Amar K. Soekhlal: Cuti ke mán – Mierennest

Reacties zijn gesloten
Foto 1: Een Salifá uit de tuin van Basantie Soekhlal. Foto: Ashok Soekhlal

U kent vast wel het liedje “Mái re mái, dekho cuti ke jhagrá”. Wel, ik heb stevige ruzie met die rot mieren! Ik zag een klein hoopje omgewoeld zand in de voortuin bij het raamkozijn. Ik sloeg er verder geen acht op en stapte op de fiets. De volgende dag was die hoop groter geworden en dit vroeg om een nader onderzoek. Nou behoort bij ons thuis alles wat te maken heeft met de tuin niet tot mijn jurisdictie, dus ik liet het gaan. Ik wil niet in overtreding zijn, maar intussen werd de hoop alsmaar groter en een inspectie was nu echt noodzakelijk. Ik stootte met mijn schoenen tegen de zandhoop en een kolonie mieren beet zich direct vast aan mijn schoenen. Wat was ik blij, dat ik mijn schoenen aanhad, want ik ben van jongs af aan allergisch voor mierenbeten. In Suriname heb je de agressieve rode mieren en de grote zwarte cutá. Elke mierenbeet leidde bij mij tot een wondje en ik vraag mij steeds af waarom mieren, muskieten en slangen zijn ingescheept in de ark van Noah? Deze beesten hadden moeten worden getroffen door de zondvloed! Maar goed, ze zijn er en ik moet er mee dealen. Zo heb ik een donkere vlek op mijn handpalm, overgehouden na een beet van een cutá toen ik een salifá (zuurzak) ging plukken.

Onlangs was ik op een familiebijeenkomst en ik vroeg aan mijn oudere broers van 80 en 73 hoe ik de vervelende mieren in de tuin moet bestrijden. In mijn herinnering gebruikte mijn vader de ultra gevaarlijke en zeer milieu onvriendelijke pákro puiri. Het was een poederachtig spul dat wij kochten bij Baccá van de succesvolle  coöperatie Kwatta en Omstreken. De pákro puiri was zo giftig, dat de mierenhoop en de mieren na behandeling ermee voorgoed  verdwenen uit de omgeving. Als ik nu eraan terugdenk dan is het bizar, dat het gewoon was opgeslagen in een jutte zak met een plastic voering en met een schep in partjes van een halve pond werd verkocht aan khetihars (landbouwers).

Foto 2: Een Doksá. Foto: Ashok Soekhlal

Mijn broer van 73 had een radicale oplossing: ”Gooi kokend water en een beetje zeep erop en klaar is kees”. Inderdaad, deze broer is niet van het halve werk. Op Kwatta is hij beroemd om zijn rigoureuze sloop van de jhamrá’s (stellage voor klimplanten) van mijn vader. Het leek mij een goed idee, maar ik kreeg visioenen van de verschrikkelijke dood die de mieren moesten ondergaan. Zouden de mieren ook geloven in reïncarnatie? Want als je hierin gelooft dan is niet alleen het leven tijdelijk, maar ook de dood! Bijna vijftig jaar Nederland heeft ook mij empathisch gemaakt voor dieren. In mijn jeugd in Suriname schiep ik nog een sadistisch genoegen om met mijn kippenkracht en met een half botte mes de hals van een doksá doormidden te zagen. Eerst pakte ik de beide vleugels bij elkaar en ging met mijn ene voet er op staan en op de beide poten met mijn andere voet. Ik pakte vervolgens de hals beet en probeerde het doormidden te snijden. Dat moet een marteling zijn geweest voor die arme doksá, want ik had niet de kracht om het in een keer – snel en pijnloos – kop en romp van elkaar te scheiden. Maar het was nog niet klaar met hem, want vervolgens werd die doksá met zijn bungelende hals aan zijn lichaam, hevig spartelend tegen de langzame marteldood,  op z’n kop in een emmer gestopt en vervolgens overgoten met kokend heet water. Toen vond ik het vrij normaal en verheugde ik mij op de lekkere maaltijd met dál bhari roti. Maar nu ik het opschrijf, hoop ik dat mijn kinderen mij vergeven voor deze barbaarse actie. Het gebeurde ook weleens, dat die doksá zo hevig spartelde dat de emmer omviel en de doksá in het rond ging tollen zonder zijn hals. Dit wilde ik die rotte mieren niet aan doen, ondanks het feit, dat de helft van mijn voortuin eruit ziet, alsof het klaar is gemaakt om tomaten te planten.

Foto 3: Een mierennest. Foto Hariepersad Soekhlal

Ik nam contact op met mijn vriend Humphrey (66), want hij gaat er prat op dat hij “groene” vingers heeft omdat hij in Suriname op de middelbare school het vak KDN (kennis der natuur) heeft gehad. Eerlijkheid gebied te zeggen, dat zijn tuin er altijd zeer verzorgd uitziet en zijn gazon de allure heeft van een catwalk. Hij adviseerde mij om een bepaalde anti-mieren spray (!!) te gaan kopen. Ik dacht: het moet niet gekker worden, een spray tegen mieren. Hij zag aan mijn gezicht, dat ik dit een raar idee vond en adviseerde mij een poeder tegen de mieren. Ik toog naar een groothandel en kocht een pak van dat spul, echter ik moest ook nog een watergieter hebben en een maatbeker. Op de beschrijving stond dat het een zeer milieuvriendelijk verdelgingsmiddel was tegen mierenoverlast, wat mij zeer tegenstrijdig leek. Bij de kassa rekende ik een flink bedrag af, want alles wat milieuvriendelijk is, is tamelijk duur. Ik vond dit geen probleem, want wij gaan thuis zeer bewust om met het milieu. We doen aan gescheiden afval, hebben een papieren container, de flessen worden in de glasbak gedeponeerd en de zonnepanelen geven een reductie op de elektriciteitskosten. Ik maakte het pak voorzichtig open mengde de poeder overeenkomstig de handleiding met vijf liter water. Ik stond in de voortuin heel voorzichtig het mengsel over die mierennest langs het raamkozijn te gieten en de mieren te verzuipen, toen mijn buurjongen kwam aangelopen en zei: “Hallo buurman, ben je jouw huis water aan het geven”? Die olijkerd is de grappigste van zijn gezin. Zijn ouders zijn immers op vakantie. Het effect van mijn operatie zou ik na een paar dagen moeten merken. Na een week zag mijn tuin er nog steeds omgeploegd uit, want de mieren gingen de volgende dag gewoon verder overeenkomstig hun aard. Ik was het zo zat, dat ik het advies van mijn 73 jarige broer ook uit de kast haalde en wederom met duivels genoegen de mieren met heet water te lijf ben gegaan. Aanvankelijk leek ik succes te hebben, maar het is inmiddels beter weer, de zon schijnt en de mieren zijn weer terug. Die pakro puiri komt nu uit Suriname met de boot richting Nederland! Ik zal ze leren, die cuti’s.