Column Jan S. Soebhag – Aflevering 2: De ‘len-den’ traditie onder de Hindustanen

Reacties zijn gesloten

Algemeen

Jan SoebhagHet is algemeen bekend dat de Hindustaanse immigranten of contractarbeiders,  die destijds gebracht werden, uit een zeer hoge culturele beschaving vanuit India naar Suriname kwamen (ze kenden authentieke geschriften met regels voor waarden en normen, enz.) Deze immigranten of contractarbeiders woonden in ‘dorpssystemen’ in India, dit in  een horizontale en een verticale lijn afhankelijk van hun plaatselijke situatie. Volgens het Hinduïsme gold voor elk dorpsysteem plaatselijke regels, naast de algemene richtlijnen voor een goed en georganiseerde samenleving (leefsysteem). De regels waren gebaseerd op een ordeningsmodel; hetgeen inhield dat men alle zaken regarderende de plaatselijke bevolking of gemeenschap en ‘relaties’ vanuit een bepaald optiek benaderde; ook de verschillende beroepen en onderlinge ‘handelswijze’ was een onderdeel hiervan (bekeken vanuit het jajmáni systeem).

Naast het landelijk bestuur (regering), kende men in de verschillende dorpen een dorpsbestuur (traditioneel bestuurssysteem), de zogeheten pancáit sabhá (wijk- of dorpsraad met vergaande verantwoordelijk- en bevoegdheden). De besluiten van de pancáit sabhá waren bindend binnen het dorpsysteem. Tot op heden neemt de pancáit sabhá een belangrijke plaats in op het sub continent India.

Ten tijde van de Hindustaanse immigratie (1873-1916) was India als land in de greep van de koloniale heerschappij, waarbij de kolonisatoren erop uit waren zich financieel en economisch te versterken en te verrijken en ten nadele van de plaatselijke bevolking met haar economie (algemeen bekend van de kolonisatoren). Dit leidde mede tot enorme armoede in het land. Een andere factor die de armoede beïnvloedde, waren van klimatologische aard. De lokale bevolking was niet meer instaat om op eigen landerijen landbouw uit te oefenen of deel te nemen aan de productie en zich weerbaar te maken of om te overleven. De armoede was van dien aard, dat zij op den duur genoodzaakt waren om hun land te verlaten en elders aan een stukje brood te komen voor hun gezin en familie.

Intussen en daarvoor was Suriname al vanaf de 16de eeuw ook in de greep van de koloniale machthebbers die mensen tot slaaf maakten om zichzelf te verrijken of ten behoeve van hun land van afkomst.

Na de wereldwijde afschaffing van de verschrikkelijke dominantie (slavernij), vervolgden zij hun slavenpraktijken op een ander niveau, door mensen uit financieel armere gebieden aan contracten te binden onder valse voorwendselen.

India werd ook een van de slachtoffers. Verschillende plaatselijke gemeenschappen werden ‘geestelijk’ gedwongen om hun gezinnen en families van voedsel te voorzien en te verhuizen voor een beter bestaan.

In de periode 1873-1916 werden de Hindustanen onder de mom van beter bestaan dan wat zij in India hadden, naar Suriname gebracht en wel op contractbasis. Aan dit systeem van mensonterende behandelingen en schending van de mensenrechten kwam er een einde en de immigrantenstroom beëindigde vanwege politieke druk.

Een deel van de immigranten vertrok, na beëindiging van hun contract – vermoedelijk – huiswaarts, terwijl een overgrote deel voor Suriname koos.

Met de vestiging van deze nieuwe bevolkingsgroep werd Suriname nog een cultuur en traditie rijker naast de ex-slaven en hun nakomelingen. En uiteraard de andere bevolkingsgroepen die daarvoor en daarna in Suriname zich voorgoed hadden gevestigd of vestigden.

Met de vestiging van de verschillende cultuurgroepen uit de verschillende landen in Suriname, betekende het tegelijkertijd voor Suriname een andere culturele en maatschappelijke ontwikkeling. Deze kwam simultaan met tal van sociale, culturele en historische achtergronden van de verschillende cultuur- of bevolkingsgroepen.

Het punt is dat wij in Suriname met zoveel culturele en bevolkingsgroepen ruim 160 jaar lang, sommige 150 jaren, sommige 140 jaren – met differentiatie in hun sociale en cultureel historische achtergronden –  naast en met elkaar samen leven en wonen.

De vraag die nu rijst, is, kennen wij onze Surinaamse cultuur en traditie wel goed, en hebben wij daarin enig inzicht?

Het is daarom goed om anno heden enkele van de meest in vergetelheid geraakte en/of onbekende culturele aspecten of tradities te belichten als waardevolle cultuurkennis of informatie voor de bevordering van de culturele eenheid, saamhorigheid en de verdere ontwikkeling onder de verschillende cultuurgroepen in Suriname.

In het kader van het boven aangehaalde zal ik de ‘len-den’ traditie bij de Hindustanen in het kort belichten als een onderdeel van de Hindustaanse diaspora en de hulpverlening onder de buurtgenoten.

De traditionele Hindustaanse gemeenschap

Het woord gemeenschap kent verschillende benaderingen. Het is een samenlevingsvorm, zoals: die van een platteland. In dit systeem vormen de familiebanden, de sociale structuren met groepen van mensen die bij elkaar horen op basis van een gemeenschappelijke taal of een dialect, met gemeenschappelijke culturele achtergronden en tradities, normen en waarden, een eenheid. Ze onderscheiden zich van elkaar op basis van hun eigen kenmerken en betekenissen. De gemeenschappen in bepaalde opzichten bestaan uit kleine groepen met een gedeelde ethnische en religieuze achtergrond. Hierin ligt ook verscholen een bepaalde vorm van levens- en denkwijze. Op grond van de gezamenlijke benadering van de genoemde aspecten kunnen zij evenwel tot een collectiviteit, gemeenschap of in het engels een community gaan behoren. De toegevoegde waarde van het begrip ‘gemeenschap’ neemt toe op grond van hun cultureel historische achtergrond en hun culturele erfgoed.

Met de traditionele Hindustaanse gemeenschap wordt aangegeven, een Hindustaanse gemeenschap van een platteland, district of van een ver en afgelegen plaats, waar men op basis van sociale-, financiële en familiaire relaties (formele en niet-formele relaties) gerekend wordt tot een sociale- en economisch gemarginaliseerde sociale groep(en).

Een gemeenschap is gemakkelijk te definiëren als je het tegenover een samenleving of een maatschappij plaatst met rationele relaties. Echter zijn er verschillende gemeenschappen te onderscheiden vanuit bepaalde kenmerken, zoals: een jongeren gemeenschap en religieuze gemeenschappen.

Enkele basiselementen voor zo’n gemeenschap zijn onder andere: een dorp, plantage, familie- of ‘bloedverwanten’, (anderszins praat men ook van rurale of territoriale familiebanden), (onderlinge) hulpverlening, steun, (ver)delen. Een sterk punt in zulke gemeenschappen kan genoemd worden de traditionele normen en waarden die door elk lid van de gemeenschap wordt gedeeld en versterkt.

De effecten uit de onderlinge opgebouwde relaties binnen deze gemeenschappen monden meestal uit in een onderlinge samenwerking of samenwerking in groepsverband.

Vroeger kende het dorpsleven een organisatievorm met een dorps- of een wijkraad. De ouderen van een dorp, wijk of een plantage waren hoog in aanzien (respect) vanwege hun ervaringen en  kennis (indien men ernaar leefde). De gemeenschap zat meestal in een horizontale lijn verbonden met elkaar en leefden vreedzaam en in harmonie omdat ze vaak uit enkele families bestonden (jointfamilie) en zich ook in een soortgelijke situatie bevonden als een ander vanwege de traditie, de plaatselijke economische omstandigheden en de culturele overeenkomsten. De onderlinge steun en hulp lag hieraan ten grondslag.

Wat is ‘Len-den’.

‘Len-den’ vormt ook een traditie onder de Hindustanen, die elkaar ondersteunen met goederen en diensten. Belangrijk bij de ‘len-den’ traditie is, van wie ontvang je diensten en giften en hoe ga je ermee om?

De vroegere dorpsgemeenschappen en de traditionele gemeenschappen bestonden (en bestaan nog steeds) uit verschillende familierelaties. Deze familierelaties worden als volgt onderscheiden:

  1. Een familierelatie dat voortkomt uit een gezin; en
  2. Een familierelatie dat opgebouwd wordt op basis van burenrelatie.

Hulp of ondersteuning

In die gemeenschappen werd er ook een onderscheid gemaakt voor het geven en ontvangen van een ‘helpende hand’ of ondersteuning, omdat er op verschillende niveaus onderlinge hulp werd aangeboden. Het ging voornamelijk om hulp en ondersteuning, in de volgende categorieën:

  • Buurtbelang (algemeen belang en persoonlijk gewin);
  • Een individu die hulp behoeft;
  • Een gezin;
  • Een groep welzijnswerkers of een organisatie (algemeen belang);
  • Het opzetten van een woning.

In sommige gevallen werd de hulp en ondersteuning verder onderverdeeld naar aard van de activiteiten en de vorm van samenwerking, die daaruit voortvloeide. Enkele vormen van de ondersteuning en hulp zien wij steeds terugkomen bij andere cultuurgroepen, zoals bij:

  • de Javaanse gemeenschappen (Goton Royon) bij de bouw van huizen voor vrienden en buurtgenoten of familieleden, terwijl ze ook een gezin financieel ondersteunen vanuit het ‘yun-bán’ model (o.a. bij huwelijken);
  • de Inheemse volkeren, w.o. de Indianen, kennen het begrip: Mushiro;
  • de Creolen kennen ook een vorm van onderlinge ondersteuning o.a. vanuit de Kásmoni.

Op de een of ander manier bestaat er een link met de traditionele gemeenschappen die binnen hun eigen leefgemeenschappen op hun eigen wijze ondersteuning en hulp bieden of verlenen aan buurtgenoten en familieleden of vrienden. In het ander geval gaat het om op regelmatige basis geld in te leggen en dan weer het totaal aan ingelegde geld te ontvangen voor verschillende doeleinden.

De verschillende vormen van onderlinge ondersteuning, hulp en samenwerking om bepaalde doelen te realiseren vond plaats op basis van vertrouwen, maar meer nog de controle die uitging vanuit een hoger orgaan of een instituut van ouderen uit de gemeenschap. Deze laatsten oefenden controle en hielden toezicht op de normen en waarden, welke niet vertrapt werden.

De len-den traditie

De Len-den traditie is een traditie die voorkomt bij de Hindustanen. Len-den komt van het woord lená hetgeen betekent ‘nemen’ of ‘ontvangen’ en dená betekent: ‘geven’ (eenvoudig vertaald: het nemen of het ontvangen en het teruggeven of in het modernere visie: terugbetalen).

In de jaren ‘60 en ’70 heb ik deze vorm van len-den ook bij de naaste buren gekend, waar men, bij een tekort aan ‘iets’ bij de buren ging ‘halen’ of ‘nemen’ en in een ander stadium het teruggaf (vb. zout, suiker, rijst, enz.). In het verleden was deze traditie een bekende vorm van onderlinge ondersteuning naar iemand uit de naaste buren.

Bij de Hindustaanse huwelijken uitte deze vorm van ondersteuning in  diensten, goederen, cadeautjes en hulp van familie en buren aan betrokken nfamilie om een huwelijkfeest succesvol te laten plaatsvinden. Het doel was dat de gastheer zijn gasten op een ‘behoorlijke’ wijze kon ontvangen en van voedsel en drank voorzien en zijn zoon of dochter uithuwen zonder enige tekortkomingen. De ontvangen diensten, goederen, cadeautjes gaf de ‘ontvanger’ dan terug, wanneer er bij de ‘gever’ van de diensten en cadeautjes een soortgelijke activiteit plaatsvond. De teruggave vond meestal plaats met wat extraatjes erbij te voegen.

De len-den relatie kwam oorspronkelijk vaak genoeg en veel voor in de familierelatie uit een gezin. Bij huwelijken, voorbeeld: Ze droegen op grond van hun verwantschap bij aan de huishoudelijke zaken en het aankleden van de jongen of het meisje bij huwelijken. Hiernaast zorgden de ontvangen goederen, producten of diensten uit de buurt- gemeenschappen ervoor dat de ontvangst van gasten met voeding en drank optimaal was.

Bij de ‘len-den’ zien wij een sterkere vorm het onderdeel de ‘onderlinge hulpverlening’, waarbij men hulp bood en die ene hulp in een andere vorm terug verwachtte. Het meest belangrijke hierbij was de algemene ondersteuning voor het welzijn van een buurt. In dit specifiek geval ging het om een hulp of een steun die aangeboden werd door de lokale bevolking of de plaatselijke gemeenschappen (in een dorp of een wijk) met bepaalde kenmerken: buurt verband, een verwantschapsrelatie, een organisatie, enzovoorts. Hierdoor werd de onderlinge sociale relatie hechter; men rekende op onderlinge steun van de buurt bij de gezins- of buurtactiviteiten.

Ook bij de gáon ke pujá (het afsmeken van de zegen van de goden voor het welzijn van alle gezinnen en hun familieleden in een wijk. Het ging om een algemeen belang) zien wij een samenwerking en onderlinge steun, waarbij men goederen, producten en diensten bij elkaar bracht om een gezamenlijke activiteit (het uitvoeren van een gezamenlijke buurt rituelen d.m.v. samen bidden) uit te voeren ten behoeve van een wijk, een plaats of een dorp. De ingezamelde goederen enzovoorts, werden aangewend om een gezamenlijke doel te realiseren. Hier was of is er geen sprake van terugbetalen of teruggeven. 

In andere gevallen van onderlinge hulpverlening worden de diensten, steun of ondersteuning onderscheiden naar aard van de activiteit.

Dezelfde onderlinge hulpverlening van de ‘len-den’ kwam terug bij de landbouwactiviteiten. Hier ging het om twee (2) of meerdere gezinnen die onderlinge afspraak maakten om gezamenlijk, systematisch en planmatig elkander te helpen. De naam voor deze vorm van onderlinge samenwerking (in beperkte mate, omdat er alleen twee (2) of enkele andere gezinnen betrokken waren/ ik help jou en jij helpt mij) was hunr. Dit was voornamelijk het geval bij de landbouwactiviteiten: gezamenlijk open kappen van een stukje landbouwgrond, schoon en plantklaar maken en vervolgens planten en oogsten. Alle landbouwpercelen werden dan om de beurt gereed gemaakt om te planten en te oogsten. De deelnemende gezinnen hadden dan een groot voordeel bij deze vorm van samenwerking, namelijk: efficiëntere aanpak.

De len-den traditie kende nog een ander aspect. In tweede instantie gold het als een soort ‘lening’, welke lening verstrekt werd om terug te ontvangen met of zonder een extraatje, wanneer er bij de zogenaamde ‘gever’ een activiteit plaatsvond. In feite ging men zijn diensten, het geven van goederen en producten aan een gezin uit dezelfde omgeving uitzetten om het terug ontvangen. Alleen was er hier sprake van een regel uit de traditie, waarbij men een ander hielp (een gezin, waar men in feite ondersteuning verleende).  Het maakte niet uit in welke vorm, de diensten, de goederen en de producten terug ontvangen werden. Belangrijk was dat de waarde of ‘omgezette’ waarde daarvan min of meer hetzelfde bleef, terwijl men altijd wat ‘extraatjes’ erbij deed. (het extraatje erbij toe te voegen, betekende in feite, dat men op een onbewuste wijze een stukje ‘rente’ meegaf, zonder dat men ernaar vroeg. Het extraatje werd onder het mom van ‘goedvinding’ van de ontvanger geplaatst, die een ‘dienst’ of goederen teruggaf.

Registratie bij de len-den traditie

De len-den traditie werd in die tijd ook gezien als een traditionele manier van een soort van sparen. Deze vorm van sparen van diensten, hulp en goederen was uitgesmeerd over een onbepaalde periode en wanneer de tijd daarvoor aanbrak, ontving men  de zogenaamde ‘diensten, hulp en goederen’ terug.  Diensten, hulp en goederen in welke vorm dan ook, welke aangeboden werd aan een ander en uitgesmeerd werd voor een langere of onbepaalde periode bij huwelijken, kende een vorm van administratie. Als voorbeeld geldt hierbij de rol van de Náw (hulp of assistent van de priester en het gezin). Trouwens de Náw werd ingehuurd om bepaalde diensten te verrichten of assistentie te verlenen. Ten behoeve van het gezin werd hij naar de verschillende wijken gestuurd om huis aan huis,  uitnodigingen te bezorgen en deze ook nog mondeling toe te lichten. Voor de priester, moest de Náw alles klaar leggen om de rituelen te kunnen uitvoeren.

Bij het bezorgen van de uitnodiging zei de Náw het volgende (vertaald in het sarnámi houdt het zoveel in als): aisan aisan phaláne ke ghare bitiyá/betwá ke biyáh hai. Ghar bhar ke nawtá (newtá) hai. Auratlog ke sab (din) ghar men hánth lagáwe ke nimantran hai (boláwá), roti bele ke aur tarkári káte ke aur mardáná ke tenti banáwe ke aur dusar dusar cij men hánth batáwe ke)

Dit vond ruim een maand of anderhalf voor de huwelijksplechtigheid plaats. Hierdoor waren de buurtbewoners reeds voorbereid op de komende activiteiten (vaak genoeg was men in zo’n omgeving wel op de hoogte van de buurt of familieactiviteiten vanwege hun onderlinge relaties).

Hij, de Náw, nodigde de verschillende gezinnen (elk gezin uit de buurt) uit om het huwelijk bij de ‘gastheer’ bij te wonen en gaf hen hiervoor een paar korreltjes gekleurd rijst of enkele kruidnagels (als teken dat er iemand met een uitnodiging thuis geweest is). Tegelijkertijd nodigde hij de mannen en de vrouwen uit om te komen helpen (de mannen bij de bouw van een tent, brandhout splijten, enz./ de vrouwen werden belast met de keuken aangelegenheid).

De Náw kreeg bij het bezorgen van de uitnodiging van elk gezin (toen) een kopje of een glas met rijst als beloning voor zijn diensten (hier sprak men van: ek gilás cáur) of in plaats daarvan een stuivertje, een dubbeltje of een kwartje. De verschillende gezinnen gaven aan met welke bijdrage zij gaan inkomen. De aangegeven bijdrage werd dan gelijk geregistreed in een speciaal daarvoor aangeschaft schrift. Wanneer de Náw terugkwam van zijn dagtaak, werd zo’n schrift of notitieboekje geverifieerd door de gastheer en zijn echtgenote.

In het verleden gaf men o.a. als bijdrage: 12 boekjes sigaretten papier met white ox tabak, kwart zak blom, rijst, een muziekgezelschap (badháw), of andere bruikbare ingrediënten ten behoeve van de keuken, (aanhuur) van pannen en potten( ten behoeve van de gastheer) voor het klaarmaken van het eten, een boot werd ter beschikking gesteld (indien er sprake was van een verre ‘loop’ afstand).

Vervolgens ging de gastheer na, wat de bijdrage van de buurtbewoners waren geweest. Dit werd gedaan wanneer de balans opgemaakt werd van wat zij allemaal ontvangen hadden. Hierdoor wist men precies wat zij nog moesten aanschaffen of inkopen. Alle goederen en spullen ten behoeve van de bruid of de bruidegom werden enkele weken van te voren (voor de huwelijksactiviteiten) ingezameld en gekocht. Het huwelijk kon hierdoor zonder enige obstakels plaatsvinden.

Bij de len-den traditie werden de verschillende bijdragen van de groepen van ‘gevers’ gecategoriseerd; evenzo de bijdragen van de uitgehuwde dochters samen met hun echtgenoten. Omdat zij inkwamen met bepaalde vormen van bijdrage, bij voorbeeld: wanneer de broer van de zus in het huwelijk trad, zorgde de zwager volledig voor de kledij van de aanstaande bruidegom, de zus kreeg ‘intern’ andere rollen toebedeeld. Indien het ging om een zus van de echtgenote, vervulde de zwager en de zus een heel ander andere rol.

De bijdragen van de familie van vaderszijde van de bruid of de bruidegom werden apart geregistreerd, evenzo de bijdragen van de familie van moederszijde.

De bijdrage van de buurtbewoners werd ook apart geregistreed, evenzo de bijdrage van de niet formele relaties.

Dit alles werd goed bijgehouden omdat de gastheer exact moest weten wie, met wat heeft bijgedragen, en wanneer de tijd daarvoor aankwam, hij voorbereid was om de ontvangsten terug te betalen of terug te geven met wat extraatje. De reden van het extraatje was dat hij in zijn situatie geholpen werd en het imago van de gastheer versterkt werd, middels buurt en familie ondersteuning. Anders gezien betekende het extraatje een verborgen ‘rente model’, waarover men niet sprak of onbewust in de bijdrage van de ‘terug betalers’ was inbegrepen.

Vooral bij het huwelijk van een dochter werd er zwaar ingespeeld door de buurtbewoners. De gastheer moest enorm veel uitgeven om de aanstaande bruidegom en zijn familie tevreden te stellen en te ondersteunen bij de aanvang van een nieuw leven van hun dochter en schoonzoon. In deze situatie speelden de buurtbewoners en de familieleden goed in naast hun zogenaamde reguliere bijdragen.

Ook de huwelijksdag werd er veel cadeautjes, geld en andere goederen ontvangen van de buurtbewoners, familieleden en vrienden. De gastheer stelde wederom een ander schrift ter beschikking voor de registratie van de cadeautjes. Zo werden de verschillende bijdragen genoteerd. Deze bijdragen werden en worden noigsteeds ‘dán’ (gift) genoemd en was en is volledig bestemd voor de bruid en haar man. De volgende ochtend en wel voor het vertrek van de bruidegom en het bruid naar haar nieuw woonadres worden alle cadeautjes bijelkaar gebracht en het geldsbedrag opgeteld in het bijzijn van de familie van de bruidegom en enkele ouderen. Van de zijde van de bruid overhandigt de vader van de bruid de ontvangsten aan de vader van de bruidegom. Deze registratie van de cadeautjes heeft hetzelfde doel, namelijk: nagaan wie allemaal een bijdrage geleverd heeft en hoe hij dat (in welke vorm dan ook) terug moet geven of betalen bij o.a. een huwelijk en/of bij een ander ‘feestmoment’ van de betrokkene.

Deze laatste (de dán) vindt nogsteeds en op dezelfde wijze plaats. Tegenwoordig vindt de len-den traditie in de vorm van de buurtbijdrage, zoals eerder aangehaald alleen in de verre districten (bij arme gezinnen) plaats. In de stad en de randdistricten is deze vorm van bijdrage vervaagd, omdat het leven van de mensen vele malen verbeterd is. De bijdrage van de directe familieleden is enigzins ongewijzigd gebleven.