Van herdenking naar herstel: Internationale herdenking van Hindostaanse Immigratie

Reacties zijn gesloten

In een nieuw onderzoek van Radjinder Bhagwanbali, introduceert de historicus de term “tot koelie gemaakt”. Het is een term die een dekoloniaal perspectief biedt op de geschiedschrijving over Hindostaanse contractarbeid en uitnodigt tot kritische reflectie op hoe we die geschiedenis herinneren en het vastleggen ervan voor de toekomstige generaties vormgeven.

De term maakt een duidelijke verbinding met slavernijgeschiedenis. Waar voorheen over “slaven” werd gesproken, is de term “tot slaaf gemaakt” steeds gangbaarder geworden. Het is een erkenning van het feit dat mensen niet als slaaf zijn geboren, maar door een actieve daad van de kolonisator tot minderwaardig zijn gemaakt en tot onderdrukking en uitbuiting zijn gedwongen.

Zo ook onze voorouders. De term “contractarbeider” impliceert dat zij bewust kozen voor de omstandigheden waarin zij terecht kwamen door het tekenen van een contract, terwijl zij in feite misleid werden. De wanhoop die werd ervaren door de enorme hongersnood en armoede, veroorzaakt door de Britse kolonisator die daarvoor al een eeuw lang huishield in India, maakte dat onze voorouders zich gedwongen voelde hun thuisland te verlaten. Bovendien verhult de term “arbeider” de realiteit van institutioneel racisme waarmee onze voorouders geconfronteerd werden. Met het hanteren van “tot koelie gemaakt” is meteen duidelijk dat onze voorouders werden gedwongen in een sociaal-maatschappelijke positie die hen als minderwaardig beschouwde en tot uitbuiting dwong.

Dit roept ook meteen de vraag op wat dit betekent voor de jaarlijkse “viering” van Hindostaanse Immigratie. In hoeverre willen we dat moment vieren als we ons realiseren dat 5 juni het begin was van “tot koelie gemaakten”? Wat zegt dat over ons bewustzijn van de realiteit waar onze voorouders mee te maken hadden en hoe we dat vandaag de dag een plek geven?

Een geluid dat de laatste jaren dan ook steeds luider wordt is de oproep om Hindostaanse Immigratie niet te vieren, maar te herdenken. Het betekent een heroverweging van elementen die centraal onderdeel zijn geworden van Hindostaanse Immigratie. Symbolische elementen, zoals het schip Lalla Rookh, dat vaak met trots wordt afgebeeld als eerste schip met Hindostaanse “contractarbeiders”. Culturele elementen, zoals het vieren van Immigratie met dans en muziek als een feestelijke gebeurtenis.

In de context van herdenking zou Lalla Rookh vanuit een emotie van rouw worden afgebeeld, het eerste schip met “tot koelie gemaakten”. Een culturele invulling van herdenking zou bijvoorbeeld betekenen dat we één minuut stilte houden voor onze voorouders die tijdens de opstanden tijdens deze periode van dwangarbeid zijn gestorven.

Maar dit is pas de eerste stap. In het proces van dekolonisatie is herdenking geen doel op zich, maar een middel voor het bereiken van sociale rechtvaardigheid. Het is een manier om onrecht uit het verleden recht te zetten. Herdenking alleen is dan onvoldoende. Herstelbeleid is de volgende stap, ook wel bekend als het reparatievraagstuk. Uit de archieven blijkt dat veel Hindostaanse “tot koelie gemaakten” recht hadden op achterstallig loon. Dit zijn in feite middelen waar de nazaten recht op hebben. Herstelbeleid zou onder andere dus kunnen betekenen dat de Nederlandse staat dit achterstallig loon alsnog uitbetaalt aan de families.

Hoewel Nederland geen enkel probleem had met het eisen van herstelbetalingen van de voormalig kolonie Indonesië, blijkt het betalen van herstelbetalingen aan de gekoloniseerden een stuk gevoeliger. Het is zo gevoelig dat alleen al de gedachte aan het eisen van herstelbetalingen niet eens op de agenda staat van de Hindostaanse gemeenschap. Toch is het gezien de geschiedenis, het groeiend dekoloniaal bewustzijn en het huidige maatschappelijke debat omtrent koloniale geschiedenis en institutioneel racisme een logische stap om ook dit vraagstuk te verkennen.

Sterker nog, we hebben al vormen van herstelbeleid bewerkstelligd. 10 jaar geleden hadden we niet bedacht dat het standbeeld van kolonisator Barnet Lyon vervangen zou worden door Hindostaanse verzetsstrijder van Janey Tetary, maar toch is dat het geval. Inmiddels zijn er al twee straten in Nederland vernoemd naar Tetary, ook dat is een vorm van herstelbeleid. De vraag is nu welke andere vormen van herstelbeleid we kunnen ontwikkelen om het onrecht dat Hindostaanse “tot koelie gemaakten” is aangedaan recht te zetten. Beleid dat verder gaat dan alleen materiële compensatie, maar ook inzet op spirituele verbinding en verzoening.

Dat gebeurt echter niet vanzelf. Net zoals onze voorouders hebben gestreden voor rechtvaardigheid en vooruitgang, zo zullen ook de generaties van nu die strijd moeten continueren. Dat betekent actieve bijdragen aan educatie over die koloniale geschiedenis, empowerment van mensen om de erfenis daarvan uit te dagen en ter discussie te stellen en het betrekken van mensen in campagnes en initiatieven om herstelbeleid te agenderen en implementeren.

Dat vereist solidariteit en verbinding, zowel op lokaal als internationaal vlak. Wat Hindostanen verbindt met Hindostanen in Trinidad, Mauritius, Fiji, Jamaica of Zuid-Afrika is die koloniale geschiedenis en de context van “contractarbeid”. Dit biedt kansen om een internationale campagne op te zetten die vanuit lokale ervaringen globale impact kunnen creëren.

In deze bijdrage doen we de oproep om hieraan bij te dragen met ideeën en initiatieven die Herdenking & Herstel op de agenda zetten.

Pravini Baboeram & Fazle Shairmahomed