Column Jan S. Soebhag – Aflevering 11: De oudste Ahirwá-danser Biharie Nandlal is er niet meer

(Biharie Nandlal is op 93 jarig leeftijd op 01 februari 2018 komen te ontvallen (28-05-1925/01-02/2018)

Biharie Nandlal is geboren op 28 mei 1925 te Jagtlust Commewijne. Hij is zoon van de Immigrant Soerdjbali Debi, QQ/73 (District: Gonda, Dorp: Fatteypur, omgeving Politiepost Sadullanagar) geweest. Zijn moeder heette Mahesserie Biharie en was in Suriname op 03 oktober 1906 geboren op de plantage Dordrecht.

Biharie Nandlal vertelde het volgende:

De vader van Biharie Nandlal is op 27 november 1913 uit Calcutta vertrokken en hij kwam op 7 januari 1914 in Suriname aan. Hij werd te werkgesteld op plantage Dordrecht in het district Commewijne. Na de contracttijd ging Soerdjbali Debi op Meerzorg wonen. Daar bouwde hij een huis van mangrove en parwa takken. De wanden van het huis waren van ‘boesi-pápáyástam’.

In het begin woonden de ouders van Biharie Nandlal samen in deze woning. Zijn ouders waren niet getrouwd en leefden in concubinaat.

Over de komst van de vader van Biharie nandlal uit India naar Suriname vertelde hij het volgende:

Zijn vader heeft hem het volgende verteld over zijn komst naar Suriname.

‘ek samai ghar se niksá, vertaling: (ooit ging hij van huis)           

‘káli ká Milan Karne ká’,  (naar een feest van godin Káli)

‘káli ká melá,……………(feest van godin Káli)

‘gangá men nahái’,……. .(een bad in de (Heilige) Ganges nemende……)

‘Arkáthi ne hamko’, ……(de ronselaar…)

thag ko ke dipu men thelá…(…...pakte mij en duwde mij in de dèpôt)

(De vader van Biharie Nandlal ging ooit uit huis om in de Ganges te baden, omdat er een feest was ter ere van de godin ‘káli’. De ronselaar kwam en hij duwde mij in een dèpôt).

Vanaf 27 november 1913 en daarna (de periode 7 januari 1914) had Soerdjbali Debi een zekere relatie opgebouwd met zijn lotgenoten, waaronder de jaháji-bhái’s (‘bootsbroeders’). Dit maakte van hen een hechte vriendenkring op velerlei gebieden. De taal, de cultuur en de meegenomen tradities speelden hier een belangrijke rol (dit bleek voornamelijk uit de gesprekken met de kinderen van de Immigranten en hun nakomelingen). Overal waar ze woonden, vormden zij kleine culturele eenheden. Zang en dans waren de voorname cultuuruitingen die hun bij elkaar hield.

De birhá-zang, waarin zij hun ervaringen meedeelden, de geschiedenis of een ander moment uit hun leven werden bezongen,  genoot veel populariteit. Dit werd mede omlijst door de zogeheten boerendans, de ‘Ahirwá of de janghinyá ke nác’. Deze zang- en dansvorm was als cultuuruitingsvorm op dat moment en de jaren die volgden heel populair, naast toneel en andere culturele uitingen.

De birhá als zang was onlosmakelijk met de Ahirwá-dans verbonden. Deze Ahirwá-dans werd uitgevoerd met een speciale klederdracht of kledij, hetgeen bekend stond als ‘janghinyá’. De janghinyá is een korte broek voor de dij, dat verder versierd werd/wordt met kleine koperen belletjes. De kleur van zo’n korte broek is felrood en die wordt gedragen op een dhoti (- staat bekend als de lende doek).

Toen Biharie Nandlal ongeveer 14 jaren oud was, verloor hij zijn moeder. Hierna hielp hij zijn vader in de huishouding. Op 20-jarige leeftijd (13 december 1945) trad hij in het huwelijk met Dhanwatia. Uit het huwelijk zijn er 13 kinderen geboren. Op 17 augustus 2009 is zijn echtgenote komen te ontvallen.

In het dagelijkse leven stond hij bekend als de ‘Ahirwá’ danser of de man die ‘janghinyá’ danst.

Na de dood van zijn moeder ging Biharie Nandlal direct aan het werk, omdat ze heel arm waren. Dagelijks vertrok hij heel vroeg in de ochtend uit Meerzorg (patjás ketiyá) om naar de plantage Zoelen te gaan. Daar kapte hij dagelijks riet om wat bij te verdienen. Hiervoor ontving hij soms 30 centen en soms 40 centen per dag. Een ander werk wat hij ook deed, was het wegkappen en het verbranden van houtluizen in de rietvelden. Hiervoor ontving hij soms sf. 2,-,  sf. 2,50 of sf. 3,- per week. Hiermee had hij zijn dagelijkse leven ingericht.

In die periode werkte zijn vader niet meer voor anderen. Hij zat thuis en hield zich bezig met het beplanten van groentensoorten, waaronder urdi en kohrá (pompoen) voor het dagelijks gebruik.

Na het huwelijk ging Biharie Nandlal samen met zijn vrouw rijst planten, oogsten en dorsen. Tijdens de oogsttijd waren ze overdag bezig te oogsten en ‘savonds te dorsen. Het loon voor een halve dag was sf. 0,50 en ‘savonds sf. 1,25. Dit was niet alles. Ze moesten het gedorste padi verwerken, zodat de ‘popo’s (of dhán ke paiyá: sarnámi) of popo alesi (Sranan) en het vuil gescheiden werd van de hele korrels padi (in sarnámi noemen we deze handelingen: ‘dhán osáwe’). Hierna werd de schone padi in de bakhár (sarnámi) of in de schuur opgeslagen. Samen verdienden Biharie Nandlal en zijn vrouw een redelijk bedrag voor die periode. Zo probeerden zij te overleven.

Het enige dat Biharie Nandlal van jongsaf zag en wat hem interesseerde, was de Ahirwá ke nác, waarmee hij zich verder ontspande. Binnen niet al te lange tijd ontpopte hij zich tot een van de beste dansers in zijn omgeving. Algauw werd er een beroep op hem gedaan om zijn danskunsten te laten tonen bij  feestelijke gelegenheden. Zijn populariteit groeide en hij werd tegen betaling ingehuurd met birhá-zangers (in een latere periode was de bekende Mangre van Meerzorg betrokken in zijn groep) en populaire nagárá-bespeler. Hij had ook een mannelijke danspartner, geheten ‘Bhánte’, die niet zo lang geleden ook is komen te ontvallen. (Bhánte was van Meerzorg en uit dezelfde straat waar Biharie Nandlal woonde).

De Ahirwá ke nác kreeg langzaam aan veel bijval daar deze dansvorm een belangrijke culturele uitingsvorm was van de landbouwers en de veetelers. Veel van de Immigranten en nakomelingen uit die tijd waren landbouwers en veetelers en ze genoten van hun eigen cultuur en tradities die men eerder in India had gekend.

In Suiriname werd deze dansvorm als een van de weinige en overgebleven culturele uitingen uit de landbouwers-beroepenklasse heel hoog gewaardeerd. De ouderen waren dol op deze culturele uitingsvorm.

Vanaf Meerzorg tot ver in het district Commewijne werd hij gevraagd om op te treden (deze dansvorm kent namelijk bijzondere voettechnieken; soms wordt deze dans uitgevoerd door een enkeling of soms door een combinatie van 2 tot 3 personen. Een belangrijke gegeven is dat er gedanst wordt op de ‘slagritme’ van de Nagárá,  slaginstrument).

Biharie Nandlal was heel populair en stond onder zijn leeftijdsgenoten bekend als de Ahirwá-danser in Suriname. En hij was een van de weinige overgebleven kinderen van een Immigrant, die voornamelijk deze dansvorm uitvoerde. Uit het gesprek met hem kwam naar voren dat zijn kleinzoon ook de Ahirwá dans uitvoert, alleen heeft hij vanwege omstandigheden geen vaste woon- en verblijfplaats.

Met het geengaan van Biharie nandlal als oudste Ahirwá-danser in Suriname is ook dit onderdeel van de cultuuruiting en de traditie aan het einde gekomen. Hiermede zijn wij een heel belangrijke culturele uiting kwijt.

Reacties zijn gesloten.