Keti Koti: de ketenen verbroken voor de één, maar overgedragen aan de ander

Reacties zijn gesloten

1873 is het jaartal dat Afro-Surinamers en Hindostanen verbindt. Het was Perez Jong Loy die met zijn ‘1873’ button ons eraan herinnerde dat de tot slaafgemaakten na de formele afschaffing van slavernij op 1 juli 1863 nog tien jaar onder staatstoezicht moesten werken. Die periode gaf Nederland de ruimte om op zoek te gaan naar vervanging voor de tot slaaf gemaakten. Die vond Nederland in India. Het is dan ook niet voor niets dat in het jaar dat slavernij daadwerkelijk werd afgeschaft, de eerste Hindostaanse dwangarbeiders Suriname betraden. Deze arbeiders woonden in de barakken van de voormalig tot slaafgemaakten, ook wel de ‘coolie lines’ genoemd, en werkten op dezelfde plantages onder dezelfde meesters.

In zijn nieuwe boek ‘De tot koelie gemaakten’ zet Radjinder Bhagwanbali uiteen hoe hetzelfde systeem dat Afrikaanse mensen tot slaaf had gemaakt, vervolgde om mensen uit India tot ‘koelie’ te maken. Waar in de geschiedschrijving de afgelopen jaren vooral de focus lag op de verschillen tussen Hindostaanse dwangarbeid en slavernij, maakt het boek van Bhagwanbali duidelijk hoe sterk de overeenkomsten zijn. Van de raciale hiërarchie met wit als superieur en niet-wit als inferieur tot de toepassing van marteltechnieken en het beperken van bewegingsvrijheid, de Hindostaanse dwangarbeiders werden geconfronteerd met technieken die de Nederlandse kolonisator al had toegepast op de tot slaaf gemaakten. Het is dan ook niet voor niets dat Bhagwanbali de term ‘tot koelie gemaakten’ introduceert, afgeleid van het concept ‘tot slaaf gemaakt’, om duidelijk te maken dat Hindostanen tot de positie van ‘koelie’ zijn gedwongen en als vervanging moesten dienen van tot slaaf gemaakten.

Bhagwanbali is echter niet de eerste die deze vergelijking trekt. Anton de Kom herkende het verband tussen slavernij en contractarbeid al in zijn boek ‘Wij slaven van Suriname’ toen hij schreef: “De harten veler Hollanders klopten sneller, nu onder deze nieuwe vorm de oude slavenhandel herleefd scheen. Ook de methodes der slavendrijvers schenen wel herleefd, want op 8 oktober 1876 werd het bericht ontvangen van de immigratieagent te Calcutta, dat Engeland de immigratie van koelies uit India geschorst had.”

Hiermee komt het verhaal dat verbonden is met Keti Koti, verbroken ketenen, ter discussie te staan. Want in hoeverre waren die ketenen daadwerkelijk verbroken? Wat zegt dit over bevrijding? Wat betekent vrijheid als de ketenen die werden afgedaan bij de één, vervolgens werden omgedaan bij de ander? En in hoeverre wordt deze overdracht van ketenen ook erkend in het maatschappelijk debat, door zowel de nazaten van de kolonisator als de gekoloniseerden?

Onder Hindostanen leeft nog vaak een rooskleurig beeld van contractarbeid, waarbij het verhaal over ‘harde werkers die een betere toekomst wilden creëren’ de verhalen van terreur en onderwerping naar de achtergrond drukken. In relatie met andere gemeenschappen, en specifiek de Afro-Surinaamse gemeenschap, maakt de erfenis van verdeel-en-heers dat we eerder kijken naar spanningen en verschillen dan naar overeenkomsten en samenwerkingsmogelijkheden. Maar de ketenen zullen nooit verbroken zijn als wij die verdeel-en-heer erfenis niet overwinnen. Als we onze gemeenschappen willen emanciperen en dekoloniseren, zullen de Afro-Surinaamse gemeenschap en de Hindostaanse gemeenschap samen met andere Surinaamse gemeenschappen op enig moment de handen ineen moeten slaan.

Dat kan beginnen bij Keti Koti en het verhaal dat daaraan verbonden is te plaatsen in een bredere historische context. Die context biedt de mogelijkheid om de specifieke ervaringen en geschiedenis van de afzonderlijke gemeenschappen te verbinden in een gemeenschappelijke strijd. Laten we die strijd samen voeren, in eenheid en solidariteit, zodat de ketenen verbroken blijven, voor eens en voor altijd.

Wil je meer weten over de bredere historische context omtrent Keti Koti? Lees dit artikel van Sandew Hira.