Siela Ardjosemito-Jethoe: Cultuur met kwaliteit

Inleiding

In augustus valt een deel van de culturele wereld over Prins Bernhard jr. en zijn vraag aan artiesten om gratis op te treden tijdens de Dutch Grand Prix op Zandvoort. Hoe haalt de beste man het in zijn hoofd om artiesten te vragen voor nop op te treden terwijl hij er aan verdient, ongelofelijk vindt men. Het excuus hier is dat het goed is voor je ‘exposure’. Je krijgt een podium en wordt gezien en dat is natuurlijk belangrijk. Artiesten krijgen wel vaker dit soort vragen, gratis optreden, alleen de onkosten vergoed krijgen, afgesproken bedragen die op het laatste moment toch naar beneden worden bijgesteld, slechte facilitering en weinig ruimte om hieruit te treden.

In coronatijd (en dat is nu al een hele poos) zijn het magere tijden voor artiesten. Dus alles wat er op wordt geworpen om op te kunnen treden, wordt vaak met twee handen aangepakt. Nu staat natuurlijk weer alles op z’n kop, met voorstellingen die in het gunstigste geval van de avond naar de matinee worden verplaats en in het ergste geval worden geannuleerd. Zelf heb ik daar als woordkunstenaar en maker ook mee te maken, met de kanttekening dat ik niet van mijn kunst hoef rond te komen.

Ondergewaardeerd

De onderwaardering die ik eerder beschrijf, die is er voor makers met kunst- en cultuuruitingen vanuit een Niet-Westers perspectief nog meer. Deze makers en deze kunst wordt steevast ondergewaardeerd. Die onderwaardering bestaat uit de makers en hun kwaliteit continue ter discussie stellen, het langs Westerse maatstaven meten en dan tot de conclusie komen dat het niet voldoet. Dat gaat van het toekennen van subsidies tot het programmeren. Want je mag al blij zijn dat er ruimte wordt geboden, zo is de redenatie.

Het langs de Westerse maatstaven van wat kunst en cultuur is leggen van alle andere kunst en cultuurvormen, door mensen die die Westerse kunst en cultuur vertegenwoordigen is een self fulfilling prophecy. Er is kennis noch inhoud aanwezig over de Niet- Westerse kunst en cultuur bij de meeste mensen die hier professioneel iets in de pap te brokkelen hebben. Want ja, die plekken zijn vaak vergeven aan witte Westerse mensen. Het gaat hierbij om beleidsmakers, adviseurs, programmeurs, fondsmedewerkers en zo verder. Veel mensen met macht en positie dus. Natuurlijk wordt er wel gewerkt aan het gelijkwaardiger maken van de systemen. De Governance Code Cultuur, de Fairpractice Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie zijn voorbeelden van deze poging tot het meer gelijkwaardig maken van de cultuursector. Toch lijkt het niet zo hard te gaan met de ontwikkelingen hieromtrent.

Niche

De onderwaarderingen en onderbetaling daargelaten, als we kijken naar de programmering zelf dan is dat al problematisch in zichzelf. De programmering van Niet-Westerse kunst- en cultuuruitingen worden bijvoorbeeld beschreven als ‘werelddans’ of ‘wereldmuziek.’ Door dit zo te stellen lijkt het alsof alleen Westerse klassieke kunst specifiek is. Het generaliseren van hetgeen dat “Niet-Westers” is laat zien dat er geen aandacht is voor de culturele identiteit van die specifieke cultuuruiting.

Daarnaast zien we dat de nauwe manier van kijken soms ook resulteert in niche programmering. Denk hierbij aan speciale Indiase, Turkse, Marokkaanse avonden. De ruimte die zogezegd “over” is kan worden gebruikt voor dit soort “events”. Het wordt er dus bij geprogrammeerd, in de marges van de theaters. Deze programmering richt zich op mensen met deze respectievelijke etnische achtergronden. Centraal staat hen iets aan te bieden om naar het ‘theater’ te komen. Echter leent deze manier van programmeren zich er niet voor mensen in de breedste zin aan elkaar te verbinden. Het reguliere programmeren van alles wat er is aan kunst en cultuuruitingen dat vraagt om iets anders. Dat gaat om programmeren op herkenning en verrassing. Programma’s waar je enerzijds herkenning vindt en waar je anderzijds verassing mag ervaren, zo kunnen we ons thuis voelen en verrijken.

Praktijken

In de afgelopen jaren hebben zich voldoende zaken voorgedaan om eens aan het licht te houden. Denk bijvoorbeeld aan Indiase klassieke dans, wat vaker in een niche wordt geprogrammeerd, waar niet voor betaald wordt (tenminste niet aan de artiesten die uit Nederland komen), er komt echter wel een achterban op af (die wel een kaartje moeten kopen) en waar subsidie voor gegeven omdat er gewerkt wordt aan diversiteit. Deze manier van programmeren gaat ook gepaard met het afkalven van de waardering voor de artiesten, er zijn onvoldoende kleedkamers, er wordt gevraagd om een generale repetitie te doen (3 uur), beschikbaar te zijn op de dag van de performance (4 uur van te voren), er is veelal geen catering of andersoortige versnaperingen voor de artiesten en men krijgt dus niet betaald of gecompenseerd. De enige reden waarom dansscholen en/of artiesten dit nog doen is: om podiumervaring op te doen, de eigen achterban iets moois aanbieden en mogelijk anderen aan te spreken met deze kunstvorm.

Als ik denk aan een aantal performances van de afgelopen jaren zie ik dat er soms ook onmogelijke zaken worden gevraagd. Zo heb ik aan een productie meegewerkt met muzikanten, zangers en zelf als woordkunstenaar, waar de performances waren verdubbeld, de gage halverwege de rit werd gehalveerd en de promotie met de namen van de performers al was gecommuniceerd. Als maker word je op deze manier klem gezet, want als je je terugtrekt dan wil het theater niet meer met je werken, de productie vindt je lastig, het publiek kan denken dat je arrogant bent en jij loopt hoe dan ook inkomsten mis. In dit geval blijft er dan weinig anders meer over dan de performance uitzitten en dat is niet oké.

Gelukkig gaat het soms heel goed en dat geeft hoop. Zo was ik in november in Theater aan de Rijn in Arnhem, ik werkte mee aan de Poëzie Nachtclub. De meerstemmigheid van poëzie werd hier in meegenomen, niet als randprogrammering of in een niche, maar als een regulier programma. De gage was van te voren besproken en afgestemd, reiskosten mochten apart gedeclareerd worden, er was een fatsoenlijke kleedkamer, met flesjes water en een snackje, een fijne cateraar voor het avondeten, ruimte om met elkaar af te stemmen, een doorloop te doen en in alle rust te performen. De programmering zat zo in elkaar dat er mensen van verschillende etnische achtergronden op het podium stonden, dat was uiteindelijk ook terug te zien in de zaal. Cultuur met kwaliteit, zonder dat daar op werd afgedongen, er onderwaardering plaatsvond en er ruimte was voor herkenning en verrassing.