Column Amar K. Soekhlal – Aflevering 54: Holi-Phaguá

Reacties zijn gesloten

Ik heb altijd naar Phaguá uitgekeken. Sinds mijn jeugdjaren heb ik phaguá het leukste feest gevonden.  Het begon in de Krishna-mandir op Kwatta waar de pandit het gruwelijke verhaal vertelde van de tirannieke koning Harnákashap. Ik heb nooit begrepen waarom die bhaklol zijn eigen zoon Prahlád, tot de brandstapel veroordeelde. Je kan een megalomaan zijn, een verschrikkelijke narcist, een machtswellusteling, maar je eigen zoon doden? Deze gruwelijke daad werd notabene uitgevoerd door zijn phuwá Holiká. Maar de apotheose was altijd fantastisch. Holiká, die de winter symboliseert,  vergaat tot as, terwijl Prahlád ongedeerd tussen de asresten aan het spelen was. Een zucht van verlichting trok door mijn kinderlijke lijf bij deze happy end. Maar ook de wijze waarop Harnákasap werd gedood, was een masterpiece van God. Die Harnákasap had een vardán van God. Bij het zoeken naar de vertaling van het woord vardán voor u, kwam ik heel vaak het woord zegen tegen. Nou die vardán was zeker geen zegen in het geval van Harnákasap. Ik zou het eerder willen vertalen als een gunst van God. Hij heeft die gunst later afschuwelijk misbruikt ten eigen faveure. Zijn gunst was dat hij noch door een dier, noch door een mens gedood zou kunnen worden. Hiernaast, noch in de avond noch overdag. Om aan deze vier cumulatieve eisen te voldoen eer hij gedood zou kunnen worden was een onmogelijkheid. Bij zo een casus zou ik zeggen : “I rest my case your honour”. Maar gelukkig verscheen daar Narsing als een deus ex machina ten tonele. Narsing was half mens half dier. Narsing doodde Harnákasap met zijn klauwen precies om 18.00 uur. Het was toen licht noch donker. Terwijl wij klapten in de mandir van opluchting wees de pandit ons naar een grote foto die aan de muur hing, waarin dit tafereel werd uitgebeeld. Terwijl ik meeklapte, viel mijn mond open over deze werkelijk briljante oplossing van een schier onmogelijke opgave. Wat een genie is God, dacht ik en inderdaad, zijn wegen zijn ondoorgrondelijk besefte ik mij toen.

Phaguá is daarom ook het feest van de overwinning van het goede op het kwade.  Phaguá is ook een lentefeest, maar dit was niet echt merkbaar in Suriname. De explosie van de natuur in de lente heb ik pas in Nederland ervaren. Een nieuwe lente een nieuw begin. Heel graag, want in oktober van elk jaar krijg ik een bangig gevoel voor de winter. Ik ben er niet voor gemaakt. Bij sommige verhalen en namen maak je direct associaties met mensen in je directe omgeving. In mijn geval was dat Prahlad. Hij was een oude buurtgenoot van mij en wij noemden hem ooit ájá. Hij woonde in een hutje waar hij de zorg van zijn verlamde vrouw op zich had genomen. Volgens mij was ze ook heel ziek. In die tijd was er geen verzorgingstehuis of een andere instelling waar ze naar toe gebracht zou kunnen worden voor goede zorg. Voor zorg was ze aangewezen op haar naasten. Mijn moeder gaf mij vaak de opdracht om voor ájá tomaten, kool, vis en kokosolie te brengen. Ik ging altijd met een zwaar gemoed naar dat hutje. Er hing altijd een vreemde en drukkende sfeer rond dat huis. Ik kon er niet zo goed tegen. Maar een opdracht van mijn moeder kon ik nooit weigeren. Op een dag bracht ik  tomaten voor ájá. Terwijl ájá mij bedankte voor de tomaten gluurde ik naar binnen en zag zijn vrouw liggen op een jute zak op de grond. Ik hoorde haar kreunen van de pijn en ze ademde heel zwaar. Terwijl ik wegliep, zag, ik dat ájá een doek voor het raam spande zodat de zon niet scheen op het gezicht van zijn vrouw.

Phaguá heeft ook een sociale dimensie. Het is het samengaan van de rijken en de armen, van de groten en de kleinen. Phaguá symboliseert het oude, dat verkeerd is geweest te vergeten en het nieuwe jaar te beginnen met liefde, genegenheid en sympathie voor iedereen. Voor mij staat phaguá gelijk aan ájá Prahlád als symbool en niet de spelende Prahlad van de verbranding van Holiká. De genegenheid en liefde die hij heeft opgebracht voor zijn zieke vrouw in zeer moeilijke omstandigheden is bewonderenswaardig. De phaguá beleving in de praktijk. Helaas kennen niet veel mensen ájá bij zijn naam Prahlád, maar als Kutri. Ájá was ook een dierenliefhebber. Hij heeft maanden geweend om zijn dode hond als gevolg van  aanrijding. Op een dag vroegen schoolgaande kinderen aan hem: “ Ajá tu káhe khát rowe hai” ( Ájá , waarom huilt u). Prahlád antwoordde huilend: “Ná dekhe hai betá, otowwá hamár kutaryá ke már deis” (zie je jongen een auto heeft mijn hond aangereden). Dit tafereel van vraag en antwoord heeft zich een paar weken afgespeeld tot grote hilariteit van de scholieren. Op een gegeven moment riep iedereen ájá met de naam Kutri. Jammer!

In Den Haag wordt dit jaar voor de 15e keer het Holi-Phagua feest gevierd. In het wijkpark Transvaal is er vanaf 13.00 tot 18.00 een live programmering. Voor meer informatie kijkt u www.holisamen.nl.

Ik wens u allen een subh phaguá toe en u mag kiezen welke Prahlád u dan in gedachten heeft.