Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 30: Mathura, Hrisikesh en Jeruzalem

Reacties zijn gesloten

Het was 2008: mijn eerste reis naar India. Je moet dus ook naar Agra, naar de Taj Mahal. Ik zat in een busje samen met andere familieleden. Het werd een avontuurlijke busreis. De aircondition in de bus raasde hoog en ik zat gedachteloos naar buiten te staren. Ik aanschouwde het landschap. Veel groen en stapels opgehoogde, een zwart, bruinachtig materie. Op de borden zag ik  plaatsnamen als Mathura, Vrindavan, Govardhan. Het was of er langzaam maar zeker iets in mij ontwaakte. Je zou kunnen zeggen dat noer in mij ontbrandde. Maar ik zat nog steeds gedachteloos naar het landschap te staren. “Het zal toch niet waar zijn” besefte ik mij. Is dit het heilige landschap waar Hij gelopen heeft? Hebben al die verhalen die ik mijn jeugd heb gehoord over Hem hier afgespeeld? Het landschap van Krishna Bhagwán. Mijn jeugd held?

U moet weten dat ik in mijn jeugd-jaren elke zondag naar de Shri Krishna mandir op Kwatta ging. De pandit vertelde elke zondag prachtige verhalen over Krishna Bhagwán. Een kleine introspectief leert dat ook die verhalen mij hebben gevormd. En inderdaad, hier heeft Hij gelopen. Ik voelde het als een droom, een onwerkelijke waarheid. Ik voelde iets, dat onnatuurlijks was. Later, gedurende die reis zou ik iets dergelijks weer meemaken en het beter bevatten. In Hrisikesh, een strikt vegetarische stad. Maar ja, het was onze eerste reis naar India en we hadden sardien meegenomen en het was zondag en er was paráthá roti. Mijn zusters hadden ergens zoete patat ( patetá)  gezien. Ze vroegen aan mij of ik dat samen met een lokale gids wilde gaan kopen op de markt. Ik zei tegen de gids “We want to eat sweet potato”. Op een scooter zonder helm zoefden wij naar beneden. Ik genoot van deze rit. We kwamen op de markt, en liepen samen naar een stal met grote aardappelen. “Sir is this big enough for you” vroeg de gids aan mij. Ik voelde aan mijn water dat er iets niet goed was. Ik vroeg aan hem of we verder konden lopen. Ik zag patetá bij een stalletje. Ik zei tegen de gids dat ik dit bedoelde. “O, sir you mean sakarkandi” zei hij en ik knikte “ja”. We liepen naar de scooter en reden weg. Plots sloeg hij een weg in en gaf nog meer gas. Gelukkig kwamen wij na een paar minuten bij een andere markt aan. De gids, moest daar boodschappen doen. Hij parkeerde de scooter op een open veld vol met beelden van alle Goden uit het hindoeïsme. Meters hoge beelden van Hanuman Swami, Ram en Sita, Laksmi Mátá en ook van Krishna Bhagwan. In India wonen er meer dan 1 miljard mensen, stond ik daar, helemaal alleen, te midden van het halve hindoe goden pantheon. Ik keek rond en taxeerde de kwaliteit van de sakarkandi. Plots, echt waar plots, alsof het ineens uit de hemel kwam. Als donderslag bij heldere hemel, hoorde ik met bulderend geraas water stromen. Met een enorme kracht en snelheid . Ik draaide mij in de richting van het geluid. Op hetzelfde moment besefte ik dat dit de heilige rivier Ganga was op geen 15 meter van mij. Ik voelde – en het klinkt misschien pathetisch – een warme gloed in mijn lichaam te midden van het hindoe pantheon en de Gangarivier. Ik kan de beide ervaringen, die intens waren nu omschrijven als een, metafysische, een bijna goddelijke ervaring. Heel bijzonder om het te ervaren. De ontnuchtering volgde ook snel. Ik hoorde tegelijkertijd in mijn hoofd het liedje van Lata Mangheskar “ Máno to maiy Ganga má hu, na máne to bahtá páni.  Wat was de Gangá voor mij? Het was een achtbaan in mijn hoofd, van goddelijke ervaring tot rationalisatie. En dit heeft alles te maken met mijn mandir- bezoek in mijn jeugd. De prachtige verhalen, de zuivere goddelijke bhakti, die hebben een intrinsiek gevoel in mij ontwikkeld die de latere rationalisatie van religie, niet hebben weggenomen. In heb veel later een aardige studie gemaakt van de Bhagwat Gita. Door deze studie heeft mijn jeugd-held Krishna Bhagwán zijn goddelijke status kwijt geraakt. Ik twijfel diep in vele motieven van hem. De beperkende werking van nishkám karma, het concept van de onsterfelijke ziel. De goden spelen in mijn leven geen rol, wel de wijsheid uit de heilige boeken. Ik ben ook diep gefascineerd door het idee van de Natráj, de dansende Shiva. Om de beeldspraak hierachter te accepteren hoef je niet in een God te geloven.

Wil je de Nederlandse cultuur, literatuur en zelfs de rechtspraak begrijpen, dan is het noodzakelijk om kennis te hebben van de bijbel. Te meer dat wij als allochtoon alles bevragen. Waarom is dit zo? Voor Nederlanders is alles vanzelfsprekend. Ik heb mij nooit afgevraagd, waarom ik geen rundvlees eet? Het is zo vanzelfsprekend dat je nooit de vraag stelt, waarom niet? Ik besloot naar Israël te gaan met vakantie. De helft van mijn vriendenkring was mordicus tegen, vanwege het annexatiebeleid van de staat Israël. De andere helft was ook mordicus tegen, maar vanuit cultuur- historisch oogpunt zeer te billijken. Ik kocht boeken, bekeek op YouTube beelden van Jeruzalem. Ik heb een bezoek gebracht aan de Olijfberg, de Kruisweg (Via Dolorosa) afgelopen, het heilige graf van Jezus Christus bezocht waar de  wederopstanding zou hebben plaatsgevonden, de Rotskoepel, Gethsamane, Bethlehem en natuurlijk de Al Aqsa moskee (op twee na de meest heilige plek voor moslims) en de Klaagmuur, de meest heilige plek van de Joden.  Ik zal het u alvast verklappen, ik had geen spoor van die goddelijke ervaring van Hrisikesh aan de oever van de Gangá.

De Al Aqsa moskee heb ik helaas niet kunnen bezoeken vanwege de beperkte openingstijden in verband met rojá.

Ik was diep onder de indruk van de cultuur-historische betekenis van de Oude Stad. Ik zag diep gelovige mensen voor de Klaagmuur. Een processie van gelovige christenen, mensen die de heilige graf kusten, kaarsjes aanstaken. Ik was slechts een aanschouwende toerist, zonder oordeel. Ik hoopte alleen dat ook zij die Goddelijke ervaring zouden hebben.

P.S. Wat is de Surinaamse keuken toch geweldig, behalve nasi en bami. Ik lust het echt niet. Maar in Israël zou ik zelfs de Surinaamse nasi en bami als manna  verwelkomen.