Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 41: Jayantie: Een brassa om nooit te vergeten

Reacties zijn gesloten

Ik heb Jayantie 82 jaar, leren kennen bij  een  Vrouwenvereniging in Den Haag. Leuk om te vermelden is hetgeen ik al bij mijn eerste bezoek van een jong lid  hoorde namelijk:

De creool kan geen andere bevolkinggroep discrimineren omdat ze zelf uit verschillende etniciteiten bestaat. Het zijn de Hindostanen die anderen buiten sluiten!.

Jayantie maakte indruk op mij omdat ze knap zelfstandig  optrad tijdens een informatiemiddag over financiën rondom de AOW. Verdomd nieuwsgierig naar haar ging ik naast haar zitten om los te branden over mijn activiteit bij het Sarnamihuis. We spraken af om bij haar thuis te schrijven.

Bij haar aangekomen trof ik een trotse Vrouw aan in een mooi en groot huis. “ Hier woon ik  blij en tevreden met hetgeen ik  op eigen kracht heb bereikt. Ik heb flink aangepakt naast pijn en verdriet. Tegenslagen en geluk hebben mij vanaf het begin behoorlijk ‘begeleid’ tot de zelfverzekerde persoon die ik nu ben. Ik zal je over mezelf vertellen:

De eerste echtgenoot van mijn moeder was immigrant. Hij vertrok als tiener uit India met een groep vrienden. In eerste instantie werd hij bij het depot geweigerd omdat hij tot een hoge kaste behoorde, de mensen kenden hem. Bij een ander depot heeft hij zich onder een andere naam gemeld zodat hij kon vertrekken. Mijn moeder had verteld dat hij veel verdriet had om zijn familie.

Volgens de verhalen zijn ook mijn Nanie en Nana met hun twee kinderen, mijn Mamoe en Maussie uit India gekomen. Maussie heb ik niet gekend omdat ze jong was overleden. Mamoe was Pandit; hij liep in moderne kleding. Nana had zijn naam veranderd in Sing omdat ook hij anders niet zou mogen afreizen. Mijn moeder is in Suriname geboren, zij noemde zichzelf creool. Misschien deed ze dat vanwege haar uiterlijk, zie foto.  Het doen en laten van mijn moeder was typisch Hindostaans, getuige het feit dat ze haar schoenen na noodzakelijk gebruik van de ene hoek naar de andere had geslingerd met de opmerking dat ze geen Tjamaar was. Zij had het vertikt om schoeisel aan te trekken, liep haar hele leven op blote voeten in de stad. Zij handelde in groenten en droge vis die ze op de markt kocht om huis aan huis te verkopen. Pa vervoerde waren op de ezelskar van het ene adres naar de ander.

Toen ik werd geboren waren mijn drie oudere zussen al getrouwd  het huis uit, de oudste Zus heeft zelfs twee kinderen die ouder zijn dan mij. Ik ben een kind uit het tweede huwelijk van mijn moeder. Mijn vader heeft de kinderen die mijn moeder al had als zijn  eigen kinderen beschouwd. Nimmer heeft hij ons geslagen, dat deed mijn broer wel.

Ik ben na de zesde klasse lagere school naar de Katholieke ULO gegaan. Voor die school werd gekozen omdat de Paters mijn moeder hadden geholpen toen ze het nodig had na het overlijden van haar eerste echtgenoot. Na mijn ULO diploma kwam een Pandit bij mijn moeder met het voorstel om mij uit te huwelijken. Ik vond dat huwelijk maar niets, ben terug gegaan naar mijn moeder die mij een paar keer ‘retourneerde’. Toen ik gedreigd had dat ik mij zou ophangen staakte ze haar plan abrupt.

De mensen keken mij als gescheiden vrouw met de nek aan. Ze merkten op dat ik niet goed gehandeld had door mijn huis te verlaten. Ze zeiden dat ik mijn kind niet alleen zou kunnen verzorgen. Ik ging op zoek naar werk en verdiende genoeg voor ons beiden.

Bij een vriendin leerde ik een leuke jonge man, mijn latere leuke echtgenoot, kennen. Hij leerde voor Onderwijzer, eerst behaalde hij de vierde rang, daarna de derde rang toen de hoofdakte. Omdat hij goed kon leren kreeg hij het advies om zich verder te bekwamen. Hij koos voor de studie Geschiedenis in Nederland.  Ondertussen hadden we al samengewoond en kinderen gekregen. Over dat samenwonen maakte mijn Phoepha de opmerking bij mijn moeder dat ik niet naar zijn plantage moest aankomen om hem schande te geven. Ik stond versteld omdat mijn man superknap en lief was. Mijn Phoepha vond het een ramp omdat hij een Creool was. Eerst had hij snauwend aan mama gevraagd waar ik was. Nadat mijn moeder geantwoord had dat ik samenwoonde heeft hij gewaarschuwd tegen een bezoek  in zijn omgeving. Ik ben ook nooit meer in zijn buurt verschenen. Wat mij betreft was de liefde voor hem over. Echter toen ik hem een keer in de stad ontmoette was het koek en ei. Dit gedrag herkende ik als typisch bij ons zoals; achter iemands rug de held uithangen en bij een confrontatie is het pais en vree.

Mijn Zus was als de dood voor haar man om mijn partnerkeuze. Die angst verdween nadat mijn man hun een goede dienst had bewezen, daarna was hij goed. Jammer dat Phoepha overleden was toen zijn bloedeigen dochter met haar vriend thuis kwam.  Het zou een mooie les voor hem zijn geweest  om  de hand te mogen schudden van een Creoolse  schoonzoon. Mijn neef, haar broer, is er helaas wel om afstand van zijn Zus te nemen vanwege die partnerkeuze.

Voor mij was mijn man een prima partner hij heeft mij altijd gelijkwaardig behandeld. Hij had geen moeder meer, met zijn vader schoot hij maar niet op omdat hij zijn moeder had mishandeld. Mij had mijn schoonvader onmiddellijk geaccepteerd. Mijn man is door zijn Oma groot gebracht. Toen zijn moeder overleed was hij amper zeventien jaar. Een jaar na het overlijden van zijn moeder overleed ook zijn Maussie. Met zijn stiefmoeder heeft hij geen problemen gehad. Omdat mijn man een trauma had overgehouden vd agressie van zijn vader, hebben wij nimmer ruzie gemaakt in aanwezigheid van de kinderen.

In 1965 kwam ik na twee weken varen met de boot aan in Amsterdam. Sommige dagen was het koud op de boot, maar in Madeira maakte ik pas kennis met de echte kou. Alsof de kou niet erg genoeg was kreeg de boot nog motorpech in de Golf v Biskaje. Wat werd ik toen bang met mijn jongste kind op de arm. Twee van mijn kinderen had ik in Suriname bij goede mensen achter gelaten.

Bij aankomst in Amsterdam stond mijn man mij al op te wachten, wat was dat een warme omhelzing, we hebben elkaar lang vast gehouden, een brassa om nooit meer te vergeten. In eerste instantie gingen we inwonen bij een hospita. Naderhand bood een kennis  ons woonruimte aan in Den Haag. Vrij snel begon ik in een sigarettenfabriek te werken en maakte ook roti’s voor een kleine winkelier die ook groenten en kruiden uit Suriname importeerde. De man draaide ook films in theater Seinpost waar ook studenten uit andere steden kwamen. Ik verdiende wekelijks vijftig gulden zwart. Mijn man mocht niet werken omdat hij met buitenlands verlof was. Voor een uitkering kwam hij ook niet in aanmerking. Om de kinderen die nog in Suriname waren had ik veel verdriet en heimwee ondanks ik wist dat ze goed werden opgevangen, eentje zat bij zijn liefste tante en eentje bij mijn moeder. Zodra ik kon heb ik eerst mijn neefje laten halen die in Suriname al bij mij had ingewoond. Ik had de jongen opgevangen omdat zijn eigen moeder hem verstoten had; ze had hem mishandeld vanwege omstandigheden waaronder hij geboren was. Gelukkig kon hij het prima vinden met mijn kinderen zodat hij ook in Nederland met het hele gezin is blijven wonen. Speciaal voor de vier kinderen heb ik een huis gekocht die ik ook nog heb verbouwd voor onze privacy. De jongens kregen een stapelbed. We hadden een kachel met een gasbom. Bij bijzonder koude nachten sliepen de kinderen op matrassen bij de kachel. Per geluk had ik de kinderen op een particuliere school ingeschreven, ik wist niet dat het duur was. Zij waren de enige donker gekleurde, arme kinderen tussen kinderen van witte, rijke mensen. Ze werden trouw bij andere kinderen uitgenodigd. Een keer toen er veel sneeuw lag zijn ze opgehaald geworden en terug gebracht. Mijn dochter ging zelfs bij klasgenoten logeren. Ik heb de vrienden van de kinderen nooit uitgenodigd omdat ik ze niet hetzelfde kon bieden als mijn kinderen bij hen kregen. Mijn kinderen hebben het allemaal goed gedaan op school omdat ze er alle hulp hebben gekregen die ze nodig hadden. De school heeft alles wat in een kind zat eruit gehaald.

Thuis hebben we vanaf het begin  uitsluitend Nederlands met de kinderen gesproken. De jongens hebben het Sranan altijd verstaan en spreken het sinds ze regelmatig naar Suriname op vakantie gaan. Ik heb mijn kinderen zoveel mogelijk hetzelfde behandeld, heb de jongens niet verafgood zoals mijn moeder dat bij haar zoon deed. Hij was God en wij meiden waren Assepoesters. Ze zei letterlijk;

‘Al gaan alle dochters dood maar niet mijn zoon’.

Ook hanteerde ze de uitdrukking

 ‘Beeta kee poet, kareedja kee toek. Beetie kee poet, haraamie kee poet’.

( een zoon is een deel v je hart,dochters deugen minder.)

Ik hou zielsveel van mijn dochter, bij mij geldt;

Boy na foe tra sma,meisje na foe you’.

( zonen zijn voor anderen bestemd, dochters horen bij jouw)

Mijn broer mocht ons schoppen en slaan, hij pakte zelfs mijn fiets van mij af. Ik ben nu een dik boek aan het lezen getiteld; Sultana’s leven . Ik herken de Hindoestaanse cultuur bij het leven van jonge Vrouwen in Dubai. Dan bedoel ik niet de kleding op straat maar de manier waarop ze worden behandeld. Het is diep triest gesteld  met de rol die de Vrouw in de ‘Aziatische cultuur’ krijgt toebedeeld.

Ik heb mijn kinderen naderhand dringend verzocht om niet met een Hindoestaan thuis te komen, ook de oudste die volbloed Hindoestaan is. De reden was mijn eigen angst, dat ze uitgescholden zouden kunnen worden over de relatie die ik met hun vader had. Mijn ervaring is dat er bij een eventuele conflict niet uitgepraat wordt door hindoestanen maar dat je moeder wordt uitgescholden. Over mij zeiden ze  niet dat ik verliefd was of samenwoonde met mijn geliefde maar heel grof dat ik hoereerde met een Creool. Tot nu gaat het met de relaties bij de kinderen net zoals bij anderen dat is; trouwen, scheiden, weer verliefd worden en samenwonen of getrouwd blijven.

Ik heb gezien hoe mijn Zus in haar huwelijk is mishandeld geworden en wilde vooral mijn dochter daarvoor behoeden. Mijn zus had een kale plek op haar hoofd omdat haar man haar altijd aan haar haren trok om haar zoveel mogelijk pijn te doen.

Ik beweer helemaal niet dat iedereen bij ons gelijk een ideale partner heeft gescoord hoor.  Petje af voor mijn ene zoon zoals hij voor zijn gezin zorgt. Uiteraard was het pijnlijk als er een keer gescheiden werd. Als mijn kinderen liefdesverdriet hadden heb ik ook geleden. Helaas kan ik ze niet tegen alles beschermen.

Reacties zijn gesloten.