Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 33: Mitra: Wat je zag is waar, het was een gelukkig paar

Ik ken Mitra uit de jaren zestig als een dochter van de Dominee en zijn echtgenote gekleed  in Sari aan de Gravenstraat te Paramaribo.  Later, jaren negentig ontmoette ik haar bij de bushalte aan de Houtwijk laan in Den Haag. Zij vertelde mij over een film waaraan ze zelfstandig werkte. Daarna hoorde ik over haar CDA raadslidmaatschap in de Haagse  Gemeenteraad en een werkbezoek bij het JIT, Jeugd Interventie Team. We hebben ook nog samen in de Hindostaanse Gayboot  op de Amsterdamse grachten gevaren tijdens de Gaypride 2011 en ontmoetten elkaar bij een activiteit  van het Sarnami huis waar ze het ook over ‘Sister- hood’ had gerept. Nu ontmoeten we elkaar soms bij activiteiten in Den Haag zoals laatst bij een informatieavond over Eer gerelateerd geweld en Gender gelijkheid,  georganiseerd door Stichting Vobis samen met Stichting MOOI in Buurthuis Boerenplein te  Transvaal waar ze liet vallen dat ze Lijstduwer is.

Om het laatste vroeg ik aan haar of ze zelf werd geduwd door een groepje. Het antwoord wekte bij mij de indruk dat ze misschien in eenzaamheid hard werkte waardoor ik om haar visitekaartje vroeg. We maakten een afspraak  met het onderstaande als gevolg.

Mijn naanie is in 1970 op Zevenenzestig jarige leeftijd overleden in Nederland. Ik vond haar geweldig, zij heeft nog in de ‘Dropatiband’, Baithak Gana  gezongen , het was een sterke persoonlijkheid. Zij is in een clip te zien op You tube.

Mijn moederis door haar oudste zus, mijn maussie die onlangs is overleden, opgevangen. Later werd ze in het kinderhuis geplaatst waar ze Christelijk werd opgevoed.  Het tehuis Sukh Dhaam (huis van Geluk ) van de Evangelische Broeder Gemeente was voor kinderen van Plantagearbeiders in schrijnende situaties.  Op haar zestiende verhuisde mama naar het Soendersing Internaat in Paramaribo om voor Onderwijzeres te studeren.  In dit verblijf zat ook mijn vader om ook voor Onderwijzer te leren.  Hij verbleef er omdat er in  Nickerie, zijn geboorteplaats,  geen verdere opleiding mogelijk was. Ze werden verliefd op elkaar.

Mijn vader zette door, ze trouwden.

Naanie  was  arm  en alleenstaand en kon de rest van haar kinderen niet goed verzorgen.  De  buurvrouw,  adviseerde haar om ook deze kinderen in het kinderhuis te  plaatsen. Met uitzondering van onze oudste maussie die al uitgehuwelijkt was, zijn al haar kinderen in het kinderhuis opgevangen en groot geworden. Eentje  is bereikbaar, hij is boven de tachtig.

Parnaanie heb ik een keer op mijn zevende met een maussie bezocht, ze was ziek en  lag op bed.  Zij kwam uit India. Van parnaana weet ik niets.

Mijn aadja is als driejarige met een contract uit India gekomen. Hij heeft op de suikerriet plantage gewerkt. Zijn taak was dode blaadjes vd rietstengels verwijderen. De gegevens kunnen opgezocht worden. Aadja was met zijn  moeder en zijn naanie gereisd, zij was vrije immigrant. Ze kwamen op 7 April 1912 aan  op plantage Waterloo. Toen aadja overleed zaten wij in Nederland voor de studie van mijn vader. Hij studeerde Theologie aan de Universiteit. Na zijn studie ging hij een jaar naar India om er Hindi, Urdu  en de methode over kerstening van de Indiërs te leren.  De Indiase wijze om het Evangelie te verkondigen leerde hij op de Leonard Theological College.

Toen wij in Jabalpur te Andra Pradesh aankwamen was ik zes. In eerste instantie werden we in een studentenhuis opgevangen om te acclimatiseren, het was daar vakantie waardoor het complex leeg was. Toen de studenten terugkwamen gingen we naar woonruimte  die voor gezinnen bedoeld was.  Het was een lange barak die in vakken was verdeeld voor studenten met hun gezinnen uit alle hoeken van India. Wij waren de enige uit het buitenland. In deze tijd heeft mijn moeder de sari leren dragen. Het was de dagelijkse kleding van dames. Nog steeds trekt ze die bij bijzondere gelegenheden aan. Ipe Joseph uit Kerala en onze pa werden beste vrienden, hij heeft ons een keer mee genomen naar zijn geboorteplek Kerala in Zuid India, het is er heel mooi. Ik vond het verder  heel gezellig bij de gezinswoningen. Het was er veilig, kinderen speelden met elkaar er waren schommels.

Er stond een grote Moerbei boom in de vorm van een parasol op ons terrein waarvan de vruchten ook door buurt kinderen werden geplukt. Het verwonderde mij dat deze kinderen  supersnel in de boom konden klimmen, ze speelden voornamelijk met mijn oudere zus. Ik ging naar school om Hindi te leren, thuis onderwees mijn moeder mij in taal en rekenen. Ik was linkshandig, moest met rechts leren schrijven hetgeen ik een ramp vond. Vlakbij was een openluchtbioscoop, we hoorden de muziek maar konden pas een beeld opvangen als we heel hoog schommelden.

In 2008 heb ik Chacha Ipe Joseph na een poosje zoeken op internet in  verschillende kerken te Kerala gevonden. Ik ben op bezoek gegaan bij hem. Hij woont nu in Hydrabad, zijn kinderen zijn allemaal het huis uit, eentje zit in Amerika. Ipe Chacha had mijn leven gered toen ik als kind bijna was verdronken tijdens die ene vakantie met de familie.

Nog voor mijn zusje geboren zou worden keerden we teug naar Nederland, anders zou het moeilijk worden om de in India geboren baby mee te krijgen. In het vliegtuig was het personeel verbaasd dat ik Nederlands sprak, ze begonnen Engels met ons te spreken. Na een kort verblijf in Nederland vertrokken we naar Suriname waar mijn vader als Dominee heeft gefungeerd. Zoals jij ze zag waren ze ook, een gelukkig paar in liefde bij elkaar.

In Suriname heb ik  op de Vrije Atheneum  gezeten . In 1977 ging ik naar Den Haag  eerst naar de HAVO daarna naar het VWO te gaan.We startten met een groep van zes jonge vrouwen en zijn nog steeds bevriend met elkaar, onlangs hebben we veertig jaar vriendschap gevierd. Zij zijn gaan trouwen of samenwonen, ze werken wel allemaal. Ik ging vervolgens naar de Universiteit te Maastricht om er af te studeren.  In 1982 begon ik aan een experimentele studie te weten Sociale Gezondheidkunde. In 1984 werd het erkend door minister Deetman. De studie vond plaats volgens een Amerikaans model. We kregen geen  in college maar leerden in groepen om problemen op te lossen “Problem Based  Learning”. Nu heet de studie Gezondheidwetenschappen. Het Hindi dat ik in India had geleerd kon ik in Nederland goed gebruiken omdat mijn vriendin het sprak. Ik was kind aan huis en kwam bij haar hele familie over de vloer.

Mijn eerste baan was bij de Stichting Drugs Hulpverlening voor Surinamers. Wij zaten in het gebouw van de Landelijke Federatie in Utrecht. Ik werd speciaal aangetrokken om Aids voorlichting op te zetten.  Het was nieuw werk, ik liep tegen de Nederlandse methode aan die individualistisch was. Er moest een cultuur sensitieve methode ontwikkeld worden vond ik. Tegelijkertijd  werd ik benaderd door filmmaker Andrew Reeder voor een film over Surinamers met HIV en Aids.

Toen het geld op was voor het project in Utrecht verhuisde ik voor werkzaamheden naar Amsterdam.  Via mijn werk in Amsterdam vroeg ik subsidie aan voor de film en ging zelf research doen. Bij  het Aidsfonds  was er ongeloof over mijn project, het zou niet slagen dachten ze. Met de helft van het geld dat ik aangevraagd had kreeg wij het voor elkaar dat Surinamers hun verhaal voor de camera wilden doen.  Voor Zowel Ethel Pengel als Shanti Parag bestonden er geen taboes om over hun situatie te praten. De film; Aan Niets Overleden, bracht de cultuur van Surinamers goed in beeld. Shanti Parag staat er met zijn hele familie op. Onlangs zijn de Quilts, naamvlaggen, formeel overgedragen aan het Haags  Historisch Museum. Ik was via Stichting Vobis in Den Haag uitgenodigd. De broer van Shanti Parag was ook aanwezig. Toen er om beeldmateriaal werd gevraagd, heb ik bovenstaande film die ik gelukkig nog bewaard had afgegeven. Het is op videoband, zij gaan het overzetten om te gebruiken ter ondersteuning van de quilts. Ik ben er trots op dat mijn werk voor de eeuwigheid bewaard zal worden.

Bij de GGD in Amsterdam vond ik de methodiek ten behoeve van voorlichting omtrent Aids bij vrouwen niet voldoen. Ik besloot om zelf een werkwijze te ontwikkelen waarbij ik  veel steun heb gekregen van Psycholoog/Psychotherapeut  Indra Boedjarath die mij inzicht gaf in de psychologie van processen bij het vrouw-zijn. Een methode was; elkaar levensverhalen vertellen van grootmoeder op moeder, de mondelinge overdracht van de geschiedenis onder vrouwen. Ik heb nog erover gepubliceerd in een tijdschrift.

Stichting Mission Impossible maakte het mogelijk dat er geld vrijkwam bij Mama Cash voor mijn deelname voor de Aidsconferentie in Durban, Zuid Afrika om mijn methodiek te presenteren. Terug uit Durban zou de Universiteit bekijken of er een Promotie onderzoek op dit onderwerp tot stand zou kunnen komen. Het NWO keurde het af omdat het slechts over vrouwen ging. Ik zag al mijn moeite in het water vallen en raakte diep teleurgesteld vooral omdat ik het met zoveel  moeite had bedacht.

Uit pure teleurstelling besloot ik na een vakantie in Suriname bij de Medische Zending te solliciteren. Ik vertrok met Ethel Pengel. Zij begon bij de Mamio Namen Project, waar ze nu directeur is en ik bij de Zending. Ethel werd nog afgewezen voor onderdak vanwege  de HIV infectie. In de jaren 2001  was het taboe; wij zouden het bespreekbaar maken. In het binnenland waren er veel jonge Aids slachtoffers zonder medicatie.  Ook uit Nederland kwam er geen financiële hulp. Teleurgesteld stopte ik met het project. Via Nita Ramcharan ben ik nog een poos eindredacteur geweest bij Times of Suriname.  Aan de jaren in Suriname kwam een einde.

Terug in Nederland had ik geen netwerk meer, kwam nergens aan de bak. Ik besloot mij vrijwillig in te zetten voor Hindostani TV. Ik heb er een paar taboe-onderwerpen besproken zoals condoom gebruik  bij Hindostanen. De chef, een man, was boos geworden terwijl Hindostaanse ouders wel hun waardering hadden laten merken aan mij. Hij vond het niet gepast in onze cultuur. Over het algemeen zijn  Hindostaanse mannen vaker conservatief. In die tijd heb ik mij kunnen ontwikkelen tot ik een eigen bedrijf had voor media productie. Omdat er weinig kansen aan vrouwen werden geboden eindigde dit werk in 2007.

Gelukkig kwam er een vacature van Importante, centrum voor Emancipatie, voorbij, ik werd aangenomen.  In deze functie mocht ik fondsen werven voor projecten ten behoeve van de vrouw. Juist nu brak de wereldwijde crisis tijdens het bewind van Bos en Balkenende uit met het gevolg dat alle fondsen hun tegoeden bevroren. Bijna werkloos kwam er een vacature voorbij  voor een projectleider om inburgeraars in contact te brengen met Hagenaars.

Ondertussen meldde ik mij aan bij het CDA, volgde er interne trainingen toen iemand mij tipte om te solliciteren op de vacature voor raadslid. Ik ging op gesprek bij de partij in een monumentaal gebouw te hartje Den Haag. Na een interview door vijf personen kwam ik er doorheen. Ik werd op plek vier gezet. Het heeft anderen verbaasd dat ik die plek kreeg. Ik had noch kaas gegeten van het politieke spel noch een fatsoenlijke achterban. Voor de grote groep Hindostanen was ik een onbekende, bovendien hield ik mij niet altijd aan de fractie discipline.

Dat ik als Hindostaanse vrouw bijna alleen was heb ik jammer gevonden.

Nu heeft de raad bij het CDA totaal vier Hindostanen, twee mannen en twee vrouwen. Er is zelfs  een nieuwe partij in Den Haag  opgericht door Joy Bindraban  genaamd; Samen 070. Ik hoop dat de vijftigduizend Hindostanen hun stem op alle Hindostanen uit alle partijen  uitbrengen zodat een groep Hindostanen in de raad komt om het verschil te maken. Het gat in de AOW voor alle migranten is zo’n typisch onderwerp om aan te pakken. Er is regelmatig aan mij gevraagd wat ik voor de Hindostanen betekende. Deelname aan de samenleving  zoals geloven in een ontmoeting  voor een  vreedzaam Den Haag is in een ieders belang.

De eigengereidheid zoals in de politiek, heb ik van mijn vader. Hij was een opponent van de regering Bouterse. Pa zat ook in de Rotaryclub samen met de laatste Gouverneur en de eerste President Johan Ferrier, hij was heel actief in de maatschappij. Helaas is hij veel te jong heen gegaan. Ik was bij hem toen hij overleed.

Mijn rol bij Stichting Vobis is die van avondvoorzitter bij  Informatie en discussie bijeenkomsten. Ik heb hun boek; Tien jaar Seksuele Diversiteit geredigeerd en uit laten brengen. Vandaag op Wereld Aidsdag staan ze beslist ergens informatie te geven. Ze zijn heel goed bezig. Middels een toneelstuk hebben ze bij de viering van hun 15 jarig bestaan in het Atrium laten zien dat ze zijn begonnen nadat de kinderen van de huidige voorzitter kennis maakten met problemen bij hun vrienden zoals mishandeling thuis.

Reacties zijn gesloten.