Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 2: Jai Hind, sport en emanicipatie

Wat een wedstrijd. Het moet nu ongeveer 45 jaar geleden zijn, dat de wedstrijd tussen Jai Hind en Nautico is gespeeld. Beide teams hadden evenveel punten in de Eerste klasse van de Surinaamse Voetbal Bond, de SVB. De winnaar van deze wedstrijd zou een promotie-degradatie wedstrijd spelen tegen de voorlaatste van de Hoofdklasse om zo te promoveren naar de hoogste klasse van de SVB. Hoofdklasse! Een ongelooflijk vooruitzicht voor de mannen uit een agrarische samenleving om te voetballen in de top van Suriname. De mogelijkheid dat voor het eerst in de geschiedenis van Suriname een voetbalclub met nagenoeg alleen Hindostanen in de Hoofdklasse zou acteren, was onvoorstelbaar. Ik droomde van dat bijna onmogelijke, want de Hoofdklasse bestond uit geweldig sterke clubs als Robinhood, Transvaal, Leo Victor, Voorwaarts en de “kleine” Jai Hind zou het tegen deze grote clubs opnemen.

Jai Hind is van oorsprong een voetbalclub uit Kwatta, waar nagenoeg alleen landbouwers woonden. Als ik zeg club, dan moet u niet denken aan een strak georganiseerde voetbalvereniging, een organisatie met betalende leden, een kantine met verder een geweldige sportaccommodatie. In de verste verte niet. Het waren allemaal buurtjongens, van pakweg tussen de Derde Rijweg tot de Vierde Rijweg, die een afspraak hadden om per week drie keer te gaan voetballen op een stuk land waar vandaan eerst de koeien moesten worden verjaagd. Het gebeurde elke keer weer, dat vervolgens eerst het veld opgeschoond moest worden van alle koeienvlaaien en alle kaufoetoe’s (whats in a name) dicht gestampt werden. Overigens het was wel goed voor het gras. Het gras dat werd gemaaid door de voetballers, met een katlis (houwer). In die tijd had niemand op Kwatta de beschikking over een grasmaaier.

Het leven van de mensen op Kwatta begon door heel vroeg opstaan, koeien melken en vervolgens op het land werken. Het avondeten bestond uit rijst, met (zelf gekweekte) groente, dál en (gebakken) zwampvis. Het culinaire hoogte punt werd bereikt op de zondag, als er kip (rasfowru) werd klaargemaakt. Veel vertier was er ook niet, behalve de gebruikelijke zaken als huwelijken en andere religieus gerelateerde rituelen. Velen gingen op de zondag ook naar de Krishna mandir. De mannen gingen daarna naar een voetbaltoernooi, een knock-out competitie, ergens in de buurt. Soms werd het letterlijk opgevat en ging men inderdaad op de vuist. Er was ook een heel sterke sociale cohesie in de buurt en veel respect voor ouderen. Jongeren spreken mij nu aan met “oom”, waar ik tegen iedere oudere in de buurt, káká, dádá, moussi of phuwá zei.

De meeste spelers waren ook kleinlandbouwers. Sommigen, die in de stad werkten, hielpen mee in het bedrijf van hun ouders of verbouwden zelf ook wat als aanvulling op hun salaris. Maar op de dinsdag, donderdag en de zaterdag waren ze om half vier present op het voetbalveld. Ze waren fanatieke liefhebbers van het voetbalspel. De training bestond uit eindeloos lopen en vervolgens op doel schieten. Ze konden ook niet anders want er was maar één bal. De kers op de taart was een partijtje van dik een uur. En dat ging behoorlijk fel aan toe. De spelers waren als gespierde spijkers en gehard als staal. Dit was niet het gevolg van een uitgekiende training in een goed geoutilleerde sportschool. Welnee, hun gespierde lichaam was een gevolg van hun eerlijke en noeste arbeid op het land, waar alles met de hand plaatsvond. Het graven van goten, het omwoelen (draaien) van de grond, het sjouwen van mest, wieden (waaien) van onkruid, het bewateren van de plantjes etc. Eerlijke zweet.

Jai Hind had een vaste en trouwe aanhang uit Kwatta en deze hadden dan ook in de gaten dat de Hoofdklasse lonkte. De spanning was tastbaar op Kwatta. In elk gezin werd er over de komende wedstrijd gesproken. Niet alleen de mannen, ook de vrouwen deden mee. Dit was logisch, want de jongens waren allemaal uit de buurt en leefden enthousiast mee. Er werden extra trainingen ingelast, waardoor er nog langer aan duurloop werd gedaan. De achterliggende gedachte was dat de spelers van Nautico veel meer techniek hebben, maar geen sterke conditie. Het zijn stadse jongens. Langzaam kregen ook anderen buiten Kwatta, met name uit de Leidingen, in de gaten dat de mogelijkheid bestond dat onze jongens in de Hoofdklasse konden voetballen. De publieke belangstelling nam toe. De wedstrijd was aanvankelijk gepland op een zondagmiddag. Mijn oudste broer Ramadhar Soekhlal was secretaris van Jai Hind en mijn andere broer Henny was speler. Ik mocht altijd met ze mee naar de verzamellocatie, vanwaar de spelers in een lijnbus van een buurjongen naar het stadion reden. De stemming was zeer opgewekt en vol goede moed over een gunstige afloop. De dag ervoor waren de jongens naar een ojhá (“obiamang”) geweest uit Leiding. Daar kreeg de aanvoerder, gebonden in een rood koordje wat as en bloemen mee. De opdracht was om dit voorzichtig en uit het zicht van anderen in het eigen doel te deponeren zodat de tegenpartij niet zou kunnen scoren. De doelman zou hulp krijgen van duistere krachten. Het was vervolgens noodzakelijk om in de rust dat rode strikje mee te nemen, anders zouden de jongens van Jai Hind niet tot scoren komen en dit was natuurlijk niet de bedoeling.

De spelers kregen voor deze belangrijke wedstrijd een nieuw tenue. Jai Hind had de clubkleuren rood en wit. Het shirt was smetteloos wit, met een rode baan diagonaal van links naar rechts en de broekjes hadden twee rode strepen aan de zijkant. Ook de sokken waren wit. Deze arbeiderszonen hadden een koninklijke uitstraling in die outfit. We namen plaats in de lijnbus en reden naar het stadion. Die zondag echter, regende het onophoudelijk. Een echte sibibusi. We reden naar het stadion en ik maakte voor het eerst een file mee. Toen heette het gewoon druk, maar het gaf ook de plotse en grote belangstelling aan voor de wedstrijd. De spelers waren stomverbaasd, dat met name zoveel Hindostanen naar het stadion gingen. Het was immers nog nooit eerder vertoond. De vrolijke stemming in de bus was omgeslagen in ernst. Het werd stiller. Toen wij bij het stadion aankwamen, hadden zich een paar duizend man verzameld, maar de hekken en kassa’s waren dicht. Dit was wel vreemd. Op een gegeven moment kwam een vriendelijke goedlachse man naar buiten en zei “jongoe nooit mie no si so men koelie djá”. Hij had een trieste mededeling, namelijk dat de wedstrijd was afgelast. Tsja, zo ging dat vroeger. De SVB had wel een telefoon, maar op Kwatta had niemand telefoon. Zonder gemor ging de menigte naar huis. Woensdag zou het dan moeten gebeuren. Er was ook teleurstelling, want de kans dat er op een woensdagavond weer een grote publieke belangstelling zou zijn, was klein.

Het ritueel voltrok zich weer op identieke wijze. Dinsdagavond met z’n allen naar de ojhá, met dit verschil dat op woensdag voor vertrek de jongens werden ingesmeerd met olie, met rozig spul. Sommigen moesten niets van die ”rotzooi” op hun lichaam hebben, anderen geloofden er heilig in.

Ik heb aan een paar spelers gevraagd hoe de voorbereiding was op de woensdag. Sommige spelers hadden overdag gewoon op het land gewerkt. De tomaten, koro en kouseband op het veld hielden geen rekening met een mogelijk historische wedstrijd. De ene had tot 17.00 uur bonen geplukt en de ander een flink stuk grond omgespit, met een vork (phák).
We reden met de bus richting het stadion en zeer tot onze verbazing waren er weer duizenden mensen op de been. Ook nu werd er geschiedenis geschreven. Voor het eerst was een wedstrijd in de Eerste Klasse uitverkocht. Bovendien, waren er voor het eerst zoveel Hindostanen uit de districten in het stadion, sommigen waren voor het eerst zo ver in de stad. De mensen hadden dholaks, sankhs (schelp om erop te blazen) en dhaplá’s meegenomen om de jongens aan te moedigen. Vanwege mijn broers mocht ik plaatsnemen op de sintelbaan van het stadion. De stress was voor mij ondraaglijk. Het stadion zinderde van spanning. De spelers van Nautico moesten ook lachen om het tafereel en waren duidelijk verwonderd en overdonderd door de massale opkomst. Ook voor hen was deze voetbal folklore nieuw.

De spelers van beide elftallen liepen in een sukkeldrafje naar het veld en stelden zich op. In een zwak schijnsel van het licht zag in mijn helden in een 4-3-3 opstelling. En ander historisch feit was dat deze wedstrijd van de Eerste Klasse, ook live werd uitgezonden op de radio.

Een van de grote verdiensten van de Nobelprijswinnaar Vidiadhar Surajpersad Naipaul is naar mening dat hij Hindostaanse namen introduceerde in de wereld literatuur. Anil Ramdas heeft dat in zijn columns en essays in Nederland verder gestalte gegeven. Hoewel in Suriname bijna de helft van de bevolking Hindostaans is, was het 45 jaar geleden niet gebruikelijk om Hindostaanse namen in de kranten te lezen of op andere radiostations te horen dan de Hindostaanse radiozender Radhika. Een van de supporters die naast mij zat, was op het briljante idee gekomen om een transistor radio mee te nemen.

Ik hoorde mijn favoriete verslaggever Guno Hoen de opstelling doorgeven. Hij had de prachtige gewoonte om de “r” in de namen rollend uit te spreken. Hij sprak de namen ook staccato en zangerig uit, zodat ze ook poëtischer klonken. In het doel Salik, die mijn buurjongen was en ik was vervuld met trots dat ik zijn naam op de radio hoorde. De achterste linie van links naar rechts: Sieuwpersad, Ramautar, Jankie en Nain. Het middenveld bestond uit, Sloot, Jagroep, Ratchasingh . In de voorhoede Maharadjsing , Kewalapat en Koenya Jagroep.

Toen de scheidsrechter floot voor de aanvang van de wedstrijd brak er op de tribune een kakafonie van geluiden los. Er werd luid geroffeld op de dholaks en dhaplá’s en hard geblazen op de vele sankhs. Binnen een kwartier stond het 1-0 voor Jai Hind. Na een fabuleuze steekbal van de heer Sloot schoot de rechtsbuiten Koenya Jagroep de bal hard en hoog in het doel. Het stadion explodeerde van vreugde. Ik kon niet genieten vanwege de spanning, want dit had ik niet verwacht. Ik hoorde de heer Guno Hoen een langgerekte “gooaaal, Jagroep maakt 1-0 voor Jai Hind” roepen, zoals dat gebruikelijk is in Brazilië.

Dit was ook de ruststand. In de pauze kregen alle spelers een sinaasappel uit een koelbox. Ik kreeg er ook een, maar bij de eerste hap voelde ik mijn tanden niet meer, zo koud was die sinaasappel. Ik hoorde de trainer roepen “doorgaan mannen want de jongens van Nautico zijn moe, ze hebben geen conditie”. Ik weet niet of dit het geval was, maar binnen een half uur in de tweede helft stond het 3-0. Na een pas van Soerinder Ratchasing maakte de heer Soekhnandan “Gama” Kewalapat eerst 2-0. Uit een corner van alweer de heer Ratchasing kopte de heer Kewalapat de 3-0 binnen. De spelers van Jai Hind kregen van de spelers van Nautico de felicitaties en een warme brasá, als blijk van erkenning en grote sportiviteit.

Nog een ander historisch feit is dat de heer Gama Kewalapat als eerste Hindostaan – en voor zover ik weet niet meer herhaald – in dat jaar topscorer is geworden van de Eerste Klasse met 23 doelpunten. De heer Soerinder Ratchasing werd de kanonnier genoemd vanwege zijn zinderende harde schot. Hij heeft veel doelpunten gemaakt uit vrije trappen. Ook corners schoot hij de bal zwanger van effect rechtstreeks het doel in.

Het is ontegenzeggelijk waar dat de emancipatie van de bevolkingsgroepen in Suriname langs etnische en politieke lijnen loopt. Dit geldt zeker ook voor de Hindostanen. Maar door Jai Hind, kwam dit proces in een stroomversnelling als in een soela. Op het veld was je prestatie niet afhankelijk van facilitering of op een andere manier van begunstiging. Je moest het zelf doen, op eigen kracht, toewijding, passie, volharding en talent. Je was helemaal op je zelf aangewezen en je dwong zelf respect af en daar door een plaats in de samenleving.

Deze overwinning gaf de jongens van Kwatta, nagenoeg allemaal arme landbouwers, die heel hard moesten werken om hun gezin dan wel familie te onderhouden, een geweldig groot zelfvertrouwen. Het beroep van landbouwer stond toen ook niet erg hoog in maatschappelijk aanzien. Wat gold voor de spelers van Jai Hind, gold ook de Hindostanen in het algemeen. Ze konden ineens zelfbewuster voor de dag komen.

Jai Hind promoveerde in dat jaar naar de Hoofdklasse. Veel wedstrijden van Jai Hind werd live op de radio uitgezonden. Er verscheen ook kranteninterviews met foto’s met diverse spelers van Jai Hind. Ook kregen ze invitaties voor het nationale elftal van Suriname. Doelman Salik was één van de spelers die het nationale doel mocht verdedigen, zonder hulp van een “Obiamang” of als resultaat van vriendjespolitiek. Het emancipatieproces van de Hindostanen is 45 jaar geleden voltooid.