Morgen, precies 110 jaar geleden, werd op plantage Mariënburg een opstand neergeslagen waarbij Nederlandse kolonialisten 24 Hindostanen in koelen bloede hebben geëxecuteerd. Dr. Radjinder Bhagwanbali heeft in zijn boek “Tetary – de koppige” een gedetailleerde beschrijving gegeven van deze opstand.
In 1902 was Mariënburg de grootste plantage van Suriname. Ze was eigendom van de Nederlandse Handelsmaatschappij met het koninklijk huis van Nederland als een belangrijke aandeelhouder. De NHM is later overgegaan in de ABN-AMRO.
Voor NHM en haar koninklijke aandeelhouder gold maar één ding: maximale winst behalen door de kosten zo laag mogelijk en de productie zo hoog mogelijk te houden.
De voorwaarden van het arbeidscontract met de Aziatische contractanten werden systematisch aan hun witte laarzen gelapt. De medische zorg was uitermate gebrekkig. De lonen werden omlaag gehouden door manipulatie van de werktaken. De veelvuldige klachten van arbeiders werden vaak bestraft met gevangenisstraf en lijfstraffen. Opsluiting met een kromboei was een van de pijnlijke manieren om de geest van verzet te breken. Bhagwanbali geeft gedetailleerde voorbeelden met naam en toenaam van de arbeiders die deze straffen hebben moeten ondergaan.
Maar minstens zo erg was de racistische behandeling door de witte planters. Directeur Mavor stond bekend als een van de ergste racisten. Als de arbeiders tot Mavor spraken, mochten ze hem niet in de ogen kijken. Hij keek letterlijk en figuurlijk op ze neer als achterlijk en domme mensen. Hij vond zichzelf een superieure übermensch.
Op woensdag 23 juli brachten de arbeiders collectief hun grieven onder de aandacht bij opzichter Hermelijn. Het werk was te zwaar en de beloning te weinig. Hermelijn probeerde hen tegemoet te komen met een kleine loonstijging, maar daar namen ze geen genoegen mee. Een week later, op 29 juli, gingen ze in staking. Maar Mavor was niet van plan om toe te geven aan de eisen. In zijn arrogantie dacht hij dat hij door een directe confrontatie met de arbeiders in het veld deze tot de orde te kunnen brengen. Het liep anders af. De arbeiders vielen Mavor aan die naar de fabriek vluchtte. Daar werd hij overmeesterd en in stukjes gekapt, of zoals een gids op Mariënburg mij vertelde: “net als worstjes”.
De koloniale meesters reageerden met enorme woede. Het leger werd erop afgestuurd. Op advies van agent-generaal Barnet Lyon werd bruut geweld gebruikt om de opstand neer te slaan. Op 30 juli werden vele arbeiders gearresteerd door de militairen. Bhagwanbali schrijft: “Bij die arrestatie snauwden enkele contractarbeiders de districtscommissaris toe: ‘Aph kaun tjied ke wagti kare hai? Soeroe karde ham log ke djaan lene ko’ (Waarom begin jullie nu niet? Waarop wacht jullie op? Begin ons te vermoorden).” De arbeiders wisten wat er zou kunnen gebeuren.
Maar toch werd er een actie op touw gezet tegen de arrestaties. Ze begonnen hun houwers te slijpen aan de slijpstenen die voorhanden waren. Daarna trokken ze naar het kantoor van de districtscommissaris om de vrijlating te eisen van de arrestanten. Die eis werd beantwoord met veel geweld en geweervuur (117 schoten). Zestien Hindostanen vielen onmiddellijk dood neer. Acht stierven korte tijd later. De namen (met daarachter het contractnummer) zijn:
1. Ashruf no 846 Y
2. Somaro no 255 Bb
3. Goptar no 220 Ee
4. Asgan no 1342 R
5. Gurdin no 968 U
6. Jeuna no 150 V
7. Kanisakhya no 275 V
8. Takhurddin no 108 Ee
9. Chadi 183 Aa
10. Husen-Ali no 257 X
11. Ramautar no 378 W
12. Ramudit no 198 X
13. Leedar no 841 X
14. Surajbali no 364 W
15. Kishun no 263 W
16. Ramdhari no 176 Aa
17.Launjari no 232 W
18.Balay no 1128 W
19.Mohabir no 173 Bb
20.Dayaram no 220 I
21.Gopie no 944 U
22.Baksenem no 645 I
23. Budhram no 1130 Y
24. Haeseek no 1228 CC
Hun lichamen zijn gegooid in een massagraf, dat tot voor kort onbekend was. Bhagwanbali heeft de militaire kaart gevonden waar dat massagraf is aangegeven.
Bartnet Lyon heeft een standbeeld gekregen van nederige en onderdanige Hindostanen die gekoloniseerd zijn in hun geest.
De mensen die in de strijd voor rechtvaardigheid zijn gevallen, zijn in de vergetelheid geraakt. Bhagwanbali heeft ze aan de vergetelheid ontrukt. Zijn de familieleden in India ooit op de hoogte gebracht van het feit dat ze vermoord zijn in een sociale strijd in Suriname? Ik denk niet dat de Nederlandse kolonialisten het beschavingsniveau hadden om dat te doen.
Vandaag, op 29 juli, hebben twee historici van Hindostaanse contractarbeid – Bhagwanbali en mijn persoon – een brief gestuurd naar de Indiase regering. Daarin verstrekken we aan minister Vayalar Ravi van het Ministry of Overseas Indian Affair (MOIA) gedetailleerde persoonsgegevens over alle Hindostaanse emigranten die geëxecuteerd zijn in Suriname in de periode van contractarbeid tussen 1873 en 1916. We geven de regering hun namen en de dorpen waar ze vandaan vertrokken zijn. We vragen de Indiase regering om de nabestaanden van deze mensen alsnog op de hoogte te brengen van het offer dat ze gebracht hebben en hopen daarmee te doen wat 110 jaar lang nagelaten is: de mensen die in de strijd voor sociale rechtvaardigheid gevallen zijn gedenken op de humane manier die een beschaafde gemeenschap siert.
Sandew Hira