Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 59: Chekái (Verloving)

Ik was in de gelukkige omstandigheid om dit jaar drie chekái’s in onze familie mee te maken. Een in Nederland en twee in Suriname. Mijn neefje Kavish  Ramadhar stuurde mij een flitsende uitnodigingskaart van zijn aanstaande chekái met Nishita Tedjoe. Omdat mijn aanwezigheid zeer op prijs werd gesteld, volgens de uitnodigingskaart, besloot ik de chekái bij te wonen, in Suriname. Bovendien moest ik mijn dansschoenen meenemen. Die is helaas jaren geleden gepikt door mijn vriend Ranjit.  De chekái is een mooie traditie die in een nieuw jasje is gestoken. Een mooi nieuw jasje.

Tradities kleuren ons leven. We koesteren ze om een overgang in ons leven te markeren.  Zo heeft Nishita met de chekái Kavish voor zich geserveerd en omgekeerd. Bar-chekná is het  reserveren van de bruidegom. In lang vervlogen tijden trachtten ouders van een huwbare dochter via een kennis, de barbier of de pandit voeling te krijgen met de ouders van een jonge man, die een geschikte partij zou kunnen zijn voor hun dochter. Zulk een tussenpersoon werd de aguá (gangmaker) of bicwáni (bemiddelaar genoemd). In dit geval was de aguá, het nichtje van de aanstaande dulhá (bruidegom), Reshmi. Nishita ( toen 15) is een vriendin van Reshmi (toen ook 15) en Kavish ( toen 17)  zei tegen Reshmi: Hé Resh, mooi chauwri tor vriendinwá, hamre khát seti karde”.

Foto: Ramadhar Soekhlal

Als er een kans van slagen bleek te zijn dan, dan ging de vader van het meisje min of meer officieel naar het huis van de jonge man, om zijn schoonzoon in spe goed te kunnen opnemen. Dit heet bardekhi: van bar (in het Sanskriet vara, de beste) bruidegom en dekhná is zien. De oude sutrá’s geven aanwijzingen voor de chekái.

Foto: Ramadhar Soekhlal

Voor de schoonzoon geldt op de eerste plaats, keur de familie. Vervolgens, geef je dochter aan een buddhimán (verstandige ) jongen voor het  huwelijk. En omtrent de bruid: een jonge man huwt een meisje dat verstand (buddhi), schoonheid (rupá), deugd (silá: goed karakter ) en de gelukstekenen (laksana) bezit en árog (gezond) is. Er is zelfs een rangorde en vijf motieven die de keuze van de bruid kunnen bepalen: rijkdom (vittá), schoonheid (rupá), kennis (vidyá), verstandigheid (prajná) en familie (bandhává). Indien men in het eerste niet kan slagen, dan ziet men af van rijkdom; indien niet in het tweede, dan van schoonheid etc. In de motieven ligt besloten de opvatting dat “die bruid een man geluk zal brengen, welke zijn geest en ogen behaagt en dat een bruidegom dan ook nergens anders aandacht aan moet schenken. Als er vervolgens geen onoverkomelijke bezwaren zijn dan komen de pandits van beide families samen in het huis van de jongen, om te onderzoeken of het “gesternte” van de jongen en het meisje toelaat, dat zij een paar worden. Dit heet ganná baitháná. Als de gesternten goed zijn dan vindt de chekái plaats. De vader van het meisje begeeft zich naar het huis van de jongen, om hem onder het aanbieden van een geschenk zijn dochter te reserveren. Neemt hij dat aan, dan verplichten zijn ouders zich hem met het voorgestelde meisje te laten trouwen, terwijl de vader het meisje daardoor in belofte aan de jongen schenkt. Deze plechtigheid wordt ook vágdán genoemd: schenking van het woord (belofte) in tegenstelling met de latere kanyádán: de schenking van de bruid zelf, bij de eigenlijke huwelijksluiting. Dit alles heeft bij Kavish en Nishita plaatsgevonden. Niet alleen de vader van de bruid is langsgekomen voor de chekái, maar gelukkig ook de moeder en de rest van de familie. De pandit heeft de mantra’s uitgesproken en de ringen zijn uitgewisseld.

De chekái was vroeger sober. In elk geval niet met grote aantallen familie. Er werd een kleine tent gemaakt van zinkplaten op houten palen. In elk dorp was er een vereniging (pancait) die gezamenlijk alle benodigdheden voor nautá kocht zoals de zinkplaten, potten, pannen, karhaiyá, aluminium glazen, grote lepels en aluminium emmers. Elk lid kon dan gratis gebruik maken van deze gezamenlijk ingekochte attributen. Ik kan mij nog heel goed herinneren dat wij voor een nautá thuis met een pick-up de spullen gingen ophalen. Tijdens een nautá in Nederland zie je nog steeds dat de dál en karhi geserveerd worden uit een aluminium emmer. De nostalgie wint het van de modernisering.

Foto: Ramadhar Soekhlal

Hoe is dat nu? Met een paar telefoontjes komt een bedrijf langs dat een tent opzet met Bollywood allure. De hele tent wordt gedrapeerd met fel gekleurde doeken. Je waant je echt op een decor van een film, waarbij de gordijnen uit de film Devdas er schril bij afsteken. Een prachtige entree voor de gasten, te vergelijken met een pagode waar koningen en keizers hun entree maakten. De stoelen zijn zeer comfortabel en in niets te vergelijken met de houten opklapbare stoelen van vroeger.  Voor de verkoeling van de gasten is er zelfs een airconditioning aanwezig. Een overweldigende luxe. Het was ook een milieuvriendelijk en dus een duurzame chekái. Het bestek was niet van plastic, de borden van glas en voor de vele snacks papieren borden.  Waar ik intens gelukkig mee was, was de klassieke nautá ke kháik. Wat heb ik een hekel aan de saoto, bami en nasi op een nautá. Je moet toch eelt op je tong hebben om dit lekker te vinden? Daarom eet ik altijd thuis voordat ik naar een nautá ga. Een groep mensen had vers gekookt: karhi met stukjes mányá, dál, kohrá, katahar, bhátá, koro, catni van mányá en van birambi, roti en bhát. Ze waren nog aan het koken, toen ik als eerste mocht proeven. Mijn favoriete combinatie is karhi, kohrá, catni en roti. Het summum van culinair genieten.

Foto: Amar K. Soekhlal

Na de uitwisseling van de ringen, gingen de beide families los op de dansvloer. Ik niet helaas, want mijn dansschoenen waren bij Ranjit. Het  aanstaande bruidspaar heeft innig romantisch gedanst op het nummer Janam janam ká sáth hai, nibháne ko sau sau bár janam lenge, hetgeen ook een belofte inhoud. De aanstaande dulhin (bruid) heeft op een medley weergaloos een solo dansuitvoering gegeven. En Kavish heeft mooi gedanst op het nummer Le jáyenge le jáyenge dilwále dulhiniyá le jáyege, rah jáyenge rah jáyenge gharwále dekhte rah jáyenge.  Onze Haïtiaanse vrienden, die van de kerk terug kwamen, hebben de hele middag op baithak gáná gedanst en ook nog zeer verdienstelijk. Het was een fantastische chekái in een mooi nieuw jasje. Zo blijven tradities behouden en kan de volgende generatie voortborduren op hetgeen vanaf 1873 tot 1916 door onze voorouders uit India is meegekomen. Ik wens Kavish en Nishita samen een fantastisch mooi leven toe en een mooie carrière als notaris en advocaat.