Amar K. Soekhlal: Kusbánti ke biyá

Reacties zijn gesloten

Het is prettig om herinneringen aan smaken op te halen uit je jeugd. De rol van smaak in onze jeugd was groot. Smaak kan sterke associaties oproepen met specifieke herinneringen en emoties uit die tijd. Het kan verbonden zijn met familiebijeenkomsten, vakanties of gewoon alledaagse momenten die speciaal aanvoelden. Daarom kunnen smaken uit onze jeugd een krachtige manier zijn om terug te gaan in de tijd en nostalgische gevoelens oproepen. In onze familie hebben wij typische gerechten, wij noemen het de Soekhlal-gerechten,

zoals naryar ke bhát met bacáw en tomáti ke cokhá, kusbánti (kouseband) ke biyá en bhujal báná met ghiw met pisal marcá.  Maar ook báká machri eten tijdens de regentijd. Terwijl de regen kletterde op het zinken dak van de kukru (keuken) bakte onze moeder patáká of krobiyá. Het werd warm opgediend, terwijl wij op de rand van de half opgetrokken muur van de keuken zaten. Guzrá huwá samáná áti nahi dobárá (vervlogen tijden keren niet meer terug). Ik denk met weemoed ernaar, wat er eens was. U kunt mij voor deze gerechten midden in de nacht wakker maken. Heerlijk! Mijn jongste broertje Hariepersad, de benjamin van de familie, postte op een nogal plagerige manier een foto op de familieapp van een bord met lekker bruin gebakken biyá (pitjes). Het was voor de familie direct duidelijk dat het kusbánti ke biyá was,

gebakken in nimak, marcá, uien en knoflook. Ik begon bijna te watertanden, want ik heb die gebakken biyá denk ik voor het laatst veertig jaar geleden gegeten.  In mijn gedachten maakte ik een back to the future-achtige reis terug naar het verleden, terug naar het landbouwersgezin waaraan ik mooie herinneringen heb. Bij uitzondering moesten wij onze ouders helpen op het land, meestal was het een  lichte taak. Mijn ouders zeiden altijd: “Tu log kheti ná kariye, bahut garhu kám hai. Tu log ke cáhi parhe ke”. (Jullie moeten geen landbouwer worden, het is zwaar werk. Jullie moeten studeren). Kusbánti of bonki (snijbonen) plukken was geen prettig werk. Zeker niet als het 35 graden of heter was. De grond, een mix van schelpzand en zand, onder je voeten was heet en tussen de rijen van de kusbánti was het peentjes zweten, ook voor een twaalfjarige jongen. Tot overmaat van ramp staarde er regelmatig een groene slang met een driehoekige tong (Swipi) naar je, die tussen het groen van

de blaadjes niet te onderscheiden was van een groene sliert. Gelukkig is mijn andere jongere broer Ashok, de meest onbevreesde en hij pakte de Swipi bij zijn staart en slingerde dat arme beest de lucht in. Naast al het tropische ongemak, schoot het plukken van bonki niet echt op. Na uren plukken had je maar een emmer vol. Ná saigarát ráhá. Terwijl wij al kwetterend ons best deden en dachten dat we grondig alles hadden geplukt, liep mijn vader vier rohá’s (rijen) achter ons en plukte nog twee emmers vol. Deze handelwijze van mijn vader is een levensles voor mij geworden. Zeker in de opvoeding van

onze kinderen. Wij hebben ze alle kansen en mogelijkheden geboden en daarbij mochten ze fouten maken in de wetenschap, dat wij als ouders de steken die ze lieten vallen onopgemerkt zouden oprapen.

De dagen gingen voorbij totdat ik werd gebeld door Amber, de schoondochter van Hariepersad:”Dádá bent u thuis, hamár sasur heeft wat voor u gestuurd”. Ze bracht twee grote plasticzakken vol met die biya’s en machri (vis). Ik was zeer blij verrast.

Ik zette de beide verassingen op de familieapp en binnen een mum van tijd kreeg ik tientallen reacties. Zeker van de broers en een zus in Nederland. Iedereen wilde langskomen met als reden, ik heb je lang niet gezien. Ja ja, dacht ik. Vorige week hebben we elkaar gezien. Hariepersad belde vanuit Colombia, waar hij op vakantie was met zijn vrienden. Toen ik hem had verteld dat ik die biyá voor het laatst veertig jaar geleden had gegeten is hij direct in zijn auto gesprongen en naar Lanti Bhusi gereden om kusbánti te gaan plukken. Onze ouders lieten bewust aan het eind van de pluk de laatste kusbánti’s aan de plant hangen, totdat ze een beetje gelig werden om ze vervolgens te plukken voor de biyá om te bakken. Lanti Bhusi gelegen in het district Saramacca wordt ook wel Garnizoenspad genoemd, omdat de weg (de huidige Oostwestverbinding) door een garnizoen van de TRIS (Troepenmacht in Suriname) is open gekapt.

Om twee plasticzakken te vullen met die kleine biyá’s is echt

monnikenwerk. Je moet uren gaan zitten om zoveel bij elkaar te pulken uit die gelige kusbanti’s. Aan de telefoon gaf hij door hoe ik het moest bakken, maar dat was aan dovemans oren gericht,  omdat het talent om te koken, bij mij slecht ontwikkeld is, schakelde ik mijn oudere broer Henny in, die waarlijk een meester-kok is. Hij kan werkelijk van een drol nog een taart voor je bakken. We spraken af om samen om met onze oudste broer Ramadhar bij mij te lunchen en die biyá als hoofdgerecht op te dienen. Samen hebben we mooie herinneringen opgehaald en ik raad het een ieder aan. Maar die eerste hap van de biyá, he bhagwán, een explosie van smaken in mijn mond die naar meer deed verlangen. Een moment van verrukking en ik maakte een reis terug naar dat landbouwersgezin op Kwatta. Herinneringen en emoties die samenvloeiden met die heerlijke beetje titá titá smaak en ik ving een glimp op van lang vervolgen tijden.

En voor die báká machri hoef ik niet te wachten op de regentijd in Nederland.