Door Amar K. Soekhlal
Het zal u niet ontgaan zijn dat het Sarnámihuis bezig is met het project de Calcutta brieven. Deze brieven behelzen onder andere de correspondentie tussen de agent generaal in Suriname en de agent generaal in Calcutta over individuele kantráki’s in Suriname en hun familie in India.
De correspondentie tussen de families in beide landen verliep namelijk door tussenkomst van de agent generaal in Suriname en de emigratie agent in India. Deze poststukken geven een opmerkelijke inkijk in het alledaagse leven van onze voorouders op de plantages verspreid over een groot deel van Suriname. Van Mariënberg tot Beneden Cottica. Hun pijn, verdriet en de hunkering naar hun ver verwijderde dierbaren, de zoektocht van ouders naar hun kind, de echtgenote die om financiële bijstand vraagt van de echtgenoot in Suriname. Maar wat vooral opvalt na bestudering van de brieven is de uitzichtloze radeloosheid, zeker aan het begin van de contractperiode. Heel tragisch zijn de verhalen van de kalkatihan die in Suriname zijn gestorven zonder dat de nabestaanden in India hiervan ooit op de hoogte zijn gesteld en wellicht zijn doorgegaan met hun zoektocht naar hun dierbare zoon, dochter, of vader. Maar ook van de kalkatihan die zijn doodgeschoten tijdens één van de vele opstanden op één van de plantages. In juli van dit jaar openbaarden wij het verhaal van Ugarrah Ramdhari. Als u deze link aanklikt dan kunt zijn tragische verhandeling lezen. Hoe hij tijdens de opstand in Mariënburg op 30 juli 1902 is doodgeschoten en zijn lijk tezamen met die van 16 anderen in een massagraf is begraven. Zijn familie in India heeft nooit iets van hem vernomen. Algemeen wordt aangenomen, dat de lijken in het massagraf met afgebluste kalk zijn bewerkt zodat de dode lichamen zijn opgelost en daardoor onherkenbaar verteerd.
Volgens dr. Radjinder Bhagwanbali is hiervoor geen enkel bewijs te vinden in de archieven. Desondanks blijft het een onmenselijke daad. Het Sarnámihuis heeft een fonds naar Uggarah Ramdhari vernoemd, omdat het Sarnámihuis van mening is dat je onze helden tastbaar moet maken door fondsen, straten, instellingen, pas geboren baby’s naar hen te vernoemen.
Een nieuw bedroevend verhaal dat is opgedoken uit de Calcutta brieven is dat van de kalkatihá Mohan Mughoo met het nummer K/122. Op 26 september 1884 werd hij tijdens de opstand op de plantage Zorg en Hoop doorgeschoten.
Van de heer Mohan Mughoo 122/k zijn de volgende gegevens bekend. Hij was een hindoe en kwam op 25-jarige leeftijd in Suriname aan op maandag 9 januari 1882 met de Ailsa III. Hij was 1,597 meter lang en had een donkerbruine huidskleur en werd tewerkgesteld op plantage Zorg en Hoop (Beneden-Cottica). Zijn contract liep van maandag 9 januari 1882 tot zondag 9 januari 1887.
Op 26 september 1884 werd hij tijdens de opstand op plantage Zorg en Hoop, samen met nog zeker tien andere kantráki’s doodgeschoten. Volgens de officiële bron is de heer Mohan Mughoo doodgeschoten bij het verzettende muiterij aldaar. Het verzet van de kantraki’s was gericht tegen de arbeidsomstandigheden met name het niet uitbetalen van het afgesproken loon en de venijnige pesterijen van de administrateurs van plantage Zorg en Hoop die belast waren met de dagelijkse leiding.
Stempel: Immigratie 12 December 1885. No. 921
Immigratiefonds No. 64/138 ——————- Bijlage : 1 Paramaribo 12 December 1885 Ter voldoening aan het verzoek vervat in uwe missive d.d. 11 dezer No. 708, heb ik de eer U Edel Groot Achtbare ingesloten te doen toekomen een order op den Heer Ed. van Cutsum Emigratieagent te Calcutta groot £4.13/7, zijnde het equivalent van f. 56.15, welk bedrag wordt overgemaakt ter uitbetaling aan de erfgenamen van de alhier ab intestato overleden B.I. immigranten No. 108/F Kissory, No. 122/K Mughoo, No. 1303/E Bosluckeea en No. 880/M Mughoo. De Administrateur van Suriname, Beheerder van het Immigratiefonds, Handtekening Aan den Heer Agent Generaal |
|
Het originele verzoek uit de Calcutta brieven | De vertaling van het verzoek |
Bhagwanbali schrijft in zijn boek Tetary – de Koppige dat tijdens die opstand Mughoo een actieve organisator was van de opstand. Bhagwanbali (zie pagina 96) citeert uit het lijkschouwingsrapport over de doodsoorzaak: “Ingang van het projectiel van de hals op het ringvormig kraakbeen, verloop rechts naar beneden en buiten door het bovenste gedeelte van de borstkas en uitgetreden aan den rug aan het bovenste gedeelte van het rechterschouderblad. Onmiddellijke oorzaak van den dood: longverwonding en inwendige verbloeding.”
Uit het bericht van het Immigratiefonds is het niet duidelijk welk bedrag bestemd was voor de nabestaanden van Mohan Mughoo.
Zijn maut ke khabar (overlijdensbericht), kwam voor zijn nabestaanden in de vorm van een erfenisje! Hoe erg moet dat geweest zijn!