De populairste rechtvaardiging van Hindutva aanhangers om moslims naar de marge te bezemen is dat de Mogols eeuwenlang Hindoes hebben onderdrukt. Daarom mogen Hindoes nu Moslims onderdrukken. Deze redenering heeft iets wraakzuchtigs en triomfantelijks, maar is op logische en historische gronden onjuist.
In de vorige aflevering heb ik duidelijk gemaakt dat er in de Mogolperiode geen Hindoes bestonden zoals we die nu kennen. Het begrip Hindoe is door Engelsen gelanceerd als een verzamelnaam voor de vele religieuze gemeenschappen die in Zuidoost-Azië woonden en die eigen gebruiken en tradities bezaten. Ik wijs er ook op dat lang niet alle gemeenschappen – ook in het Mogolrijk – met elkaar verbonden waren, dus dat er niet één, maar verschillende gemeenschappen waren. Dat maakt het lastig om te beweren dat Mogols de Hindoebevolking heeft onderdrukt want er bestonden geen Hindoes zoals we die nu kennen.
Heeft er dan geen onderdrukking plaatsgevonden? Jazeker! Maar laten we een paar zaken helder stellen. In de twee eeuwen (circa 1526 – 1720) van Mogolheerschappij was het zwaartepunt van hun bestuurlijke macht in het midden en noorden van India. Het rijk werd in de loop van een lange tijd uitgebreid zoals de kaart in de vorige aflevering laat zien. De langzame uitbreiding, de verspreide gemeenschappen en de vele oorlogen maakten dat het hoogtepunt van het rijk van korte duur was. Het bestuurlijk model van de Mogols leek het meeste op dat van het Ottomaanse rijk dat in eenzelfde verscheidenheid aan gemeenschappen kende. In dat model werkten de heersers samen met de lokale adel en maakten soms ruzie elkaar zoals koningen en keizers in Europa dat ook deden met baronnen, graven, markiezen, hertogen en prinsen. Ze waren vaak partners in een strijd, soms vrienden, soms vijanden en trouwden ook met elkaar.
Het is goed om bij deze politieke en militaire verwevenheid stil te staan. Overal ter wereld, ook in China, Europa en Japan hebben heersers, net als de Mogolkeizers, hun bondgenoten beloond met adellijke titels. In het Mogolrijk waren adellijke titels gangbaar zoals nawab, sultan, rajah en doab. Daarnaast werden strijdende partners beloond met weelde, rechten (bijvoorbeeld om belasting te heffen) en landgoederen. Dat gebeurde ongeacht de religieuze afkomst. Dat wil niet zeggen dat het altijd ‘eerlijk’ toeging of dat religie geen rol speelde. Maar geen enkele heerser kon het zich permitteren om de ene partner wel te belonen en de andere niet, zeker wanneer de medestrijder een machtige bondgenoot was. Het beheersingsmodel van de Ottomanen en Mogols was dus niet te vergelijken met de tijdelijke vestiging van bijvoorbeeld Britse kolonisatoren die uit waren op economische gewin of het Franse kolonialisme dat uit was op tijdelijke vestiging, economisch gewin én culturele assimilatie, maar op blijvende vestiging en samenwerking in het nieuwe land.
Er is nog een kenmerk dat van belang is om de onderdrukkingsmythe in perspectief te plaatsen. De Mogols in Zuidoost-Azië – wat een groter gebied is dan het huidige India – vormden slechts 10% van de totale bevolking. Economisch, bestuurlijk en militair konden zij hun heerschappij dus niet alleen met moslims realiseren. Daarvoor moeten zij geput hebben uit de lokale bevolking. De meeste soldaten waren geen Moslims, maar boeren en andere mannen met verschillende religieuze overtuigingen die in dienst gingen in de hoop er beter van te worden. Ook veel generaals waren geen Moslims, maar leden van gemeenschappen die we nu ‘Hindoes’ zouden noemen. Deze hooggeplaatste militairen ontvingen adellijke titels en gronden als beloning. Dat gold ook voor de bestuurders en adviseurs aan de keizerlijke hoven. Militairen en bestuurders aan de keizerlijke hoven waren gemengd. Dat is goed te zien in Indiase films als Panipat en Jodhaa-Akbar die overigens door Hindoes zijn gemaakt. Qua bevolkingsaantal en posities was het dus onmogelijk om Hindoes en Moslims tegenover elkaar te plaatsen en te beweren dat Hindoes zijn onderdrukt.
Nog een element van de ‘onderdrukkingsmythe’ is dat de Mogolkeizers hun legers hebben ingezet om Hindoes te bekeren tot Moslims. Historici betwisten deze stelling. Zij betogen dat de Mogols, op een enkele keizer na, geen beleid van gedwongen bekering hebben gevoerd en dat India geen land is geweest van godsdienstoorlogen zoals Europese landen dat wel waren. Veel Mogol keizers trouwden met adellijke vrouwen van Perzische en Rajput afkomst en waren cultureel en religieus gemengd. Akbar de Grote had adviseurs van alle religies in dienst en predikte religieuze tolerantie. Zijn zoon Jahangir regeerde het rijk in vrede en voorspoed. Van alle Mogolkeizers was het vooral de Aurungzeb die de religieuze tolerantie verbrak, zijn opvatting van de Islam vooropstelde en andere Islamitische stromingen en godsdiensten bestreed. Maar ook zijn heerschappij kenmerkte zich eerder door militaire expansie en economische veroveringen dan door religieuze bekeringen.
Het moet ook te denken geven dat in het huidige India slechts 14% van de bevolking tot de Islam wordt gerekend. Hiertegen kan worden aangevoerd dat veel moslims tijdens de opdeling van British India in India en Pakistan zijn vertrokken uit het ‘Hindoegebied’. Die migratie, die beperkt was tot Bengalen en Punjab, moet niet worden overschat: schattingen van het aantal van deze vluchtelingen variëren van 200.000 tot 2 miljoen. Maar laten we gemakshalve ervan uitgaan dat het gehele British India (dus inclusief Pakistan en Bangladesh) ten tijde van de opdeling niet 14% maar 30% moslims telde. Ga er vanuit dat vóór de komst van de Mogols er grote aantallen Moslims in India woonden (stel die op 10%) en dat de Mogols zelf ook tien procent vertegenwoordigden, dan rest er 10% voor de bekeerde moslims. Als de Mogols eeuwenlang en met militair geweld bekering tot de Islam hebben afgedwongen, dan is het wel opmerkelijk dat slechts 10% van de bevolking zich heeft laten bekeren. Dat is een bijzonder laag percentage voor tweeëneenhalve eeuw ‘onderdrukking’.
En waren de soldaten, hogere officieren en edelen die betrokken waren in deze ‘massale bekering’ niet van ‘Hindoese’ afkomst? Maar Hindutva-aanhangers vertellen desondanks vol afschuw hoe wreed de Mogolonderdrukking was, hoe massaal de moordpartijen waren en hoe effectief de heerschappij van de Mogols was. Evenals de heersers van het Ottomaanse rijk wisten ook de Mogolkeizers dat je geen groot en cultureel divers rijk kan besturen zonder de lokale adel als partner op te nemen. Veel keizers waren machteloos tegenover deze adel die regelmatig coalities vormden tegen hen. Het is opvallend dat dergelijke verhalen waarin moslims Hindoes onderdrukken (in India maar vooral in Pakistan en Bangladesh) nog steeds op dezelfde toon en met dezelfde afschuw – overigens zonder concrete bronnen te noemen – worden verteld. Deze verhalen zijn een Hindutva politieke mythe geworden.
Het argument van gedwongen bekering verliest volgens verschillende historici ook aan geloofwaardigheid omdat vooral Chamars en kastelozen, die door ‘Hindoes’ beestachtig werden behandeld, zich bekeerden tot andere godsdiensten zoals Islam, Jainisme en Boedhisme en zelfs de Arya Samaj. In deze godsdiensten en stromingen kregen zij een respectabele plaats en werden aanzienlijk beter behandeld.
Er is nog een punt dat onder de aandacht gebracht mag worden. De militaire en politieke geschiedenis van Azie, en ook van India, kent een aanzienlijk aantal complexe oorlogen. Maar veruit de meeste daarvan waren niet religieus van aard. In India waren het meest bekend de onderlinge oorlogen van de rajahs die elkaar in wisselende allianties bestreden. Zij hebben de Mogolheerschappij verzwakt (die overigens al vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw op retour was door verschillende economische en militaire oorzaken). Door die verzwakking slaagde de Engelse kolonisator er makkelijk in om een einde te maken aan de Mogolheerschappij. De Engelsen hebben – overigens samen met hulp van Indiase bondgenoten – militair flink huisgehouden in British India. Daarnaast hebben zij een miljoenen leden tellend ondergronds netwerk van Thuggs, aanhangers van Kali Ma, vernietigd die, met actieve medewerking van rajahs, roofden en moorden en meisjes offerden aan hun goden. Historici schatten dat het aantal doden gemoeid met de onderlinge oorlogen tussen de rajahs, de Engelse heerschappij en de offers aan Kali Ma aanzienlijk meer was dan in de Mogolperiode.
Hindutva aanhangers schetsen een beeld van het Mogolrijk van wreedheden en onderdrukking. Maar historici zijn het erover eens dat Zuidoost-Azië in de Mogolperiode een buitengewone economische voorspoed kende. Volgens één bron bedroeg in 1600 het bruto nationaal product van de Indiase economie 22% van de wereldeconomie, alleen overtroffen door China. Een eeuw later was het Indiase aandeel in de wereldeconomie gestegen tot 24%. Nu zijn dit aanvechtbare cijfers. Want India bestond toen niet en cijfers over bevolkingsaantallen en productie werden nauwelijks geregistreerd. Deze onbetrouwbaarheid van cijfers is nog steeds een problematische kant van het Indiase bestuur. Maar alle partijen zijn het erover eens dat de Mogols grote welvaart hebben gebracht, de economische, sociale en militaire infrastructuur hebben verbeterd, wetgeving, bestuur, kunst en cultuur hebben ontwikkeld en een geweldig erfgoed hebben achtergelaten. Wie associeert de Taj Mahal of Fort Agra met het Mogolrijk? Of de rijke variatie van schilder-, muziek-, zang- en dichtkunst van India met overheersing?
Het is goed om de kern van mijn betoog te onderstrepen: geen enkele overheersing kan langdurig met eigen manschappen plaatsvinden. Daarvoor heb je lokale partners nodig die samen soms machtiger zijn dan degene die formeel aan het roer van bestuur, leger en economie staan. Dit geldt ook voor de Mogolkeizers. Het Britse kolonialisme is een ander voorbeeld van deze stelling. Hoewel de Britten India zijn binnengevallen als economische exploitanten en niet als mensen die zich daar wilden vestigden (zoals de Mogols), kon ook hun heerschappij niet lang voortbestaan zonder de steun van de rajahs. Het is waar dat de Europeanen in die tijd een militair overwicht bezaten, maar zonder de steun van lokale heersers zou de Engelse heerschappij van korte duur zijn. En ook de Engelsen hebben de economie en infrastructuur ontwikkeld, wetgeving gehumaniseerd, medische zorg en onderwijs uitgebreid en dergelijke. De geschiedenis van het huidige India kan niet gedacht worden zonder de Mogols. Wie de geschiedenis kent, laat liever het gejammer over de Mogols achterwege.