Column Jan S. Soebhag – Aflevering 12: Verhaal nr. 2 Het verhaal van Safimohamed Basarat 00/949

Reacties zijn gesloten

Dit is een verhaal van een kind dat op 7 jarig leeftijd meekwam met zijn ouders uit India naar Suriname. Hij heette Safi Mohamed Basarat (00/949) en hij heeft zich op 20 october 1938 gekozen voor de voornaam Safimohamed en voor de familienaam Basarat (N.V. 17/10/1938 no. 8102).

Ik koos voor de naam Basarat Mohamed Juzuf uit mijn ‘kleine verzameling van sleutel-informanten’ over de Hindustaanse cultuur en traditie en belde met hem. Ik vroeg aan Mohamed Juzuf of hij bereid was het verhaal te vertellen over zijn vader, die tijdens de Hindustaanse Immigratie (1873-1916) naar Suriname was gekomen. Ik vertelde hem ook dat de informatie die hij aan mij zal verstrekken, verwerkt zal worden in een boekvorm voor de publicatie. Heel enthousiast nodigde hij me uit en hij vertelde het verhaal over zijn vader, wijlen de heer Safimohamed Basarat.

Mohamed Juzuf is geboren op 11 juni 1952. Na de lagere school te hebben doorlopen, solliciteerde bij het Ministerie van Justitie en Politie. Daar kwam hij in dienst bij het departement van Justitie, de hoofdafdeling Deliquentenzorg als Cipier. Hierna ging hij met overplaatsing naar het Ministerie van landbouw Veeteelt en Visserij tot hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte.
Hij is op 28 juli 1974 gehuwd met Masram Hazroeniesa (dochter van Masram Hafiejoela en Hamidan Moesafier). Samen hebben ze hebben vijf dochters. Thuis kweekt hij enkele geiten, schapen en kippen; daaruit verkoopt hij soms enkele. Hij komt zelf uit een gezin van 11 kinderen (8 jongens en 3 meisjes)

Mohamed Juzuf vertelde het verhaal over zijn vader
Wanneer Safimohamed Basarat (de vader van Mohamed Juzuf) aan de Bomaweg no. 85 rustig in zijn hangmat (jhaluwá) lag, riep hij mij (Mohamed Juzuf) bij mijn roepnaam: ‘Radjen’. En hij liet mij (nog een kleine jongen) bij zich komen om verhalen uit het verleden te vertellen. Zo vertelde mijn vader het verhaal over India waar hij vandaan kwam.
Het dorp of plaatsje waar hij woonde heette Sukhoeah en vlak aan de overkant van de weg (sarak ke habrá men) woonde zijn zus, mijn phuwá. Ze woonde op een heel korte afstand van ongeveer 10-20 meter en verderop in de weg woonden mijn ooms en enkele andere familieleden.

Het vertrek van Safimohamed Basarat naar Suriname
Uit het gesprek met Mohamed Juzuf bleek dat zijn dádá en dádi respectievelijk: Basarat Tarab (00/947) en Karmatia Bhikhu (00/948) reeds afspraken hadden gemaakt met vermoedelijk een ronselaar om naar een ander land te vertrekken. Ze waren reeds voorbereid op het vertrek naar ‘het beloofde land’.
Safimohamed Basarat was nog heel jong, toen zijn ouders (vader Basarat Tarab (36 jaar oud-00/947) en moeder Karmatia Bhikhu (26 jaar oud-00/948) besloten om naar het ‘gouden land’ (soná ke desh) te gaan.

Dit blijkt uit de gesprekken die ik voerde met Mohamed Juzuf.

Het verhaal over zijn vader, zijn dádá (grootvader/Urdu) en dádi (grootmoeder/ Urdu) begint in het toenmalig Brits-Indië (het huidig India), in het district Basti, het dorp Sukhoeah in de nabije omgeving van de politiepost/commissariaat Rudhouli.

Al enkele dagen voor het vertrek van de familie Basarat uit het dorp Sukhoeah, heerste er een zeer droevige sfeer. Als kleine jongen was Safimohamed heel levendig. Hij had veel vrienden en hij ging vaak met hun spelen. Zijn phuwá (de zus van zijn vader) had een bat gemaakt en daarmee ging hij bat en bal spelen met zijn vrienden en de andere leeftijdsgenoten. Het was de phuwá die dit spel aan hem had geleerd.
Safimohamed was erg geliefd bij de phuwá. ‘Ik ging vaak bij mijn lieve phuwá en ik at sádá roti’. ‘Op het erf waren er ook mulki katahars’, de vruchten daarvan groeiden heel laag op de grond of zelfs aan de stam op de grond en ik ging bij mijn phuwá om de ‘mulki katahars’ te eten. (de mulki katahars zijn de bekende zoete kastanjes die wij kennen als Katahar (Sarnámi), Nongko (Javaans) of jackfruit (engels) en (mulki=verwijst naar het buitenlands (muluk).

Sádá of sádi roti is een kleine dikke en ronde roti. Van het deeg wordt er een niet al te grote roti, gerold en zonder vet op de bakplaat gelegd om te bakken. Hierna wordt het aan de binnenkant van een culhá geplaatst om doorgebakken te worden. Het wordt even ontdaan van vuur-as en geserveerd met groente, vlees of een ander toespijs. Vroeger ging men de deze roti in thee of cacao soppen en daarna eten.

Een afbeelding van zoete kastanje
Katahar (Sarnámi), Nongko (Javaans)of jackfruit (engels)
Ook wel jackfruit genoemd. Het is een grote vrucht met een harde knobbelige schil. Het vruchtvlees kan worden gegeten als het vrucht rijp is. Het vruchtvlees is geel en moet in de koelkast bewaard worden, omdat het snel verzuurt.
In Suriname groeit het aan de bomen en de takken, dat lijkt zo vreemd, zei safimohamed.

‘ik ging bij haar de zoete kastanjes plukken en eten’. Hierna kreeg Safimohamed tranen in zijn ogen en hij huilde, vertelde zijn zoon Mohamed Juzuf.

Een dag voor hun vertrek vertelde de phuwá aan hem (Safimohamed), dat hij naar een ander land zou vertrekken en elkaar misschien nooit meer zouden ontmoeten. Ze nam hem in haar armen en herhaalde: ‘betá je zal naar een ander en mooi land gaan’. ‘Misschien gaan wij elkaar nooit meer ontmoeten, betá je moet aan mij blijven denken en als Alláh-tálá het wenst, zullen wij elkaar ooit nog eens tegenkomen en zij kuste mij’.
Over hun vertrek hadden de ouders niets aan Safimohamed verteld; de phuwá kon het waarschijnlijk niet meer volhouden en ze had een dagje voor het vertrek aan hem verklapt.

De volgende ochtend, de dag van het vertrek
Safimohamed werd heel vroeg gebaad en gekleed in een soort grijze ‘denim’ pakje, de zogeheten ‘lederhose’ pak (zie afbeelding) die zijn phuwá speciaal voor hem had gemaakt met een passend hemd erbij. Dezefde ochtend van vertrek, nadat ze mij had gekleed, tilde ze mij op, kuste mij en ze gaf mij aan mijn moeder. Toen wij vertrokken, bleef ik naar haar kijken en wuiven. De buurtbewoners en familieleden stonden langs de weg. Een ieder was droevig. De phuwá liep een paar stappen vooruit en stopte. Dit herhaalde ze. Ze schreide en omhelsde een ander familielied en wuifde naar mij en mijn ouders. Mijn ouders keken ook naar hun en huilden mee. Echter, ik begreep heel weinig van. Ik wist alleen dat ik samen met met ouders ergens naartoe ging.
Hierna hebben mijn ouders mij naar een verre plaats gebracht, naar een ander district waar er een grote schip stond, pál ke jaháj (een zeilboot).
‘Op de plek aangekomen vanwaar we zouden vertrekken, kreeg ik veel eten en een plekje toegewezen om te slapen’. ‘Veel begreep ik ook niet wat de blanke mensen zeiden en omgekeerd, vooral wanneer je iets nodig had (een glas water of iets anders)’. ‘En na een heel lange reis kwam ik in Suriname aan’. In Suriname bleef Safimohamed zijn lieve phuwá heel lang herinneren en zei dat hij haar niet meer zal zien.

De grootouders van Mohamed Juzuf vertrokken op 30 mei 1912 uit India met de boot Chenab en kwam op 8 juli 1912 aan in Suriname. Gelijk met hun komst in Suriname begon ook hun contract te lopen.
Zijn grootvader beëindigde zijn contract op 1 juli 1919, terwijl het contract van zijn grootmoeder op 8 juli 1917 eindigde. Samen met het contract van zijn grootmoeder eindigde ook het contract van zijn vader. Safimohamed Basarat was 14 jaar. Volgens bronnen (data-base van de Hindoestanen) werden ze op de plantage Alliance te werk gesteld. De planter heette A. Shields en hij was beheerder van de plantage Alliance aan de Matapica in het district Commewijne.

Een kaart van de locatie van waar de familie naar Suriname vertrok.

Figuur 1: de locatie en plaats van herkomst van de familie Safimohamed Basarat.
(1: Rudhauli/Basti);
(2: woonplaats van de familie Basarat Tarab in India, Chhoti Sekhuiya).

Enige aantekening
Uit onderzoek bleek dat een aantal van de gegevens van de familie, zoals deze is aangegeven op internet-site: database van de Hindoestanen, niet klopt. Althans, de gegevens zoals deze in de oorspronkelijke en koloniale documenten staan.
Een belangrijke informatie zoals: als je het op internet opzoekt, is de naam van het dorp Sukhoeah in de nabije omgeving van de politiepost/commissariaat Rudhouli is verkeerd aangegeven. Thans heet het dorp Chhoti Sekhuiya in plaats van Sukhoeah, zoals aangegeven en Rudhauli in plaats van Rudhouli.
Het district Basti ligt in het deelstaat Uttar Pradesh (United Provincies). Uit dit stadsdeel van India zijn de meeste Immigranten aangeworven voor Suriname.

Op de vraag waar de grootouders van Mohamed Juzuf samen met zijn vader Safimohamed hun contract hebben uitgezeten, wist hij het niet exact aan te geven. (Uit internet-bron kwam naar voren dat zijn grootouders hun contract op de plantage Alliance hebben uitgezeten in de periode 1912 – 1919).
Na zijn contract had Basarat Tarab enorm veel problemen met huisvesting, werk en voeding. ’ s Avonds kon hij ook niet slapen doordat ze geen goed onderkomen hadden en zij veel last ondervonden van muskieten, enzovoorts.
Nadien vertrok Basarat Tarab met zijn vrouw en zoon Safimohamed Basarat naar de plantage Mariënburg in hetzelfde district (Commewijne). Op Mariënburg kreeg hij een tijdelijke onderkoming om op het balkon van de huisbewoner Bhoelai. Samen met zijn vrouw Karmatia Bhikhu mocht hij tijdelijk blijven en ’s avonds ook slapen.

Na ongeveer drie (3) maanden wees de toenmalige overheid ofwel de koloniale overheid een perceel toe aan hem aan de Leidingen.
Toen de grootouders van Mohamed Juzuf samen met zijn vader Safimohamed op Leiding 9 kwamen wonen, bouwden ze een hut, waarvan de wanden voorzien waren van gespleten palmbomen en de dakbedekking van palmbladeren (de zogeheten pinabladeren). In de hut had hij een zoldertje gebouwd. In deze bovenruimte van de hut hadden zij hun slaapgelegenheid ingericht en in de hut hun schrale huishouden geplaatst.
De Leidingen zag er toen anders uit. Het kanaal van Leiding 9 was nog halfverwege met de hand gegraven. Het was nog bos. Op Leiding 9, waar ze woonden, deden de grootouders aan rijst- en tuinbouw voor eigen gebruik. De landbouw werd volledig met de hand gedaan op het toegewezen perceelland. Hiernaast hield de familie geiten en kippen op na. Ook bláká-ái pesi werd beplant.
Zijn grootvader stierf op ongeveer 52 jarig leeftijd en ligt begraven aan het einde van Leiding 9, op een erf van een zekere Bakkar.
Intussen had Safimohamed de huwbare leeftijd bereikt en trad in het huwelijk (de huwbare leeftijd bij een jongeman uit die periode was ongeveer 12-14 jaar).

Mohamed Juzuf wist ook te vertellen dat de eerste moskee in de directe omgeving van Leiding 9, door zijn vader, grootouders en de overige buurtbewoners is gebouwd.

Uit dit huwelijk zijn twee (2) kinderen geboren, geheten Rustam en Mahes. Echter heeft het huwelijk door omstandigheden geen stand gehouden. Daarna trouwde hij weer met een ander vrouw, geheten Jainab Bholai uit Mariënburg, in het district Commewijne. Samen met haar had hij elf kinderen.
Na Leiding 9, kwamen de ouders van Mohamed Juzuf met hun gezin op Leiding 19 wonen (aan de zijde van de zogeheten ‘Kameelbrug’, richting Nieuw Weergevondenweg – Kwarasan). Het perceel op leiding 19 hadden ze gehuurd van een Jaháji-bhái geheten ‘Bábu’ Sewradjsingh.
Hij verliet het perceel aan de Leiding 19 en kocht een eigendomsperceel te Bomaweg no. 85, waar Mohamed Juzuf momenteel woont. Het perceelland groot ongeveer 6,5 ha. bewerkte de vader telkens met 2 stieren (geheten Lálká en bulmán). Hij verbouwde rijst en andere groentesoorten en hij bracht ons daarmee groot. In zijn vrije tijd ging hij met de stieren de goten ophalen voor 2, 5 centen (barká sis). Voordat zijn vader het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, gaf hij aan elk der kinderen een stukje eigen perceelland, zodat zij een houvast hadden en verder daarop hun leven konden voortbouwen.
Safimohamed Basarat was heel gezond. Hij heeft tot en met zijn negentigste jaar gefietst.
Al de kinderen (in totaal 5) van Mohamed Juzuf heeft zijn vader Safimohamed op de fiets naar school gebracht.
Tijdens het gesprek zei Mohamed Juzuf vaak dat zijn vader een heel lieve en aardige vader was. Behalve dat hij zijn eigen kinderen goed heeft verzorgd en groot gebracht, hij heeft ook aan hen een stukje perceelland gegeven. De kinderen hebben allemaal een goed onderkomen en een redelijk goede bestaan in de maatschappij. Juzuf Mohamed is nu gepensioneerd. Zijn vader heeft voor hem een perceelland met huis, koeien en geiten achtergelaten.

 

Reacties zijn gesloten.