Het waren de mooie jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw toen ik mijn jeugd doorbracht op mijn geliefde Kwatta in Suriname. Ik kan de setting van de keuken zo uit mijn herinneringen oplepelen. De keuken, naar Europese normen ingericht. Een mooi aanrecht van steen, een gasfornuis, kasten, een koelkast en het servies achter glas evenals de hand- en thee doeken. Helaas of gelukkig werd deze keuken nagenoeg nooit gebruikt, wel de kukru. Het eetgedeelte van de keuken daarentegen werd intensief gebruikt. Midden in de ruimte was er een grote eettafel. Tussen het kook -en eet gedeelte was er een luik met een uitklapblad. Daar op dat blad stond een radio. Een zwarte Philips met een gouden rand en grote draaiknoppen. De radio stond maar op één radiostation afgestemd: Radio Radhika. Een zender dat nagenoeg uitsluitend was gericht op de hindoestanen.
Mijn oren zijn dan ook getraind in liedjes uit de Indiase Cinema die men veel later Bollywood is gaan noemen. Mijn favoriete zangers zijn daarom nog steeds Mukesh, Lata Mangheskar, Kishore Kumar, Asha Bhosle en top favoriet Mohamed Rafi. Elke vrijdag stuurt mijn goede vriend Ranjit naar de vrienden groepsapp “Jodha’s” een paar liedjes van Mohamed Rafi met als onderschrift: ” Rafi is God”. Geen woord gelogen. Van liedjes van Mukesh word ik nog steeds melancholisch. Maar eerlijk gezegd begreep ik de woorden uit de Bollywood liedjes helemaal niet. Mijn Hindi was absoluut niet toereikend waardoor de liedjes niet “binnenkwamen”. De melodie riep een bepaald gevoel op, maar niet dat intense gevoel van nu ik de woorden en de diepere lagen van de woorden wel begrijp. In mijn omgeving op Kwatta was de voertaal Sarnámi, mijn moedertaal. Ik kan echter ook heel goed sranang tongo praten. Dit was mede ingegeven door mijn schoolbezoek in Paramaribo. Zo was er begin jaren 1970 een groep met de idealistische naam: “Familie De Waal en de vrolijke jeugd van Suriname”. Ik weet niet meer hoe en wanneer het kwam, maar op een dag hoorde ik op de radio het liedje “mama na sribi krosi”. Ik kreeg spontaan tranen in de ogen. Tranen, omdat ik voor het eerst als een elfjarige jongen de woorden van een liedje begreep. “Mama na sribi krosie” is een icoon onder de liedjes die een ode is aan een moeder.
ju mama, dati na joe brudu,
joe papa, dati na, joe gudu, te joe sa waka rontu, ju moesoe gu kon na den,
Ju mati no abi sabi ju tori
so srefi ju wefi toe
ma te joe pot ju mama
na ju sey
eng noiti sa libi ju
Als ik dit lied hoor, dan komen de intrinsieke gevoelens van toen weer bij mij op. Je kan zeggen het is “echt binnen gekomen”.
Min of meer hetzelfde is mij wederom overkomen toen ik in 1974 naar Nederland emigreerde. Op school genoten mijn klasgenootjes van Engelse liedjes. Ik had in Suriname nog nooit naar Engelse liedjes geluisterd. Het Engels klonk ook vreemd in mijn oren. Op school was ik niet verder gekomen dan “My name is John”. Deze woorden moesten wij collectief opdreunen in de klas. Daar stond ik dan, tijdens een klasseavond in de donkere kelder van de school. In de hoek. Het tafereel gadeslaand. Arno kwam naar mij toe en vroeg “Doe je niet mee? Surinamers zijn toch soul kikkers”? Jemig dacht ik, wat is dat nou weer? Ik heb hele andere associaties met kikkers, meghá’s, die hele grote onder ons oud huis. Met Surinamers bedoelde hij Creolen. Ik wilde nog tegen hem zeggen dat wij liedjes van Corry Konings kennen “Huilen is voor jou te laat”. Achteraf gezien was ik blij dat ik dat niet gezegd heb, mijn reputatie als potentiele soul kikker zou onmiddellijk in de kiem zijn gesmoord.
In mijn gloednieuwe agenda van het schooljaar 1974-1975, die ik bij de V&D had gekocht stonden intrigerende foto’s van de Three Degrees, Percy Sledge, Rolling Stones, The Beatles, James Brown. Stuk voor stuk wereld artiesten, die bij mij volkomen onbekend waren. Ik kende alleen de prentfoto’s van Hema Malini, Tanuja, Rajesh Khanna die wij op school in Suriname onder elkaar uitwisselden. Mijn schoolgenoten in Rotterdam kende hen weer niet. Een klassiek voorbeeld van “east is east, and west is west, and never the twain shall meet” zoals Rudyard Kipling meende? Ik dacht het toch niet! In die tijd bestond er geen Internet, waar je de teksten met een paar klikken via Google kan vinden.
Toen bestonden er wel platenzaken waar ze LP’s en EP’s verkochten. Elke woensdag verscheen bij Radio Modern op het Zuidplein in Rotterdam de Hitkrant of de Top pop Parade, waarin de teksten in het Engels waren opgenomen. In een beperkte oplage dus je je moest er snel bij zijn. Via deze bladen leerde ik de teksten van de liedjes kennen. Het trieste was, dat toen ik eenmaal de tekst onder de knie had, dat liedje alweer verdwenen was uit de hitparade.
Tegenwoordig geniet ik intens van de liedjes van Mohamed Rafi. Ik heb ooit een show van hem, in de stromende regen, gezien in Suriname op het Jaarbeursplein. Ik heb meer genoten van de reis naar het Jaarbeursplein en de versnaperingen dan van hem. Die veronachtzaming heb ik inmiddels ruimschoots ingehaald. Elke avond luister ik op YouTube naar liedjes van hem. Een lied waar ik de hele dag naar kan luisteren is “Chaudvin ka Chand” uit de gelijknamige film. De aanvankelijk afwezige intrinsieke gevoel van vervoering is er nu wel, maar een soul kikker?