Amar K. Soekhlal: De prijs van geluk (deel 2)

Vorig jaar september verscheen een roman getiteld De Prijs van Geluk (Uitgeverij Aspekt). De titel is opmerkelijk, maar nog bijzonder is dat de auteur, Ruben Gowricharn, hoogleraar Hindostaanse Diaspora Studies, is aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Nu, een jaar later, gaat Sarnámihuis in gesprek met de auteur over dit boek. In de vorige aflevering heb ik met de schrijver gesproken over het belang van het boek. In deze aflevering praat ik met de schrijver waarom een hoogleraar die aardig wat wetenschappelijke publicaties – overigens over uiteenlopende onderwerpen op z’n naam heeft staan (zie https://www.promotiekamer.nl/wp-content/uploads/CV_RG2020.pdf) – op het idee om een roman te schrijven.

AS: Ruben, volgens mij is het uniek dat een hoogleraar een roman schrijft. Daarom was ik benieuwd wat een hoogleraar ertoe brengt om een roman te schrijven. Kan je daar wat meer over vertellen?

RG: Dat gebeurt niet vaak, maar een uitzondering is het ook niet. Ik ken hoogleraren, vooral in het gebied van taalstudies maar niet alleen daar, die romans schrijven. Ikzelf had altijd het voornemen om gedichten en romans te schrijven. In m’n studententijd schreef ik stapels gedichten, maar ik heb nooit gedurfd om die te publiceren.

AS: Waarom niet?

RG: Ik wist niet of het goede gedichten waren, ik heb geen literaire vorming. De gedichten van toen waren emotionele expressies, ik worstelde met verschillende zaken zoals heimwee en eenzaamheid, allemaal onderdeel van een identiteitscrisis. Ik voelde me kwetsbaar en op een gegeven moment heb ik al die gedichten weggedaan.

AS: En romans?

RG: Dat is een wat complexer verhaal. Met enkele romans was ik eerder begonnen, maar ik heb die niet afgemaakt. Daar waren praktische redenen voor. De wetenschappelijke interesse overheerste, en daarnaast namen verhuizingen, sociale omstandigheden en dergelijke mij  helemaal in beslag. Dus besloot ik de romans in een later stadium van m’n leven te gaan schrijven. Maar het type romans dat ik in gedachten had veranderde.

AS: Hoezo?

RG: Kijk, je hebt verschillende soorten romans. Je kan een thriller schrijven en die een roman noemen. Je kan ook een reisverslag schrijven, zoals de meeste boeken van V.S. Naipaul, en die een roman noemen. Maar je hebt ook historische of sociologische romans. Toen ik die variatie in beeld had, begreep ik dat ik een keuze moest maken. En het moest niet een gewoon verhaal worden zoals in een reisverslag of een detectiveverhaal, maar een thema uit het leven centraal stellen. Dat is een gekte die je oploopt in de wetenschap, daar moet elk geschrift een meerwaarde hebben, iets toevoegen aan de bestaande kennis. In mijn huidige opvatting van een roman moet dat ook het geval zijn, anders is het een gewoon verhaal.

AS: Dus je bent ‘De Prijs van Geluk’ gaan schrijven om een nieuw thema aan de orde te stellen?

RG: Ja, in de vorige aflevering hebben we het daar over gehad, dat integratie, zelfs succesvolle integratie, een keerzijde heeft en een hoge prijs van de betrokkenen vraagt.

AS: Kon dat niet in de vorm van een essay?

RG: Nee, daarvoor zijn essays en academische teksten te zeer afgebakend en te strak. Een essay bijvoorbeeld heeft een afgebakend onderwerp, daar komen misschien handelende personen in voor, maar het is primair de schrijver die aan het woord is.

AS: En een wetenschappelijk boek of artikel?

RG: Dat is nog beperkter. Een wetenschappelijk stuk is strak want het moet logisch zijn: je redeneert van A naar B. Een dergelijke tekst biedt dus geen ruimte om wendingen, tegenstrijdigheden, ambivalenties en dergelijke op te nemen. Terwijl deze zaken juist het leven kenmerken. Bovendien moet de bijdrage bestaan uit het toevoegen van nieuwe theoretische kennis aan de bestaande kennisvoorraad. Je bent dus als wetenschappelijke schrijver beperkt, je hebt weinig ruimte om bijvoorbeeld details en emoties over te brengen. Dat logische, gedisciplineerde en afgebakende van wetenschappelijke teksten zie ik als een enorme beperking om de leefervaringen van mensen tot uitdrukking te brengen, je kan daarvoor beter je toevlucht nemen tot verhalen, films, gedichten en vergelijkbare uitingen.

AS: Kan je de beperkende kenmerken van de wetenschap niet veranderen?

RG: Nou, nee. Deze regels van de wetenschap zijn afkomstig van de natuurwetenschappen en die bepalen de spelregels. In die disciplines verandert kennis niet of niet op korte termijn. Dus hoe een cel werkt of het aantal longen dat iemand heeft, zal de eerstkomende eeuwen onveranderd blijven. Alle geproduceerde kennis moet daarom een toevoeging zijn op wat we al weten en dus die niet verandert. Alleen dan heeft de productie van academische kennis nut. Dat is een natuurwetenschappelijk model die de sociale wetenschappen, volgens mij, onterecht hebben nagevolgd. Want in de sociale wetenschappen is die grondgedachte niet van toepassing. Daar veroudert kennis snel. Zaken als communicatie, humor, moraal, smaken en omgangsvormen kunnen binnen één generatie en zelfs korter veranderen. Dus moet je telkens het wiel uitvinden. Wetenschappelijke begrippen in de sociale wetenschappen dekken dus de sociale werkelijkheid daarom niet volkomen, er is vaak discussie mogelijk.

AS: Geef daar eens een voorbeeld van?

RG: Een halve eeuw geleden was er grote overeenstemming dat een gezin bestond uit een vader, moeder en kinderen. Nu is dat veranderd: gezinnen zijn vaker kinderloos, bestaan uit meerdere volwassenen, uit één ouder, en zelfs uit één persoon. Het verschijnsel en dus ook de definitie van het gezin is veranderd. Om een ander voorbeeld te geven: in de menswetenschappen kan je individuen vergelijken met cellen uit de biologie of de medische wetenschap. In de menswetenschappen zie je dat individuen na enkele jaren zijn veranderd: ze denken anders over het leven en gedragen zich dus anders, ze ontwikkelen andere ambities, een andere humor, volgen een andere mode, hun uitgaven veranderen, hun smaken ook, ze accepteren andere beperkingen en dergelijke. Dus deze ‘sociale cellen’ zijn in constante veranderingen terwijl de cellen in de natuurwetenschappen hun eigenschappen blijven behouden. Dat maakt de sociale wetenschappen veel ingewikkelder, je moet niet alleen telkens de concepten toetsen op hun juistheid en bruikbaarheid, maar ook de mensen die je bestudeert.

AS: Maar dat geldt toch ook voor de personages in een roman?

RG: Jazeker! Daarom is een roman, zeker een sociologische of historische roman, aan tijd en plaats gebonden. Je kan geen continuïteit vooronderstellen, mensen veranderen voortdurend. Dat zie je ook terugkomen in de Prijs van Geluk. Bea bijvoorbeeld is als tiener onuitstaanbaar, maar later veranderd ze in een liefdevolle dochter. Terwijl de lieveling van de kinderen, Moena, zich ontpopt tot een hedonistische gladde aal. Zelfs de ouders veranderen. Je hebt geen template van het leven, daarvoor is het te grillig.

AS:  Ik begrijp nu waarom je een roman hebt gekozen om een thema aan de orde te stellen en niet een wetenschappelijk boek. Maar waarom het thema ‘Prijs van Geluk’?

RG: Het inzicht dat de vervreemding tussen ouders, het sterkst tot uiting komt bij laaggeschoolde ouders, en hun sociaal gestegen kinderen is langzaam ontstaan. Het was eerst een gevoel dat voortsproot uit m’n eigen vertrek uit Suriname en het verlaten van m’n ouders. Later zag ik het terugkomen bij Hindostanen in Nederland, en nog later, toen ik als ambtelijk onderzoeker bij de gemeente Rotterdam werkte, zag ik het bij de cliënten van de sociale dienst. Het varieerde natuurlijk tussen mensen en groepen, maar in alle gevallen was er sprake van vervreemding, zij het in verschillende mate, in verschillende vormen en met verschillende consequenties. Vervreemding is een vorm van verlaten, van loslaten, je vertrekt vanuit je ouderlijk milieu naar een nieuw sociaal milieu. Het is figuurlijk gesproken een vertrek. Ik zag dat proces ook terug in een studie naar Hindostaanse boeren die over enkele weken verschijnt bij uitgever Verloren. Ook toen raakten de boerenkinderen vervreemd van hun ouders en trokken weg naar Paramaribo of naar Nederland.

AS: Je zegt eigenlijk dat het thema vervreemding wereldwijd voorkomt en kenmerkend is voor migratie en klassenverschillen. Is dat geen gelaagdheid?

RG: Het woord ‘gelaagdheid’ heb ik vaker gehoord, zelfs sommige collega’s gebruiken dat woord graag. Maar niemand heeft mij kunnen uitleggen wat gelaagdheid in een tekst precies is. Een gebouw is gelaagdheid, een samenleving is gelaagd, de aarde is gelaagd, maar een tekst? Daar kunnen verschillende verhaallijnen lopen of er kunnen meerdere interpretaties mogelijk zijn, maar meer niet. Nee, ik ben wars van modewoorden, het gezin in de Prijs van Geluk staat model voor een grotere ontwikkeling.

AS: Viel de vervreemding je collega’s in Rotterdam niet op? Of was jij de enige die dat opmerkte?

RG: Het was een onderzoeksafdeling van meer dan twintig mensen die bijna allemaal sociale wetenschappen hadden gestudeerd. Natuurlijk zagen ze het ook. Maar ze interpreteerden en beoordeelden die anders. Bij hen overheerst het individualisme, zij vertrokken vanuit het individu: dat was verantwoordelijk voor werkloosheid, voor niet rondkomen, voor fraude, voor gebrek aan perspectief. Ik focuste meer op het gezin, en dus de relatie tussen ouders en kinderen en dan viel de desintegratie op. Bovendien: zowel autochtonen als Hindostanen – en de meeste allochtone groepen overigens – vonden het succes belangrijker dan de prijs die anderen ervoor betaalden. Dat succes bestond uit het vinden van werk, het behalen van een diploma, het opzetten van een goed lopend bedrijf, veel geld verdienen, hoge status najagen, cultureel verhollandsen en dergelijke. De meeste Hindostanen die ik hierover sprak, evenals mijn collega’s, applaudisseerden voor dit succes, want alleen dan was je goed geïntegreerd. Dat het succes een keerzijde had, een prijs, vonden zij niet interessant of ze zagen het als iets onvermijdelijks. Maar door die onverschillige houding misken je het verdriet en de offers van hele generaties.

AS: Hoe komt je op de titel?

RG: Enkele jaren geleden was ik met m’n zoon op Cuba op vakantie. Daar zag ik een vuurtoren die voorkwam in een roman van Ernest Hemmingway The old man and the sea. Dat actualiseerde het oude voornemen om een roman te schrijven. En ik had al een thema. We hebben toen gebrainstormd over een passende titel. Ik had een keuze uit twee titels en m’n zoon koos de Prijs van Geluk.

AS: Komen er meer romans?

RG: De afgelopen vijf jaar heb ik acht boeken doen verschijnen, waarvan vier in het buitenland. Momenteel ben ik bezig een negende boek, dat handelt over Hindostaanse boeren in de Indiase diaspora, af te maken. Dat alles heeft me veel energie gekost. Ik wil nog een drietal wetenschappelijke boeken afmaken. Als ik daarna tijd en puf heb, zal ik de romans oppakken.