Bris Mahabier: Tolerantie van goden, geesten en gelovigen in Suriname

Reacties zijn gesloten

1969: student Herman Vuijsje als een ‘spion’ in Suriname?

Herman Vuijsje komt uit de school van de progressieve Amsterdamse hoogleraar G. A. Kruijer (+), een voortreffelijke Suriname-specialist in de jaren ’60-’80, die drie belangrijke boeken over Suriname schreef. Herman Vuijsje deed in 1969 in een groep van 10 studenten een grootschalig sociaalwetenschappelijk onderzoek over ontwikkelingsstrategie in het toenmalige rijksdeel Suriname. Dit onderzoek werd met argusogen bekeken. In Paramaribo waren er nationalisten die het onderzoek van prof. Kruijer en zijn tien studenten zelfs als spionage bestempelden. De onderzoekers zouden sociaaleconomische data verzamelen t.g.v. de koloniale machthebber in Den Haag en hun kapitalistische vrienden. Volgens sommige activisten zou de Surinaamse regering dit onderzoek direct moeten verbieden.

Tijdens dit leeronderzoek was de studieopdracht voor Herman Vuijsje om de rol, die religie speelde bij de ontwikkeling van Suriname, vast te leggen. Om hierachter te komen nam hij (diepte)interviews van o.a. pandits (hindoegeestelijken) in het rijstdistrict Nickerie af. Wij reden met onze bromfietsen van de ene uitgestrekte rijstpolder naar de andere op zoek naar deze informanten. Daar een deel van de pandits niet of nauwelijks Nederlands sprak, en de jonge onderzoeker geen Hindi of Sarnámi verstond, mocht ik als zijn tolk optreden. Ik kan mij nog herinneren, dat twee pandits bepaalde vragen van de jonge bebaarde student-onderzoeker enigszins vreemd vonden en met lichte aarzeling reageerden. Anderen toonden zich juist verheugd over de Nederlandse wetenschappelijke interesse voor hun religie in de afgelegen polders.

Op basis van de verzamelde gegevens schreef H. Vuijsje in 1974 zijn doctoraalscriptie Ontwikkelingsfuncties van religieuze organisaties in Suriname die met lof werd beoordeeld. Waarschijnlijk ontkiemde tijdens dit onderzoek Vuijsje’s wetenschappelijke interesse voor de bonte religieuze realiteit van Suriname, die gaandeweg resulteerde in een zekere band met het volk van De laatste resten van tropisch Nederland, zoals Willem Frederik Hermans Suriname in zijn reisverslag van 1969 aanduidde.

2019: Herman Vuijsje doet weer religieonderzoek in Suriname

In 2019, een halve eeuw na zijn eerste onderzoek van 1969, bezocht de socioloog-atheïst Herman Vuijsje wederom Suriname, niet zo zeer om de relatie tussen de vele geïnstitutionaliseerde religies en (onder)ontwikkeling inventariserend vast te leggen. Hij, een betrokken en bezorgde waarnemer, wilde nu de ‘allesdoordringende rol van religie opnieuw onderzoeken’ en te weten komen of ‘de rol van religie nieuwe inzichten biedt…’ en ‘… in hoeverre dat beeld van een door en door religieus land waar men vredig samenleeft, aanvulling behoeft’ (p. 10). Herman Vuijsje vroeg zich onder meer af, of de voortdurende globalisering en de groeiende secularisering positieve of negatieve invloeden hebben op de manier waarop Surinamers met religie omgaan. Zijn bezorgdheid en verbondenheid met Suriname houdt misschien ook verband met zijn sociaaldemocratische opvattingen.

Door de vanzelfsprekende openhartigheid waarmee Surinamers over hun godsdienst spreken, sommigen zelfs vervuld van een universalistische grootheid, was het voor de onderzoeker Vuijsje met zijn ervaring en sociaal netwerk niet moeilijk om relevante informatie te verzamelen. Ook gesprekken met pandits gingen nu prima: 50 jaar later zijn er onder hen vele hoogopgeleiden die de Nederlandse taal meer dan in voldoende mate beheersen (zie p. 44). Het resultaat van zijn intensieve onderzoeksinspanning van ruim twee maanden (vele gesprekken met gelovigen, geestelijken, academici, wintispecialisten, bezoeken aan mandirs, moskeeën, kerken en synagogen) is een nieuw boek.

Vooral de prikkelend geformuleerde ondertitel was voor mij (een atheïstische hindoe) een beweegreden om dit boek direct aan te schaffen en te lezen. De aandachtige lezer zal zelf erachter komen, of ‘Religie een vloek of een zegen’ is voor het Surinaamse volk. Misschien geen ‘zegen’ voor de 8% van de Surinamers die bij de volkstelling van 2012 opgaf ‘geen religie’ te hebben. Dit zijn misschien buitenkerkelijken. Zou dit percentage toch een aanwijzing zijn voor secularisatie? Een interessante ontwikkeling op de Surinaamse religieuze markt: zou de Almachtige eindelijk langzamerhand terrein verliezen? Maar aan wie? Aan Satan of de alom aanwezige geesten: bákru’s, bhuts en djins? Misschien moet Vuijsje binnenkort nog een keer naar Suriname. Má, zijn gastvrije hospita in Paramaribo, tevens een van zijn belangrijkste informanten inzake creoolse geesten, is er nog. Hopelijk nog vele gezonde jaren.

Godsdiensten, geesten en feestende gelovigen

Het eerste hoofdstuk is een inleiding, waarin de onderzoeker zijn invalshoek uit de doeken doet. In God zij met ons Suriname krijgen bepaalde facetten van alle Surinaamse godsdiensten een plek, ook de nieuwe snel groeiende loten: het javanisme en het Volle Evangelie, dat tot de pinsterbeweging behoort. De schrijver laat de lezer zien, dat religie o.a. in de vorm van God, zichtbare teksten en boze geesten, in Suriname overal aanwezig is. Voor Nederlanders die in Suriname zijn geboren en opgegroeid, is dit een vanzelfsprekendheid. De vele uitingsvormen van religie in Suriname zullen hen nauwelijks opvallen. Dit boek geeft geen verklaringen voor de leerstellingen van de godsdiensten of hun onderlinge verschillen. De auteur doet veldwerk, interviewt, stelt vragen aan gelovigen en universitair opgeleide informanten. Hij observeert, geeft zijn ogen goed de kost, luistert aandachtig, vraagt soms soepel door (niet confronterend) en registreert nauwkeurig de feiten en de meningen van anderen. De schrijver treedt zo min mogelijk oordelend op.

In het tweede hoofdstuk, het resultaat van een veel gebruikte antropologische methode, staan enkele aspecten van de wintireligie, zoals pratilobi (het bemachtigen van een geliefde), fanowdu (reinigingsritueel), lukuman (winti-specialist) en wasi (reinigende kruidenbad) centraal. Misschien is het symbolisch, dat Herman Vuijsje juist met winti zijn boek begint. Dat zou terecht een eerbetoon zijn voor de wintigodsdienst, die eeuwenlang onderdrukt en miskend (baljarenverbod, p. 28) is geweest. In bepaalde opzichten is dit onderzoeksverslag voor mij een leerboek: ik maakte kennis met vele nieuwe begrippen o.a. dragemans, sari poesi, kunnu, sakafasi, wrokobakru, kra, de achtergrond van trefu, pratilobi en een verklaring voor de namen Sivaplein en bakru. De gebruikte woorden uit o.a. het Sranantongo zijn in een verklarende woordenlijst opgenomen.

Je zou dit boek ook kunnen karakteriseren als een handzame godsdienstsociologische inleiding in de religies van Suriname. Een boek zonder theoretische ballast, zonder onnodig gebruik van vakterminologie, Engelse citaten en literatuurverwijzingen. Van vaktermen wordt op een bescheiden manier gebruik gemaakt; meestal met uitleg. Het taalgebruik is helder. De typische stijl van korte zinnen, die soms slechts uit één woord bestaan, maar toch krachtig zijn om te overtuigen: ‘Een soort buitenvrouw.’ (p. 43), ‘Geld!’ (p. 35), ‘Water in zijn been.’ (p. 62) en ‘Huiswerk.’ (p. 90).

Alle hoofdstukken informeren de lezer over de grote godsdienstige verscheidenheid en vreedzaamheid van gelovigen, goden en geesten in mijn geboorteland. De auteur neemt als een vakbekwame gids en chauffeur de lezer mee op een bijzondere reis door het landschap van vele geestelijke stromingen, soms letterlijk over stromen, stroomversnellingen en watervallen, heen. Nu heeft hij geen last van wantrouwige nationalisten als in 1969. Hij is de ‘chauffeur’ die in vrijheid de religieuze route bepaalt. En als hij bij een bepaalde ‘halte’ stopt, dan maakt de lezer kennis met één van de godsdiensten of een geloofspraktijk, om vervolgens door te rijden naar een volgende onverwachte en verrassende ‘halte’. Herman Vuijsje selecteert als gids, hij informeert ongekunsteld, ongeforceerd, overwegend met de bekende Hollandse nuchterheid, soms met enige humor en ironie. Zo stelt hij op p. 20 vast, dat door een fatale fout van een luiaard de hindoeheks Holikā bijna aan de traditionele vuurdood (Holikaverbranding, waarschijnlijk aan het Magentakanaalweg) was ontsnapt. Herman Vuijsje is zuinig met het laten doorschemeren van zijn eigen oordelen. Vermoedelijk zal – vooral de gelovige – lezer dit waarderen. De kritische lezer zal zich moeten inspannen om de vloek waarvoor godsdiensten of boze geesten mogelijkerwijs verantwoordelijk zijn, te kunnen ontdekken. De schrijver zelf balanceert tactisch tussen zijn wetenschappelijke integriteit, verbondenheid met het Surinaamse volk, bewondering voor de religieuze verdraagzaamheid en kritiek. Zijn rede blijft de boventoon voeren.

Vreedzame samenleving: een verdienste van godsdiensten?

God is de hoeder van het vreedzaam samenleven in dit kleurrijke land.’ (hoofdstuk 1, p. 9) Is de bakrá onderzoeker met deze constatering toch niet te voorzichtig en voorkomend? Of heeft hij de intentie om een discussie aan te zwengelen? Niemand zal ontkennen, dat Suriname geen vreedzame samenleving is. De interreligieuze vreedzaamheid wordt door Herman Vuijsje  goed beschreven en geïllustreerd met sprekende voorbeelden. Maar is die vreedzame samenleving alleen aan de godsdiensten te danken? Of ook aan andere factoren? Heeft de Nederlandse cultuur geen leidende rol in Suriname gespeeld? De positie van de Nederlandse taal is o.a. in de politiek, op het bestuurlijk niveau, in het onderwijs en in de massamedia bijna onbedreigd. Het Sarnámi, de moedertaal van de Hindoestaanse Surinamers, is eigenlijk geen concurrent (meer?) van het Sranantongo, de moedertaal van de creolen, dat langzamerhand de positie van een nationale lingua franca heeft verworven. Hindoestaanse Surinamers hebben zelf hun moedertaal als een minderwaardige taal beschouwd.

God als ‘hoeder’ van Suriname is voorwaardelijk. Elke geloofsgemeenschap, elke godsdienst blijft netjes in zijn eigen ‘hokje’. Daar is niks mis mee. Het eigen religieus hokje is het informele domein waar elke religie vrij spel heeft. In die eigen ruimte mogen geestelijken en gelovigen preken, voorlezen, offeren, zingen, ritueel slachten, traditioneel trouwen, ongelovigen en onkerkelijken veroordelen, vrouwen anders behandelen, een groepering op basis van geboorte bevoorrechten, bekering bij huwelijk verplicht stellen enz. Het adagium is niet over de solide interreligieuze schutting heen iets kritisch naar de andere geloofsgroepen ‘roepen’. Tolereer alle vormen van godsdienstigheid! En vooral zwijgen over die verschijnselen die je vreemd lijken.

Er wordt uitgegaan van de opvatting, dat de totale inhoud van het geloof door God is gegeven en gewenst. Derhalve zijn er geen discussies, polemieken en debatten over bepaalde geloofsvoorstellingen die men onderschrijft, maar die haaks staan op de tolerantiegedachte en het beginsel van gelijkwaardigheid, mogelijk en nodig. Alleen de pinksterbeweging probeert nog openlijk te bekeren. Zo kan je vele decennia vreedzaam leven. Dit resultaat telt maatschappelijk zwaar. Het is enerzijds gunstig, dat je door in de gemeenschappelijke ruimte te zwijgen een vreedzame samenleving kan bewerkstellingen, maar… Het is bekend, dat enkele árya samáji pandits, die bijvoorbeeld in hun radiotoespraken met scherp schoten op enkele maatschappelijke misstanden en geloofsopvattingen van andere godsdiensten, vanuit een bepaalde politieke partij langzamerhand tactisch gemuilkorfd werden met als gevolg, dat deze kritische pandits en ook hun jongere opvolgers steeds meer naar binnen gekeerd, overwegend ritualistisch met havan (vuuroffer) en heldhaftige verhalen uit India bezig zijn.

God zij met ons Suriname is een welkome verrijking van de godsdienstsociologische literatuur over Suriname. De inhoud van dit heldere en informatieve boek zou verplichte studiestof binnen het vakgebied cultuursociologische vorming kunnen zijn voor de eerstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen in Paramaribo en Nieuw-Nickerie en substantiële hoofdstukken ervan voor de cursisten van de opleiding tot pandit van o.a. de ‘Arische Zon’ aan de Johan Adolf Pengelstraat in Paramaribo en ook in Den Haag.

De hernieuwde kennismaking met Surinames religieuze staalkaart was voor mij emotioneel gekleurd, ik heb geen pogingen gedaan dat te verhullen’, schrijft Herman Vuijsje op pagina 224 van zijn boek. Ondanks deze openhartig verwoordde emotionaliteit, is het een eerlijk boek. Voor een ieder in Nederland, die geïnteresseerd is in de godsdiensten van Suriname, is dit een uiterst toegankelijk boek en een betaalbare aanrader.