Puur toeval. Bovendien, vreest u niet, ik heb in geen geval de gevreesde fundamentalistische afslag genomen. Hoewel dit binnen het hindoeïsme, theologisch gezien niet kan, omdat het hindoeïsme niet zoiets kent als de grondbeginselen van een leerstelling: geen stichter of profeet, geen georganiseerde kerk, geen verplichte overtuiging of riten van aanbidding of een heilig boek. Het is gewoon een fantastische, kleurrijke, boeken- en beeldenrijke chaos. En het functioneert.
Van mijn zeer dierbare vrienden Soebhas Mahesh en Farida Abdoelhak kreeg ik het boek Why I am a Hindu van Shashi Tharoor cadeau. Door het lezen van het boek popte de bovenstaande vraag in mij op, waarom ben ik een hindoe? De schrijver snijdt allereest een definitie – probleem aan. In vele talen, waaronder het Frans en het Perzisch, is het woord voor Indiërs gewoon Hindoe. Oorspronkelijk betekende hindoe eenvoudigweg de mensen voorbij de rivier Sindhu of de Indus. Het is tragisch om te ontdekken dat de Indus nu in islamitisch Pakistan ligt. Tot overmaat van ramp, bestond het woord hindoe niet in enige Indiase taal totdat door het gebruik van het woord hindoe door buitenlanders, de hindoes een naam gaf, om zich zelf te kunnen definiëren. Met andere woorden, hindoes noemen zichzelf door een etiket dat niet in een van hun talen voorkomt, maar vrolijk hebben geadopteerd omdat buitenlanders hen zo noemden. In de oude boeken komt de naam Sanátan Dharm voor waarmee het hindoeïsme wordt bedoeld. In het Caraïbisch gebied en in Suriname heeft dit weer een andere betekenis. Ik heb in mijn eigen omgeving een korte enquête gehouden met de vraag, waarom ben jij een hindoe? Nagenoeg iedereen gaf als antwoord, wat ook Shashi Tharoor aangeeft, namelijk het geboren zijn in een hindoefamilie. Het is een bloot rechtsfeit. Inderdaad ik ben geboren in een hindoefamilie en zo ben ik een hindoe geworden. Aantal andere zaken die dit bevestigen zijn, mijn naam, ik lijk op een hindoe, volgens mij hebben mijn ouders muran bij mij gedaan en ben ik op z’n Hindoestaans getrouwd. Op grond van deze variabelen heb ik mij gedefinieerd als hindoe. Ik ben geboren en getogen in een khetihar – familie. Mijn ouders spraken nooit over het hindoeïsme. Een keer per jaar kwam de pandit thuis voor een pujá en dan werd de jhandi gehesen. Een hindoe ideologie of wat daarop ook leek, ontbrak ten enenmale. En dit geldt voor een groot deel van de mensen op Kwatta. Een hindoe identiteit, wat je tegenwoordig alom tegenkomt ontbrak op Kwatta. De enige plek waar veel hindoes samenkwamen was tijdens de jaarlijkse tiendaagse (1968) Gita jag bij de familie Doebe, een vooraanstaande bráhman familie. Zeer ingetogen, maar met diepe vroomheid werd door alle aanwezigen de bhajan Shri bhágwat bhagwán ki árti gezongen. Deze bhajan heeft bij voor altijd een gemeenschapsbeleving achter gelaten en geen hindoe beleving. Van mijn hele familie, bestaande uit ruim honderd leden, ben ik de enige die zondags naar de mandir ging. Het was gezellig en ook vormend. Bovendien, op de terugweg ging ik langs mijn barká barki phuwá en at ik een roti met kip, met de restant van de persád in mijn broekzak, die ik later op weg naar huis als toetje op at.
In mijn boekenkast heb ik diverse vertalingen van de Bhagwat Gita, de Ramayan en andere hindoegeschriften. Maar ook de Bijbel en de Koran. Ik heb vele gesprekken gevoerd met ter zake belezen vrienden. Sommigen onder hen zijn gelovig, atheïstisch of agnostisch. Het lezen van al deze boeken en de gesprekken hebben mij niet geloviger gemaakt. Integendeel. Soms kom ik zappend op de Indiase zenders een serie over een van de goden tegen. He bhagwán, dan zie je alleen larái, jhagrá en saráp. Deze Indiase versie van het hindoeïsme staat zo ver van mij af, dat ik mij daarin niet herken. Ik voel mij meer thuis in het Surinaams-Nederlands hindoeïsme. Een hindoe kan een ástik of nástik zijn: de voorwaarden hebben betrekking hebben op de orthopraxie (het juiste handelen weergeven) dan op orthodoxie (het geloof), maar beiden vloeien voort uit een reeks van overtuigingen. Als ástik kan een hindoe de heiligheid van de Veda’s, het bestaan van atman (de ziel) en het geloof in God erkennen, of hij kan een of meer van deze credo’s afwijzen en toch een hindoe zijn. Voor de nástik geldt het omgekeerde. Bij nader inzien dekt het woord atheïst niet wat ik ben. Ik ben een nástik, omdat dit past bij mijn tweede reden waarom ik een Surinaams-Nederlandse hindoe ben, namelijk in cultureel opzicht. Ik ben trots op de Surinaamse geschiedenis van de mijn voorouders die als emigranten uit Brits-Indië kwamen. Trots op deze kantráki’s die een familie hebben gesticht in Suriname en normen en waarden die ze mij hebben meegegeven. Wij vieren thuis de culturele hoogtijdagen uitbundig, liefhebber van de baithak gáná, de Surinaamse keuken en onze taal. Ik heb vele moslimvrienden (waaronder een paar top wijnkenners) en doe ik ook mee met Ied en zij vieren met mij hindoe hoogtijdagen. Ik voel mij er prima bij, een echte nástik.