“Svassss…, gisteren, op een marni, zag ik een vrouw die om onbekende reden mijn aandacht trok. Ik wist niet wie zij was, ik kende haar niet.” Ik luisterde aandachtig naar de enthousiaste Vrinda, ondanks ik precies wist welke kant dit op zou gaan. Dit was niet de eerste keer dat iemand met deze woorden het gesprek met mij begon.
Ze ging op een vurige toon, als van een uitvinder die resultaat heeft geboekt, verder: “Ik zag haar voor het eerst, maar ze leek mij zo bekend. Na de dienst probeerde ik erachter te komen wie ze is. Toen ik de naam hoorde…ja, toen vielen puzzelstukken in elkaar. Je hebt veel van je moeder, Svas, opmerkelijk veel.Vooral de manier van praten.”
Ik ben beslist niet de enige met deze ervaring. We maken het allemaal weleens, of anders geregeld, mee dat we de gelijkenissen met onze (voor)ouders gepresenteerd krijgen. We herinneren elkaar op deze manier eraan dat we niet uit het niets zijn ontstaan. Voor mij blijven de wetenschappelijk toegelichte overeenkomsten met ouders, voorouders mysterieus. Ik kwam eens een leerling tegen op het schoolerf en vermoedde direct wie zijn moeder is. Navraag bevestigde dat ook ik goed ben in gelijkenissen opsporen: hij bleek, zoals ik giste, de zoon van mijn oude schoolvriendin. Haar spruitje had verbazingwekkend veel van haar, gelijk het plantje van een tayerblad dat exact als de moederplant is. Opmerkingen over gelijkenissen zijn vaak ongeknutseld. Bij kinderen, vooral pasgeborenen, voelen sommigen zich vrij of zelfs verplicht om spontaan op te merken op wie het kind lijkt. Het lijkt wel een regel die niet overgeslagen mag worden tijdens de kraamvisite. Na enkele ogenblikken het kind bekeken te hebben, volgt automatisch: “Jij lijkt precies op je …”. Vul maar in wat naar eigen inzichten toepasselijk is.
Niet alleen uiterlijke overeenkomsten hebben we. We horen niet alleen dat we op die iemand lijken, maar ook als die persoon doen. Gelijkenissen overschrijden ook wel de fysieke grenzen, zelfs je denken kan erfelijk bepaald zijn. We zijn voortgekomen uit onze ouders, voorouders. En we dragen hen in ons. Voor sommigen is dit een onacceptabel feit. Die kunnen het niet verkroppen dat ze bijna een kopie zijn van een van de ouders. Misschien heeft dit te maken met onenigheid? Wie wil nou lijken op iemand met wie die mot heeft?
Toch zijn er genoeg nakomelingen die regelmatig hun (voor)ouder(s) herdenken. Vaak op speciale dagen, vooral de verjaardag van de betreffende persoon is de populaire dag voor een gepaste herdenking. Maar eveneens groepen worden wereldwijd herdacht. Mensen die collectief een bijzondere, onvergetelijke bijdrage hebben geleverd, waarbij hen soms veel leed is aangedaan. Nakomelingen voelen zich automatisch verplicht om niet alleen hun dappere voorgeslacht te herdenken, maar ook te pleiten voor gerechtigheid indien nodig. De geschiedenis kent genoeg individuen en groepen die hebben geijverd voor eerherstel van eerdere generaties. Ook nu, in de wereld van vandaag, is dit geen vreemdheid. Susan Smith, schrijfster, strijdt samen met anderen voor een heksenmonument; ze voelt zich geroepen om op onder andere deze manier de slachtoffers van de gruwelijke heksenvervolgingen te herdenken.
Ja, voorouders hadden het ook niet makkelijk. In hun tijd, in de wereld waarin zij leefden, waren er ook problemen volop. Een bekender voorbeeld van een strijd voor gerechtigheid is dat voor het ijzingwekkende mensenleed tijdens de slavernij. Ook deze abominabele gebeurtenis heeft nu, eeuwen later, nog steeds impact op het nageslacht.
De bijzondere invloed van eerdere generaties op nakomelingen vieren vooral de Hindoestanen in Suriname aan het begin van de tweede helft van ook dit jaar. Zij zijn het resultaat van de keus van contractarbeiders uit India om op 5 juni 1873, zowat 150 jaar terug, hun voet aan wal van “Sri Ram” te zetten. Voor velen is deze uitweg van die generatie het vieren waard. Anderen willen deze stap van die groep liever herdenken. Slechts verhalen kunnen ons het beeld schetsen van wat hen naar hier heeft gelokt tot wat hen hier heeft gehouden.
Ik ken iemand die erg geïnteresseerd was in de familie waar ze vandaan komt. In de zoektocht naar van wie ze afstamt, heeft ze niet alleen een stamboom gemaakt. Ze heeft ook het dorpje in India van waar haar voorouders volgens de bronnen zijn vertrokken, bezocht. Ze deelde haar ervaring met mij. Ze vertelde dat ze degelijk teleurgesteld was. Ze verwachtte concrete aanwijzingen, duidelijke antwoorden op haar vragen te kunnen krijgen. Helaas had ze na de lange overtochten precies hetzelfde waarmee ze de reis begon: onbeantwoorde vragen. Tja, wie in India zal jou nu, anderhalve eeuw later kunnen vertellen wie je overgrootouders waren en waarom ze besloten hun vaderland te verlaten? Antwoorden waren er daar ook wel, maar die zeiden niet veel meer dan de antwoorden die ze hier al had. Met haar queeste wilde ze vaststellen wat ze van haar voorouders heeft geërfd, welk deel van haar leven ze kan linken aan hen. Want veel van het leven zit in de genen, gelooft ze. En als je de genen kent van degenen van wie je afstamt, dan kan je soms verklaringen geven voor het reilen en zeilen in je leven.
Ik las onlangs dat genen waarschijnlijk te veranderen zijn. Niet zo gemakkelijk als het leest, het zal de nodige inspanning kosten. Maar de wetenschap is druk aan het ontrafelen welke invloed ik zelf zou kunnen aanwenden om mijn genen te veranderen. Dat zou voor velen een uitkomst betekenen. Ben je niet lekker met wat je hebt meegehad, dan geef je het maar een wending. Totdat de wetenschap het antwoord construeert, zouden wij kunnen nadenken over welke gelijkenissen met onze voorouders we wel en welke we niet willen hebben. Bovenal, hoe wij die erfenis kunnen investeren om de generaties na ons een mooie wereld na te laten. De beurt om stappen te maken die de toekomst bepalen, is aan ons. Wellicht worden wij eeuwen later vrolijk herdacht? Moge onze keuzen daartoe leiden! Een bezinningsvolle herdenking van 150 jaar hindostaanse immigratie toegewenst…