Het is een prachtig spreekwoord. Tot nu toe hadden we het meestal over de twee kanten van een medaille. De mooie kant, en de vervelende keerzijde, die je maar voor lief moet nemen. Ik lees elke ochtend mijn krant met een kopje koffie en een bord warme havermout met melk en een beetje jam om de afwezigheid van suiker te compenseren. Pápá. Eindelijk komt er een onderzoek naar de bevolkingsgroei en de gevolgen ervan voor Nederland, las ik. Deskundigen voorspellen extra segregatie en dan niet alleen tussen Nederlanders en migranten. Er zullen subgroepen ontstaan op basis van opleidingsniveau. Bovendien zullen relatievormingen niet uitsluitend zijn gebaseerd op romantische liefde maar ook op economisch nut. Met andere woorden je moet er ook voordeel aan hebben. Maar de vraag is voor wie? Voor de jongen of voor het meisje? Mijn gedachten dwaalden terug naar Suriname. Ik hoorde heel vaak mijn Jhinki phuwá zeggen: “Hamár bitiyá ego onderwijzer se biyáh kari”. (Mijn dochter zal met een onderwijzer trouwen). Was Jhinki phuwá zich toen al bewust van het economische nut van een huwelijk? Het nut zat natuurlijk aan de kant van het meisje. Maar dit is niet wat de onderzoekers bedoelen, las ik verder. Er gaan powerkoppels ontstaan. Gestudeerden zullen met gestudeerden trouwen en zo gaan er subgroepen ontstaan met eigen waarden en normen. Het is volgens de onderzoekers geen goede zaak als er een geen contact meer is tussen haves en de have nots. Ik werk in een omgeving met veel gestudeerden. De meesten hebben een dubbele master-opleiding in economie en recht. Het zijn kinderen van autotochte Nederlanders en kinderen van allochtonen. Denk aan Turken, Marokkanen, Hindoestanen, Afghanen, Iraniërs en Somaliërs. Een regenboog aan variëteiten. Erg spannend allemaal. Ze trekken allemaal gezamenlijk op in het aanpakken van dossiers, in allerlei vaktechnische overleg, cursussen en hebben ook veel gemeenschappelijks. Ze hebben gestudeerd aan dezelfde universiteit, kijken naar dezelfde films, zoeken naar koopwoningen. Maar in de lunchpauze gebeurt er toch iets bijzonders. Je ziet ze allemaal grazen, Turken bij elkaar, Marokkanen samen, Hindoestanen bij Hindoestanen en autochtonen bij elkaar. Maar er is niemand die daar aanstoot aanneemt. Bij een huwelijk nodigen ze elkaar uit. Ze kunnen je haarfijn de mores van een Turks of Iraans huwelijk vertellen. Zo vroeg een Turkse jongen aan mij: “Amar, waarom knopen Hindoestaanse mannen hun overhemd tot aan hun nek en dragen ze een gouden ketting erover”? Is mij echt nooit opgevallen. Wat mij ook opvalt is dat er bijna geen gemengde huwelijken zijn. Ze beheersen ook in meer of mindere mate de taal van hun ouders. Bij hindoestanen is mij opgevallen dat de jongens eerder Sarnámi praten dan de meisjes.
Wat duidelijk merkbaar is dat deze jongelui zich distantiëren van sommige groepen binnen de eigen gemeenschap. Mijn eigen ervaring is dat dit niet te maken heeft met opleiding maar gedrag van mensen binnen de eigen groep. Een goede vriend van mij gaf een recensie van een nátak ( toneelstuk) die hij had bezocht. Hoe mensen onbedaarlijk hard en onbeschaafd gaan lachen als op het podium wordt gezegd “U ápan bruku me mutis” (Hij heeft in zijn broek geplast). Het commentaar vanaf de tribune is gespeend van elke vorm van fatsoen. Zo erg dat de acteurs zwaar geïrriteerd raken en hun concentratie kwijt zijn. Mijn vriend zei: “Bij deze mensen wil je niet erbij horen. Gewoon schaamteloos”. Hij kijkt wel uit om weer naar een nátak te gaan. Ik heb laatst een show bezocht van een zanger uit India. De verwarring ontstaat al in de aankondiging. Het was geen show maar een concert. De mensen komen te laat, moeten een plek zoeken in de zaal, terwijl het concert allang is begonnen, eentje zit constant te praten over zijn kinderen, andere halen uit een papieren zak phulawri, weer anderen zitten keihard mee te zingen. Toen ik iemand heel voorzichtig op haar gedrag aansprak, zei ze: “Meneer je bekijkt het maar. Ik heb betaald en ik geniet”. Het ergste is dat twee mensen die naast mij zaten in de pauze nasi en bami hadden gekocht en zaten te eten. Tijdens een concert ga je in een theater nasi en bami eten? Ik moest toen ook aan mijn vriend denken: Ik wil niet bij deze mensen horen. Je schaamt je gewoon voor je eigen mensen. Maar misschien moet ik ze niet kwalijk nemen. Ze kennen het verschil niet tussen een nautá en een concert. En dan rijst de vraag: heeft de roti twee kanten of toch niet?
Reacties zijn gesloten.