geslachtsziekten. Over puisten, stank en pus aan het geslacht. Zo! Geregeld! Die jongen hoef ik voorlopig nog niet met een vriendinnetje te delen!
Voor mijn pleegzoon Arjun begon het eerste gesprek over menstruatie toen hij 9 was. Moe en kapot na een lange werkdag lag ik na inname van een paracetamol op de bank. Hij stelde een vraag en ik reageerde nogal kort. Meteen daarna voelde ik me schuldig. Daarom legde ik hem uit dat ik ongesteld was. ‘Vrouwen hebben dat vanaf hun puberjaren iedere maand. Mijn eerste dag is vaak pijnlijk’, vertelde ik hem, ‘en daar wordt ik nogal knorrig van’. Mijn reactie lag niet aan hem of aan zijn vraag. Hij begreep het: ‘Ok, tante Anita. Is niet erg hoor.’
Mijn jongens zijn toch echt wijze kereltjes. Ik vond het prachtig dat ze op deze jonge leeftijden begrepen hoe een vrouwenlichaam werkt. Ze houden er nu ook rekening mee. Op een willekeurige dag, zat ik bijvoorbeeld in de tuin rustig wat voor me uit te staren, met een bakje koffie in mijn handen. Ik was in gedachten verzonken en had niet in de gaten hoe mijn blik stond. Tot ik de verkennende blik van Arjun zag. Wat is er aan de hand? Vroeg ik hem. Arjun: ‘Tante Anita, bent u ongesteld?’ Ik begreep het even niet: ‘Huh? … Nee… Nou jah!!!’ zei ik tegen die aap! ‘Ik zit gewoon rustig!’ Toen barstten Sagar en hij in lachen uit. Hun vader ‘steunde’ mij grijnzend met de woorden: ‘Wijze jongens hè?’
De boodschap van dit verhaal is heel simpel: Ik mocht kiezen: of mijn jongens en hun vriendjes denken dat ik met een neusinhaler in mijn derrière rondloop, of ze leren dat alle vrouwen maandelijks ongesteld worden. Wat had u gekozen?