Amar K. Soekhlal: Goshái

Huwelijk. Zowel de dulhin (bruid) als de dulhá (bruidegom) hadden lang uitgekeken naar deze dagen en genoten zichtpaar van elkaar en van de aanwezige familie en vrienden. De dulhin straalde van geluk en de dulhá was blijmoedig zenuwachtig. Het bruidspaar had besloten om de tradities van het Hindoestaanse huwelijk in ere te houden. Het begon met de chekái. Deze plechtigheid heet eigenlijk bar-chekná: het vasthouden (voor zich reserveren) van de bruidegom. De chekná wordt door De bruiloft van Sandhya Ganpat en Ashwien Ramdaras was sprookjesachtig mooi! Door corona was hun huwelijk met bijna veertien maanden uitgesteld, maar beiden zijn uiteindelijk getrouwd volgens de regels van de hindoe-dharma en het burgerlijke de wederzijdse ouders beklonken door de belofte van het woord. Deze plechtigheid wordt ook vágdán genoemd: schenking van het woord.

Figuur 1 De dulhin Sandhya en de dulhá Ashwien luisteren naar de wijze woorden van de pandit.

Als je de hindoegeschriften raadpleegt dan moet bruidegom op de volgende aanwijzingen letten om een bruid  te kiezen: ze moet buddhi (verstand), schoonheid (rupá), deugd (silá: goed karakter) en de gelukstekenen (laksaná) bezitten, en gezond (árogá) zijn. Om met de bruid te trouwen moet de bruidegom de volgende motieven hebben: rijkdom (vitta), schoonheid (rupá), kennis (vidyá), verstandigheid (prajná) en familie (bandhává).  In het geval van Sandhya en Ashwien werd aan alle voorwaarden voldaan en konden de beide families beginnen met de voorbereidingen. De zaal moet worden besproken, de uitnodigingskaart moet worden uitgekozen, de gastenlijst samengesteld, die door corona een precaire aangelegenheid is geworden.  En niet te vergeten de bruidsuitzet, helemaal gekocht in Delhi in India. Hoewel de diverse plechtigheden die bij een huwelijk horen onder druk staan, koos dit jonge bruidspaar bewust voor een huwelijk met alle plechtigheden en tradities die erbij horen. Tradities zijn erg belangrijk voor de identiteit van onze Sarnámi cultuur, waartoe het huwelijk behoort. Tradities worden doorgegeven aan de volgende generaties en zorgen voor continuïteit.

Figuur 2a De badhái is aangekomen

Figuur 2b De badhái is aangekomen

De phuwá’s kwamen met badhái bij de láwá bhuje (roosteren van padi), ook de baskitá (gevlochten manden) en supelá ontbraken niet. Terwijl de láwá werd gebhuje, zong een baithak gáná-groep láwá-liedjes. Het eten was tot mijn opluchting traditioneel, dat wil zeggen echte nautá ke kháik met: karhi, roti, kohrá, dál, bhát en natuurlijk catni. De familie had bewust niet gekozen om het eten te cateren, maar om zelf te koken. Dit benadrukt dat een biyáh een familieaangelegenheid bij uitstek is en dat iedereen een handje meehelpt. Een dag voor de láwá bhuje waren de verwanten bij elkaar om tarkári te káte (alle groente alvast te snijden). Je proefde de warme familieband en het deed mij terugdenken aan mijn jeugd in Suriname. Elke nautá was een grote familiereünie. Tegenwoordig wordt ook in Suriname de cateraar ingeschakeld en een mooie Hindoestaanse traditie dreigt helaas verloren te gaan en hiermee ook een beetje de familie saamhorigheid. Het vaak gehoorde argument is dat de familie het druk heeft met andere werkzaamheden vind ik niet sterk, omdat vroeger de familieleden het ook druk hadden. Je moet het wel willen en iets voor over hebben. De lawa bhuje was voorbij en we moesten ons nu opmaken voor de huwelijksdag. De visagiste was bij de dulhin en bij de dulhá met zijn bahnói (zwager van de dulhá) die hem hielp met aankleden. In zijn mooie sherwáni zag hij er prachtig uit, maar hoe de dulhin eruit zou zien, daar moest de dulhá nog opwachten.

De bhet (verwelkoming) van de barát’s door de vader van de dulhin. Auteursrecht: Shaanthi Ramsaran

De ácmani (mondspoeling) Auteursrecht: Shaanthi Ramsaran

De dulhá mag de dulhin namelijk niet zien totdat zij in de mároh verschijnt, want nog nooit heeft hij haar zo betoverend en bekoorlijk gezien. Hij zei ook tegen mij:” Káká, ik mag de dulhin zeker nog niet zien”. Hoewel ik zijn ongeduld en haast begreep zei ik: ”Wachti kar yár, abbe marowwá me dekhiye ná”.

De verwelkoming van de barát de door familie van de bruid was allerhartelijkst. Over en weer werd er mithái (zoetigheden) uitgewisseld als symbool van een toekomstige zoete harmonie tussen de beide families. De pandit verwees hierbij naar de Ramáyan, naar het huwelijk van Shri Rám Bhagwán en Sita.

Nadat de dulhá vervolgens plaats had genomen op mooi opgemaakte stoel kon de parchái beginnen. De moeder van de bruid in een gele sari gehuld ontvangt de bruidegom met een thariyá, waarop een brandend diyá en een aantal loi (deegbolletjes). Deze ceremonie is bedoeld als een plechtige verwelkoming van een op hoge prijs gestelde gast, van wie men tevens invloeden van kwade geesten en van afgunst van anderen wil afwenden.

De familie staat klaar voor de dulhá parchái. Auteursrecht: Shaanthi Ramsaran

Als eerste mag de aanstaande Sás, de dulhá parche. Auteursrecht: Shaanthi Ramsaran

Een mooi huwelijksritueel is de kanyádán: de wegschenking van de bruid door de haar ouders. De kanyádán is het meest wezenlijke element van het huwelijk en tevens een heel emotioneel moment voor de ouders van de bruid. De pandit spreekt twee spreuken uit. De eerste luidt als volgt: Dit meisje, voorzien van gunstige tekenen, met gouden sieraden omhangen, geef ik aan U, Vishnu, uit verlangen naar de hemel Brahma.

De kanyádán door de ouders van de bruid. Auteursrecht: Shaanthi Ramsaran

De plechtige kanyádán. Auteursrecht: Shaanthi Ramsaran

En de tweede: De schenking van een meisje is een grote schenking, de moeilijkste van allen. Neem gij thans, nu het lot het zo beschikt, deze schenking aan, o beste der bruidegoms. Ik zag de bruidegom met moeite zijn blijdschap onderdrukken. Eindelijk, dacht hij! Na deze ceremonie volgt onder andere de sát bhanwar: het altaar rondgaan. De mooiste is de derde bhanwar, de hastagrahan: het vasthouden van de hand. Ik pak uw hand tot geluk, opdat gij met mij als echtgenoot een lang leven moge bereiken. De goden gaven u aan mij om meesteres van het huis te zijn. Deze ben ik, die ben jij; die ben jij, deze ik. Kom, laten wij huwen, ons zaad verenigen, kroost voortbrengen. In liefde vereend, stralend en wekgezind mogen wij honderd herfsten zien, honderd herfsten leven, honderd herfsten horen.

Na deze mooie plechtigheden, als het huwelijk is beklonken, kan het “feest” beginnen. Er was een band die live muziek zou brengen en precies hier begint de domper op het feest. Allereerst moet je met de band of de dj onderhandelen over het feit, dat je nagenoeg alleen Hindoestaanse liedjes wilt. Dit gaat niet makkelijk hoor! De muzikanten hebben geen notie van wat een huwelijk is: dat het een familiefeest en dat de gasten grotendeels bestaan uit mousi’s, mousa’s, mámá’s, mámi’s, náni en náná’s die geen dertig meer zijn. De muzikanten hebben ook geen flauw benul van welklinkend geluid. Het is een kakafonie van geluiden. De gezongen teksten zijn niet te verstaan. Kortom: een deceptie.

Ondanks deze anticlimax komt de onvermijdelijke bidái. De tranen van geluk biggelden uit de ogen van de ouders van de bruid. Een bijzonder moment om te zien, dat ze een prachtige dochter goed hebben opgevoed, die nu op haar eigen benen staat en een mooie toekomst tegemoet gaat met haar dulhá. De barát vertrok en thuis bij de ouders van de bruidegom werd ze welkom geheten door de moeder van de dulhá en zijn bhawji. De moeder van de bruidegom heette het pas getrouwde stel hartelijk welkom met een árti, daarna belemmerde de bhawji van de bruidegom de toegang tot de kohbar. Nadat de dulhá haar een geschenk had gegeven, was de toegang vrij. Nu waren de bruid en bruidegom eindelijk thuis. Om 02.00 klaagde de dulhin over Ashwien aan mij: “Káká, Ashwien kan in het huis niets vinden behalve de afstandsbediening”. En ik wist toen gelijk, ze zullen lang en gelukkig samen leven.

De verwelkoming van het bruidspaar

He he eindelijk even rust. De barki Manorma Manurat (tevens bhawji van de dulhá, heet haar chotki welkom.

Nu zult u zich misschien afvragen, wat is die goshái (zie de titel) dan? Een positief neveneffect van een huwelijk is, dat je kennis maakt met andere tradities. De dulhá en de dulhin komen beiden uit de Hindoestaanse traditie, maar toch zijn er regionale verschillen. De ouders van de dulhin komen uit Nickerie en een bijzondere traditie wordt in Amsterdam voortgezet. Na het huwelijk werd in Nickerie een groot feest gegeven met gosh (doksá, bherá, khassi, en of murgi) en  een drankje. Nee, geen thee! Mijn samdhi en samdhin nodigden mij uit voor de goshái, maar ik wist niet wat dat was. Nu wel. Helaas: het ging niet door, want de goshái viel in de periode van pitarpak en nawrátan! Maar we hebben afgesproken om het op een gepaste manier in te halen.

Ik ben Shaanthi Ramsaran heel veel dank verschuldigd voor de prachtige foto’s. Voor meer informatie kijk naar www.shaanthi.nl