Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 40: Padmavat, eer of vuurdood?

Reacties zijn gesloten

Met extra belangstelling bezocht ik de film Padmavat, vanwege alle heisa in India. Ook mijn lijfkrant schreef over de rellen die deze film in India had veroorzaakt. Mijn BJP “vrienden” hadden veel geld uitgeloofd aan degene die een “Surupnekha” (neus afsnijden) zou uitvoeren op de actrice Depeeka Padukone, die de rol vertolkt van koningin Padmini. Mijn nieuwsgierigheid was extra geprikkeld. Om gelijk met de deur in huis te vallen, de film viel heel erg tegen. Er zou ook iets spelen tussen hindoes en moslims? Ik heb het niet gezien, maar wellicht komt dat omdat ik stekeblind ben voor dit soort primitieve gevoelens. En toch moet er iets van mijn hart. Ik merk steeds dat achterlijkheid die zich in India afspeelt geïmporteerd wordt naar Nederland en ook Suriname. Ik vind dat erg jammer. Waarom zouden wij ons relatief vreedzame hindoestaanse gemeenschap vergiftigen met idioterie uit een vreemd land? Een land die wij alleen maar kennen van Bollywood en twee weken vakantie! Terug naar Padmavat. Ik vond de scene waarin honderden vrouwen de vuurzee inliepen uiterst macaber. Vrouwen die bewust voor een vuurdood kozen. En niet zomaar als een blinde die bezeten is. Nee, vol trots, schrijdend, fier het hoofd omhoog en de schouders recht, een verschrikkelijke dood tegemoet. Deze zelfgekozen vuurdood – jauhar – was voorbehouden aan Rajput vrouwen. Ik had, moet ik u eerlijk bekennen nog nooit eerder van jauhar gehoord. Als verklaring voor deze dood is dat gevangen genomen en verkracht worden door de vijand, ondraaglijk was voor deze Rajput vrouwen. Een andere reden was dat de Rajput vrouwen ervoor kozen om zichzelf te verbranden omwille van het behoud van de koninklijke afkomst en het verdedigen van hun grondgebied. Vuur is ook een symbool van zuiverheid, daarom zijn deze rituelen uitgevoerd. In de ochtend na de Jauhar voerden de mannen de Saka uit; na het nemen van een bad droegen de mannen saffraankleren, smeerden de as van hun vrouwen en kinderen op hun voorhoofd en stopten een tulsiblad in hun mond. Vervolgens zouden ze oorlog gaan voeren om oftewel hun vijanden te vernietigen of door hen vernietigd te worden.

Al die vrouwen waren in rode sari en mooi opgemaakt als een dulhin. Het schijnt dat dit ook traditie was, om gekleed als dulhin de dood te verkiezen. De vrouwen gingen niet alleen, maar namen ook de kinderen de vuurzee mee. Een verschrikkelijk idee. Van jauhar had ik zoals gezegd nooit gehoord, wel van sati, weduwenverbranding. Waar jauhar was voorbehouden aan Rajput vrouwen en op vrijwillige basis gebeurde, gold sati alleen voor cháttri hindoevrouwen en was bovendien niet vrijwillig. De vrouw van de overledene werd vaak gedwongen op de brandstapel van haar overleden man plaats te nemen. Ik vond de scene in de film echt verschrikkelijk ondanks het feit dat het filmisch fantastisch is gedaan. Ik heb weleens achter een culhá gestaan als mijn moeder sekwá roti ging bakken of naast een vuurkorf gestaan in de tuin. De hitte is echt ondraaglijk als je dichtbij het vuur komt. Je deinst automatisch terug. Ik moest terugdenken aan die ene keer toen mijn neef Naresh een muis in de culhá van zijn káki had gegooid. Dat was geen fijn gezicht. Hij had de culhá aan de zijkant dichtgemaakt met een deksel van een pan, maar die muis sprong over de culhá van zeker twintig centimeter heen. Die vrouwen moeten toch een verschrikkelijke dood hebben ondergaan?
Dit verhaal bracht mij tot het dilemma van de titel van mijn column. Ik heb daar uiteraard geen antwoord op. Ook heden ten dage wordt verkrachting ingezet als oorlogswapen. Ook hier is het doel om de samenleving te ontwrichten en de slachtoffers hun zelfrespect te ontnemen. Wanneer houdt het op? De film had wel een voordeel. Het verhaal van Padmavati is geschreven in het awadhi. Een van de talen van onze voorouders uit India en één van de bronnen van onze moedertaal, het Sarnámi.

Amar K. Soekhlal

Reacties zijn gesloten.