Column Jan S. Soebhag – Aflevering 13: Verhaal nr. 3 René Rabindernath Jadnanansing

Reacties zijn gesloten

Nationaal en internationaal geen onbekende, vooral in de filmwereld. Binnen de Hindustaanse gemeenschappen is hij een bekende onder de mensen die zich voornamelijk bezighieden met organisaties. René zoals men hem kende was geboren op 23 december 1931 in de omgeving van de Tweede Rijweg, thans geheten Lallarookhweg.

De vader van René was een goede jager en hij had veel contacten met de kolonisten en hun kinderen. Hierdoor had hij de mogelijkheid om aan een perceel te komen aan de tweede Rijweg of wel Lallarookweg.

In het verleden behoorde dit gebied tot het district Suriname. Zijn vader heette Jankipersad Ramkisoor en zijn moeder Omradji. Zij was uit India gekomen samen met haar ouders. René zijn oom heette Jadnanansing en René vond de naam mooi, zo koos hij voor zijn familienaam: Jadnanansing. De naam René werd hem gegeven door de vroedvrouw.

Het gezin waaruit René komt bestond uit 6 broers en 4 zusters. Hij is de jongste uit de groep.

Toen hij ongeveer 4-5 jaar jong was verhuisde het gezin naar Kwatta.

De omgeving en de wegen aan de kwatta waren anders. De straten waren zandwegen. En als iemand naar de stad ging, dan moest hij vanuit de kwatta lopen naar de stad of met een ezelkar (personen en goederen vervoer) gaan.

Lachend vertelde René  dat de familie aan de kwatta verhuisde en zij in een hut woonden. ’s Avonds kon je door de pina bedekking en de parsárá wanden de sterren tellen en als het regende dan werd je algauw nat. Het duurde echter niet lang (ongeveer 1 jaar), toen de ouders en de broers hout uit kun kostgrond (Lanti Busi) kapten en deze verwerkten tot planken en andere houtmaterialen, waarmee ze dan een ander groot huis hadden opgezet. Het huis was 3 verdiepingen hoog en had ongeveer 12 tot 13 kamers.

Het opmerkelijke was dat de ex-immigranten ‘bossen’ toegewezen kregen van de toenmalige overheid. Primair gebruikten zij het toegewezen land om daarop landbouw uit te oefenen; bij het openkappen gebruikten zij de boomstammem en andere delen daaruit om een hut of een huis te bouwen. De filosofie hier achter was: roti, kapra aur makán (voedsel, kleding en huis).

Later besloten de broers om de jonge René naar de stad te sturen voor studie omdat het landbouw werk zwaar was. Bovendien was de afstand te groot om de dichtstbijzijnde school te bezoeken. In de stad werd René opgevangen door René’s oudere broer Jwalapersad Jadnanansing (hij was Politie Inspecteur). Pas in de vakantietijd kwam hij terug bij zijn ouders. René zei dat wanneer de vakantie naderde andere kinderen blij waren om naar huis te gaan. Hij ging juist huilen, omdat hij thuis bij zijn ouders moest werken. Als hij in de vakantie thuis was, moest hij samen met een andere broer padie dorsen met stieren (dhán dánwe).

De vader en de overige broers vertrokken voor 6 uur smorgens het veld in om te werken. Ze kwamen tegen 8 uur thuis, dronken thee en aten wat rijst en gingen weer het veld in. Daarna kwamen ze om 12 uur weer thuis om uit te rusten tot 1 uur in de middag en werkten verder door tot de schemering inviel. Naast de rijstteelt voor eigen gebruik deed de familie aan groenteteelt voor de verkoop. Later leverde de familie groenten aan o.a. de ziekenhuizen, huis van bewaring en Chatillon. Nadat de broers vorderingen maakten in de landbouwsector kocht  één van de broers een burgerfiets. Hij zei dat je in die tijd een nieuw burgerfiets kon vergelijken met LEXUS. Een ieder uit de buurt kwam kijken wat een fiets is en hoe deze eruit zag. Daarna kocht de familie Jadnanansing een radio. Elkéén uit de buurt kwam toen bij hen om naar de Hindustaanse programma’s te luisteren op Afros.

Daarna kocht meneer Baling een truck waarmee hij goederen vervoerde naar de markt. Hij had de truck als een bus gemaakt zodat hij ook mensen kon vervoeren.

De moeder van René vertelde aan hem, dat zij en haar ouders enorm hard moesten werken onder bizarre omstandigheden tijdens de immigrantie. Zij overleefden omdat ze harde werkers waren. De opbouw ging dan ook door hard werken.

Als kleine jongen koos René altijd voor de moeder. Zij was zacht van aard, terwijl de vader een strenge figuur was. Hij was altijd bang voor zijn vader.

In zijn jonge jaren had René geen armoede gekend wat voedsel betrof. Zijn ouders en broers waren harde werkers. Zij deden aan rijst- en groenteteelt. De vader en de broers gingen vaker jagen en brachten veel wild thuis. Een deel werd uitgekookt en bewaard tot ongeveer 3 dagen. De rest werd verdeeld onder de buurtbewoners. Wat vis betrof was deze in overvloed. Ze aten altijd kwie-kwies. Zij hadden kippen en doksen. Dus wat voedsel betrof, zij hadden het in overvloed.

De moeder van René

De moeder van René was naast een huisvrouw ook een soort van vrouwenleider van de omliggende straten. Omdat zij veel van haar moeder had geleerd, voornamelijk over het huishouden, culturele activiteiten (waar vrouwen betrokken waren), culturele gebruiken, traditionele zang en muziek (vooral bij de geboorte van een kind chatti-liederen/sohar en bij een huwelijk. Wanneer er een huwelijk plaatsvond, zongen de vrouwen de hele avond door totdat de barát terugkeerde met de bruid.

Ze was sociaal aangelegd. Zij kon het niet accepteren dat iemand pinaart vanwege een te kort aan voeding en andere belangrijke zaken zoals:kledij. Op latere leeftijd, toen zij op balkon bij René zat en een arme man, arme vrouw of kinderen zag langslopen, riep zij de persoon. Zij vroeg René om de perso(o)n(en) voedsel te geven en wat geld. Dit deed zij al te vaak. Vanaf haar jongere jaren had zij een goede reputatie opgebouwd, omdat zij overal en bij alles werd betrokken. Bij culturele evenementen werd zij opgehaald om adviezen uit te brengen en waarnodig gaf zij instructies hoe het een en ander zou moeten plaatsvinden.

Aan de andere kant vervulde de vader van René een bijzonder rol, namelijk: die van buurtleider of Mukhiyá. Indien iemand met een probleem zat, kwam hij bij de vader van René. Hij ging vooral hulp bieden voor de opbouw van een gezin of familie. Al zijn vrienden en arbeiders adviseerde hij om een perceelland te hebben. Hij leende geld uit aan de mensen om in het bezit te komen van perceelland. In nood gaf hij mensen geld, die hem eerlijk terug betaalden.

Schoolopleidingen en ervaringen

De schoolopleidingen die René achtereenvolgens heeft gevolgd.

Lager onderwijs te Derde Rijweg (met als schoolhoofd de heer Loor, vader van Dr. Andre Loor), St. Willibrordus school en St. Paulusschool (Mulo) en de graaf van Zinzendorf school. De Kweekschool heeft hij niet afgerond. Hij overweegde wat beter betaald zou worden: het Onderwijs of gaan werken. Hij nam de stap om te gaan werken bij de Meteorologische Dienst te Zanderij. Hier zag hij de vliegtuigen landen en opstijgen en hij besloot zich verder te bekwamen in de Landbouwmeteo. Hij vertrok naar De Bilt. Om zijn studie in Meteorologie met succes af te ronden volgde hij eerst wiskunde bijlessen en hij rondde daarna zijn meteorologische studie af. Toen hij terugkeerde uit Nederland had hij 2 keuzes: (1) werken bij de luchtvaart meteorologie met nachtdiensten op Zanderij of (2) bij de Landbouwproefstation. Hij koos voor de landbouwproefstation en hij gaf zijn krachten aan het Ministerie van Landbouw Veeteelt en Visserij van 1961-1972.

In die zelfde periode waren de heren James Ramlal en Andre Loor bezig de afdeling Cultuur op te zetten binnen het Ministerie van Onderwijs. Omdat René de heer Andre Loor goed kende ging voor een jaar bij het Ministerie van Onderwijs, afdeling Cultuur werken. Maar hij zag het daar niet zitten. Dit beviel hem niet. Hij verliet de dienst.

René had meer belangstelling voor het filmgebeuren en hij was intussen op part-time basis betrokken in de Surinaamse filmwereld. De heer Partab Radhakishun was directeur van de film keuringsdienst in Suriname.

Partab Radhakishun zag hem en adviseerde René om met eigen filmzaak te beginnen. René nam voor 5 jaren buiten bezwaar van dienst. Hij nam het besluit om in de filmwereld te gaan en dat ondanks het feit dat zijn familie tegen zijn besluit was (omdat men zekerheid had bij de overheid, terwijl bij de particulier dat niet zo zeker was). Na een maand vergeleek hij de salaris bij de overheid en zijn inkomen in de filmwereld. Hij nam gelijk ontslag bij de overheid en begon met zijn nieuwe cariere.

Tijdens zijn studie in Nederland had René als parttimer reeds een aanvang gemaakt met zijn hobby, hij had namelijk de stap al gedaan om film te distribueren. In Suriname deed hij dat stilletjes en op zijn eigen manier.

René in zijn jonge jaren

In 1980 kwam de doorbraak. René kon eerder een theater hebben gekocht. Hij zat echter met enkele bezwaren, omdat hij alles zelf moest doen. Hij wilde niet opgejaagd zaken doen.

Wijlen Harry Tewarie overtuigde hem dat ze samen konden werken en Theaters konden kopen. René was een beetje opgelucht. Samen met wijlen Harry Tewarie kochten zij de Theaters Star en Bellevue.

Het werk werd verdeeld onder deze 2 mannen. De een nam het beheer over van de zakenpanden en de administratie en de ander in dit geval René droeg de zorg voor de filmproductie en alles wat daarmee samenging.

Na 4 jaren (in 1984) hadden zij de Theaters verdeeld: Theater Star kwam in handen van René, terwijl Harry Tewarie voor Theater Bellevue koos (later kocht Harry ook Theater Tower bij).

Hierna bracht René Jadnanansing Suriname letterlijk in de picture vanwege zijn bezoeken aan de filmfestivals te Cannes, Milan, Los Angelos, Hong Kong, en andere landen. Na 1995 kreeg het theaterleven in Suriname een deuk, vanwege de voortschrijdende technologie. De meeste oude en nieuwe films werden op de televisie vertoond.

De culturele wereld van René

René was ongeveer 14 jaartjes jong. Vele omwonenden werkten voor hun in de landbouw. De tijd was anders. Er heerste armoede. Bij hun werd er gekookt voor de arbeiders.

Zijn moeder, Omradji, vervulde de rol van een leider van de vrouwen uit de omgeving; voornamelijk van de mannen die bij hun werkzaam waren. Als er problemen waren, kwamen de vrouwen bij haar voor oplossingen en adviezen. Hij zag dit alles en werd hierdoor gemotiveerd om ook iets in de richting te doen.

Op school richtte hij een voetbal vereniging en een bat en balvereniging op. En zo begon hij langzaam aan met het verenigingsleven.

Rond 1950 – 1951 ontstond de H.N.S. (Hindustáni Nauyuwak Sabhá). (De oprichting vond later plaats).Hij was bij de oprichting niet aanwezig, echter binnen een jaar sloot hij zich aan bij de H.N.S.. Bij de H.N.S. was de basis aanwezig voor het sociaal en cultureelwerk. Voornamelijk hielden zij zich bezig met culturele activiteiten, waaronder het Diválifeest. Een voorname activiteit van de H.N.S. was om een standbeeld van de Mahátmá Gándhi (Mohandás Karamchand Gándhi) te plaatsen.

De H.N.S. bestond voornamelijk uit de toen bestaande prominenten, zoals: George Hindorie, Jankiepersadsing, Soeroedj badrising. De heer wijlen Dr. Mr. Drs Jan H. Adhin had veel bijgedragen in de organisatie en de sociale samenzijn en lezingen die werden georganiseerd. Vele prominenten die Suriname hadden gekend, kwamen uit de Hindustaanse cultuurgroep de H.N.S.

Zij hadden contact opgenomen met de Indiase overheid voor de finaciëring. De Indiase overheid zei toen, dat, de organisatie zelf wat geld moesten opbrengen en zij hierdoor beter gemotiveerd zouden worden om het te onderhouden en evenzo voor andere zaken eromheen. De organisatie ging geld inzamelen. De grootse donor was familie Kanchand van de India Bazaar aan de waterkant (omgeving depot Kersten).

René meende te vertellen dat het standbeeld van Mahátmá Gándhi in de jaren 1959- 1960 werd geplaatst.

Het eerste clubgebouw van de H.N.S. was toen gevestigd in de omgeving van Keizerstraat, tegenover de Politiepost. In het gebouw van de familie Kanchand. In de beneden verdieping was er een winkelpand ondergebracht en het bovenste gedeelte werd gratis aan de H.N.S gegeven voor vergaderingen en andere sociale- en culturele bijeenkomsten.

De ouderen onder ons kenden de heer kanchand als de Panjábi, de man met groot baard en meestal gestoken in een wit pak. Hij stond vaak in de deur opening van zijn winkelpand aan de Waterkant. 

Op de vraag. Hoe en waarom ontstond de H.N.S. vertelde René het volgende daarover:

Vóór de H.N.S. waren er andere Hindustaanse organisaties zoals de Hindaláyá en Jágran. Naast de sociale en culturele activiteiten werden er economische zaken gedaan vanuit deze organisaties.

Ontstaan en oprichting van de sociaal-culturele vereniging Djagaran in 1943

Oprichting van het eerste Hindustaanse Clubhuis in 1944.Bron:Haagse herinneringen, een project van het Haagse Gemeente archief@2009/site design en techniek: Sync. Creative Producties, Hilversum

En toen Hindaláyá langzaam aan niet meer bestond is de H.N.S. ontstaan. Andere belangrijke redenen waren, de acties op Wie Egie Sanie en spestpatri. De Hindustanen konden daar geen lid van worden. Zo ontstond de H.N.S.. De raciale strijd was toen al begonnen tussen de Creolen en de Hindustanen, omdat zij de Hindustanen als tegenstanders beschouwden.Enkele bekende leden uit de groep van de Hindaláyá zijn o.a.: de industrieel Rosan Ali van Novelty Store (confectie bedrijf); Fatma (in de omgeving waar vroeger de Theater Jasodra was gevestigd, hij had een schoenenfabriek opgezet naast de bakkerij. De vader van George Pahlad en van Imro Manglie waren ook leden. Zij hadden het bedrijf Uneca Trading opgezet rond de jaren (medio) 1940 (naast de vroegere bakkerij van Kersten aan de Keizerstraat). Zij exporteerden voornamelijk rijst vanuit dit bedrijf /vermoedelijk de eerste Hindustaanse N.V..

René vertelde over de culturele activiteiten uit zijn buurt

Kwatta was vanaf het begin van de immigranten periode een gebied waar verschillende activiteiten plaatsvond. De initiatiefnemers waren de ex-immigranten, hun kinderen en overige nakomelingen, die zich aan de Kwatta hadden gevestigd na het beëindigen van hun contractperiode. Hindi cursussen, toneelspelen, holiviering, sportactiviteiten (voetballen, bat en bal, enz.), baithak-gáná en het diválifeest waren  enkele van de traditionele activiteiten dat goed georganiseerd en uitgevoerd werd.  René zei, vanaf 1940 was het leuk om naar baithak-gáná zang en muziek te luisteren. Wat hij hierbij leuk vond was de onderlinge jabáb aur sawál (vraag en antwoord) en khandan (elkaar iets zeggen wanneer men iets niet goed vond). De zangers en muzikanten bekampten elkaar. De liederen, die gezongen werden, waren betekenisvol. Men zong over de culturele verhandelingen, de geschiedenis en over het geloof.

Tussen de zangers waren er mensen die zelf hun liederen schreven en zongen. En als ze daartoe niet instaat waren, werden de pandits erbij gehaald om hulp te beiden. Enkele belangrijke oude pandits uit die tijd die veel hadden bijgedragen aan de culturele vorming, waren o.a.: pandit  Kapildew, (de vader van Kapildewsing/ eigenaar van Combe markt aan de Grote  Combeweg) en pandit Bhawánibhik.

De kwattaweg kende ook pancaiti samájs, een buurtorganisatie, waar men geldmiddelen inzamelde om hoognodige materialen en andere artikelen aan te schaffen. Bij een feest of een hoogtijdag kon men hier komen  voor een tent, voorbeeld bij een huwelijk en ook kookgerei aanhuren. De buurt werkte goed samen met elkaar en bood onderling hulp aan.

René met een van zijn Awards. Er is geen plek in het huis waar René geen Awards of een Certificate of appreciation heeft hangen.                                                                            

René als Lion

Toetreding van René tot ’s wereld nr. 1 Service Organisatie, de  Internationale Associatie van Lion Club vond nog net voor de Onafhankelijkheid van Suriname plaats en wel in de maand oktober 1975. Als sponsor van René trad de Lion Harry Jibodh op. Als werkgebied kreeg René het gebied: district Para, vanwaar hij naar Nederland vertrok voor zijn verdere studie.

Hij werd geïnstalleerd door President Frits Ho Sam Sooi, staflid bij Suralco. Hij begon heel vroeg met het bezoeken van de Cabinet Meetings en Conventions in Guyana en Trinidad. De bezoeken combineerde hij met zijn werk in de filmverhuurderij.

Hierna hield hij een talk over het filmgebeuren in de vergaderzaal  van de Billinton Maatschappij Suriname te Onverdacht (in het district Para).

In 1983 begon René met het vertonen van film als Lions-projecten (3x) in het district Commewijne en daarna 16 jaren lang 4 x per maand voor LPT, Huize Ashiana en ’s Lands Hospitaal. Het totaal pakket werd door hem zelf compleet verzorgd en gesponsored. Hierna verzorgde hij ook filmdagen voor tehuizen en internaten. Dit was een dankjewel voor de Lionsactiviteiten, omdat de kinderen uit de verschillende tehuizen heel blij mee waren.

Vanwege zijn inzet en de movement die hij maakte met sociale, culturele en maatschappelijke projecten vanuit de Lions Club Para, werd hij algauw de President. Zijn successen had te maken met inventiviteit, de realisatie van de projecten en de instandhouding van zijn club. Voor zijn leden organiseerde hij een get-to-gether waar een ieder zijn zegje deed over het reilen en zeilen binnen de organisatie. René is ook de motivator geweest voor de oprichting van de Lions Club Kwatta. Zijn deelname aan de Lions had een ander voordeel. Overal waar hij deel nam aan de conventies en projecten, leverde deze een surplus voor het District.

René had binnen zijn Districts-Cabinet van Sub District 60A (Suriname, Guyana en Trinidad en Tabago) in verschillende functies gediend als District Chairman (Environmental, Agriculture 2x, PR, Diabetes) en 2x als Voting cabinet Member in de hoedanigheid van Zone Chairman (1995/1996). Hij had alle commitment en vergaderingen in en buiten Suriname van het Cabinet op eigen kosten bijgewoond.

Internationaal had hij furore gemaakt met zijn filmcarriere en als Lion. Hij bezocht de Internationale Convention in Hong Kong, Montreal, Birmingham en Malaise  (35 tal Cabinet en Convention in het  MD60). Aan hem werd ook aangeboden de functie van District Governorschap met jurisdictie over Suriname, Guyana en  Lion René werd op de 25ste onafhankelijkheidsviering door Grootmeester  President  Drs.R.R.Venetiaan benoemd tot Ridder in de Ere orde van de Palm. Voor zijn verdiensten heeft hij verschillende Awards in de wacht gesleept. Lion Rene is ook MJF en heeft de Foundation gesteund het werk internationaal uit te kunnen voeren.

Vrienden uit de tijd

Vriende uit de tijd waren George Hindorie, Samiepersad Khargie, Ratan Oemrawsing, de gebroedres Jozef en Nawrang Pahladsing, Rudolf Jankie, Prakash Sital, Sukhai, Bis Abhelak. De mede oprichter van H.N.S. Mr. Ramdas woont in Nederland. Met Ramdas had René vaak contact als hij naar Nederland ging. Andere vrienden uit die tijd zijn komen te ontvallen. Een zijtak van de H.N.S. was de Indian Orchestra. De H.N.S. en de Indian Orchestra trokken samen op. Cultureel ondersteunde deze orchestra de H.N.S. René kon nog heel goed herinneren dat zij de Indian Orchestra meenam naar Trinidad om daar op te treden (Show). Dit gebeurde in 1964. René is gehuwd geweest met Sumintra uit Trinidad and Tobago en hij heeft 3 kinderen. (een Jurist, een Psycholoog en een Econoom).

Reacties zijn gesloten.