Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 48: Een huis voor meneer Biswas

De schrijver Vidiadhar Surajpersad Naipaul is op zaterdag 11 augustus overleden. Ik werd geraakt door zijn overlijden, net zoals dat van Johan Cruyff in 2016. En over het waarom weet ik niet. Ik heb beiden niet persoonlijk gekend, maar ze hebben diepe indruk op mij gemaakt. Ik heb de meeste boeken van Naipaul gelezen en ze brachten mij naar een verre wereld die ik niet kende. Maar ook naar een omgeving die heel familiair was. Zoals in zijn doorbraak Een huis voor meneer Biswas. Het is net de omgeving van Kwatta (in Suriname). De taferelen die zich afspeelden in het Hanumanhuis, het huis van de náná en náni van Vidiadhar, kwamen erg bekend voor. Ik herkende de mensen, de keuken zonder een deur, de culhá, ik kon de geur van het eten bijna proeven en dat maakte dat ik met groots genoegen en gemak dit boek las. Dit in tegenstelling tot boeken van bijvoorbeeld Gerard van het Reve. Ik ben gevormd met de beelden uit Kwatta en ik kon mij geen voorstelling maken van de mensen, hun karakters en de setting in een woonkamer in Nederland. Het boek De Avonden, heb ik met moeite gelezen. Anderzijds was ik ook zeer gefascineerd door Naipauls indrukwekkende voornamen: Vidiadhar en Surajpersad. Namen drukken een wens uit, een karaktereigenschap of de ouders vinden een naam mooi. Ik verwijs u graag naar het artikel nummer 16 van Bris Mahabier op de website van het Sarnámihuis. Mooie klassieke Hindoestaanse namen kreeg Naipaul van zijn ouders. Ik ben blij dat toen namen als Jayden, Roberto of Angelino niet bestonden. Mijn belangstelling voor V.S. Naipaul nam toe na mijn vriendschap met wijlen Anil Ramdas. Hij was een groot bewonderaar van Naipaul en heeft zelfs een bedevaartstocht gemaakt naar het Hanumanhuis in Chaguanas in Trinidad. De eerste ontmoeting met Naipaul was voor Anil ontluisterend en kenmerkend voor het karakter van Vidiadhar Surajpersad. Op de vraag van Naipaul waar Anil vandaan kwam, antwoordde hij: “Uit Suriname”. Hierop zei V.S. Naipaul : “Go back to your jungle and bang your drums”. Anil vertelde mij een keer dat het NRC hem gevraagd had om in memoriam over Naipaul te schrijven, mocht deze komen te overlijden. Het was pijnlijk om te zien dat het nu door iemand anders is geschreven. Naipaul vond het leven in Chaguanas verstikkend en ik kan het mij voorstellen. Ik heb het bezocht in 1978, zo anders dan Kwatta. Aan de andere kant kan ik mij er wel iets bij voorstellen. Voor mijn vertrek in 1974 heb ik Kwatta nooit verstikkend gevonden. Nog steeds niet.

Figuur 1 Foto Ramadhar Soekhlal. Kwattaweg

Maar toen ik in 1977 terugkeerde naar Kwatta kon ik een vergelijking maken met Rotterdam, waar ik van 1974 tot 1977 heb gewoond. En heel Suriname viel tegen. Paramaribo was echt een vervallen dorp. Afbladerende gevels, kapotte wegen. Ik weet het, ik moet het niet doen, maar ik kan niet ontkennen dat het mij niet meeviel. Ik ben dan ook mijn broer Henny zeer dankbaar dat hij mijn ticket betaalde om terug te keren naar Nederland. In een interview zei Naipaul dat hij als kind ervaren heeft hoe het is om op te groeien in een omgeving zonder de bescherming van je eigen cultuur, je eigen politiek en je eigen wortels. En dit brengt ons terug naar de actualiteit. Het gaat om ontworteling en worteling van mensen. Het gevoel van ontheemd zijn en een plek vinden in den vreemde. Het gaat over identiteit. Het gaat over ons. Maar ook de vervreemding in eigen wijk en in eigen land. Ik heb altijd een beetje meewarig gekeken naar mensen die dwepen met Rabindranath Tagore, die ook de Nobelprijs voor literatuur heeft ontvangen in 1913. Ik heb zijn gedichtenbundel Gitanjali gelezen, maar het heeft geen indruk op mij gemaakt. Het was net zo vreemd voor mij als Gerard van het Reve. Ik roep dan ook op om alle Surinaamse instellingen en verenigingen met de naam van Tagore te vervangen met die van Vidiadhar Surajpersad Naipaul. Hij heeft dezelfde achtergrond als wij en zijn werk gaat over ons. Ik pleit sowieso om meer namen van verenigingen en of prijzen te noemen naar mensen met een Surinaamse achtergrond. Er is al een Jnan Adhin Instituut, maar een Anil Ramdas instituut zou ook recht doen zijn statuur. Ik ben dan ook zeer verheugd dat er een literatuur – en culturele prijs is vernoemd naar Jit Narain. Een man met grote verdiensten voor onze Sarnámi cultuur.

 

 

Reacties zijn gesloten.