Reactie Ruben Gowricharn

Reacties zijn gesloten

Reactie van prof. Ruben Gowricharn, columnist van het Sarnámihuis, naar aanleiding van de verklaring van Tilburg University.

Dag allemaal,

Op 27 februari 2019, ben ik negatief in het landelijk nieuws gekomen. Om jullie meer van dergelijke verrassingen te besparen, leek het me goed om dit uit te leggen. De achtergrond van deze nieuwsgolf, die waarschijnlijk nog niet is afgelopen, is een complex verhaal waarbij verschillende zaken in elkaar grijpen. We hebben het eerder erover gehad. De meest vereenvoudigde versie is het volgende:

  1. Begin september vorig jaar ben ik promotor geweest van een proefschrift naar het Salafisme in Nederland. Dat is een Islamitische stroming die volgens de Nederlandse geheime dienst de meeste terroristen heeft voortgebracht. Er was een copromotor betrokken bij dit onderzoek, een man die gespecialiseerd is in de Arabische taal en letterkunde en die de wereld van moskeeën kent.
  2. In het proefschrift zijn enkele moskeeën betiteld als Salafistisch. Vier van die moskeeën hebben protest aangetekend, een rectificatie geëist en een kwaliteitsbeoordeling van het proefschrift verlangd.
  3. De Universiteit van Tilburg heeft zonder enige wijziging deze ‘opdracht’ van de moskeeën overgenomen en een commissie benoemd om dit alles te onderzoeken. De commissie, die overigens zorgvuldig tewerk is gegaan, heeft een maand geleden haar rapport ingediend. Daarnaast zijn twee externe deskundigen, beide hoogleraren sociologie, geconsulteerd.
  4. Het  bestuur van de Universiteit heeft de beoordeling van de commissie en van de externe deskundigen grotendeels naast zich neergelegd. Zij heeft besloten dat de doctorsgraad niet hoeft te worden ingetrokken, maar dat de promotoren tekort zijn geschoten in de begeleiding. Ik ben hier niet mee eens, maar dit is het officiële standpunt van het universiteitsbestuur dat in de pers is gebracht.
  5. Het universiteitsbestuur heeft als sanctie geformuleerd dat ik geen promotor mag zijn aan de Universiteit van Tilburg (waar ik overigens sinds 2017 niet meer aan verbonden ben) en ook geen lid mag zijn van promotiecommissies in Tilburg. De copromotor krijgt een  officiële berisping.
  6. In de media staat dat ik mijn promotierechten heb verloren, maar dat is onjuist. Mijn promotierechten ontleen ik aan mijn ambt als hoogleraar en dat bepaalt de Vrije Universiteit (waar ik nu aan verbonden ben) en niet de Universiteit van Tilburg.
  7. Het oordeel van het bestuur van de Tilburgse universiteit is ‘voorlopig’, – ik kan binnen zes weken beroep aantekenen bij een landelijke instelling. Het oordeel van deze landelijke instelling moet het bestuur van de Universiteit van Tilburg meenemen in haar definitief besluit.
  8. Ondanks het voorlopig karakter van het Tilburgse besluit heeft de universiteit gisteren een persverklaring uitgegeven waarin zij haar voorgenomen besluit als definitief presenteert. Dat heeft de media breed opgepakt.
  9. Ik verwonder mij erover dat er een kloof bestaat tussen wat de externe commissie en de externe deskundigen hebben gezegd enerzijds en de aantijgingen en maatregelen die het Tilburgse universiteitsbestuur meent te moeten nemen, inclusief de mediacampagne op basis van een voorgenomen besluit. Ik krijg het onbehagelijk gevoel dat Tilburg erop uit is om mij maximaal te beschadigen, maar dat zal de komende periode helder moeten worden.
  10. Deze kwestie staat niet op zichzelf, maar is nauw verbonden met enkele andere zaken zoals de kwestie Diederik Stapel en Arie de Ruijter, en de vrees voor deining die moskeeën kunnen maken. Die zaken hier uit de doeken doen, zal het verhaal complexer maken. Wie meer wil weten, weet me te vinden.

Tot betere tijden.

Ruben