Rehana is zesenzeventig, woont in een groot huis in een grote stad. Ik spreek telefonisch met haar af voor een kop thee. Als ik haar wil uitleggen wat ik aan het doen ben voor het Sarnamihuis, zoekt ze het op voor mij. Ze laat mij zien dat ze regelmatig post van hen ontvangt en er mijn naam ziet staan. Ook is ze regelmatig aanwezig geweest bij activiteiten aan de Brouwersgracht te den Haag. Zij is bereid om over zichzelf te vertellen.
Over haar kinderjaren: “Moederliefde heb ik moeten ontberen omdat mama aan tbc en suikerziekte leed. Zij is overleden toen ik amper tien was. Ik herinner mij dat zij zich impulsief kon gedragen zoals dingen wegsmijten en dat ze in het ziekenhuis apart werd verpleegd. De dag van haar overlijden had ze om mij gevraagd. Mijn broer had mij in de ochtenduren opgehaald, het was in de vastenmaand, we waren allemaal wakker toen hij kwam. Bij aankomst zag ik haar, mij met haar ogen volgen en de traan op de wang, de pupilbeweging in mijn richting heb ik onthouden. Ik was de jongste, een nakomertje. Mijn oudste Zus beloofde haar op het sterfbed dat ze goed voor mij zou zorgen. Dit heeft ze samen met haar echtgenoot ook uitstekend gedaan.
De kinderen van deze Zus en Zwager hadden ongeveer mijn leeftijd, ze woonden in de stad. Zodra iemand in dat huis een opmerking over mij maakte of mij plaagde was de reactie van mijn Zus: “Laat haar met rust, zij heeft geen ouders”. Meestal was het er goed, ik ben ze op een gegeven moment ook ma en pa gaan noemen. Mensen dachten vaak dat ik daadwerkelijk hun kind was. De andere meiden konden wel over pijntjes klagen, terwijl ik dat minder deed. Misschien verwachtte ik dat ik geen begrip zou krijgen of ik dacht dat ik het mij niet kon permitteren. Buikpijn of niet, ik pakte de hark om het erf netjes te maken, veegde het huis en deed andere werkjes die ik gewend was te doen. Toen mijn jongste nichtje een keer over mij, bij haar vader had geklaagd nadat we elkaar middels een spel gepest hadden, was zijn reactie: “Dat is goed voor je!”. Dit gezin was ook mijn thuis, ik heb mij er nooit teveel gevoeld. Toen ik een keer ziek werd heeft mijn nicht mij gewassen. Als ik een keer meer mocht of meer beschermd werd dan mijn nicht, was haar opmerking: “Wie is hier wees!?”. Het waren niet meer dan plagerijtjes, ik was eentje van hen in een warm nest. Maar ik weet niet anders dan dat mijn vader, broers, zwager, echtgenoot en kinderen mij altijd beschermd hebben.
Voor ik geboren werd is er een zus van mij overleden, dat heeft het leeftijdsverschil met de oudere zussen ook groter gemaakt. Ik was te klein om mij er meer van te herinneren. Voor ik naar mijn Zus ging na het overlijden van mijn moeder heb ik om en om bij mijn beide broers gelogeerd die allebei kleine kinderen hadden, in die gezinnen was ik de oudste. Voor mij was het logisch dat ik er veel te doen had. Maar mijn vader was degene die het niet kon aanzien dat ik daar bijvoorbeeld water uit de put sjouwde. Met een smoes dat hij iemand nodig had om bij hem het huis aan te vegen, haalde hij mij terug. Niets van dat alles gebeurde, integendeel kreeg ik een heleboel vrijheid van hem om bijvoorbeeld naar de Ramlila te gaan. Mijn broer heeft nog een opmerking gemaakt over dat blije, vrije leven van mij.
Wij waren een knuffelfamilie, ik sliep bijvoorbeeld op mijn vader zijn rug. Misschien omdat hij al wat ouder en ervaren was toen wij opgroeiden. Hij is altijd heel lief geweest voor ons allemaal, hij kwam uit Guyana met zijn vader, een broer en een zus. Omdat hij een stuk ouder dan onze moeder was en ook kinderen had uit een vorige relatie net als mijn moeder, trouwde hij formeel met haar. Hij had verwacht eerder dan haar te overlijden. Zijn beide zonen had hij links en rechts van hem laten bouwen, dochters had hij uitgehuwelijkt. Het huis waarin we woonden was voor mijn moeder bedoeld. Drie jaar na mijn moeder overleed ook hij. Het was voor mij erg heftig om afscheid te nemen van een doodzieke vader, dat moment vergeet ik nooit meer. Omdat hij verdrietig en bezorgd naar mij bleef kijken, beloofde mijn bhabhie (=echtgenote v broer) hem dat ze voor mij zou zorg dragen, daarna blies hij zijn laatste adem uit. Beide ouders hebben een speciale plek bij mij. Wat het precies is, weet ik niet. Maar op cruciale momenten “verschijnen” ze met een hint die ik goed kan gebruiken.
Door de ziekte en het overlijden van mijn ouders ben ik een paar keer verhuisd zoals van mijn broer naar mijn zus. De kosten voor school werden door hen gedeeld. Het meest bewonderde ik mijn oudere Zus, zij was super intelligent. Onderwijzers waren aan huis geweest omwille van verder Onderwijs voor haar. Dat ze enorm knap was, bewijst ook dat zij Hindi,Sanskriet,Arabisch en Urdu kon lezen. Ze had de Bhagwat Geeta maar liefst zeven keer doorgenomen. De mensen in de buurt hadden verwacht dat zij later als Hindoe door het leven zou gaan. De talen leerde ze van de Pandiet ook Baboe djie genoemd. Hij kwam les geven in het schooltje, net als de Mijadjie (Imam). Deze was zo klein dat hij de pedalen van zijn fiets vanaf de zadel niet kon bereiken. Hij zat altijd op de bagagedrager te fietsen. Het is mogelijk dat deze meesters, immigranten waren. Mijn Zus las de Geeta zoveel keer omdat ze anders niets te doen had in de klas. Net als mijn andere Zussen is ook zij jong uitgehuwelijkt. In die tijd, op het platte land, was er geen sprake van dat ze wat dan ook zou kunnen doen met haar talenten. Thuis zeiden wij regelmatig het volgende op: “Bientie Soen lee ee Bhagwaan, Ham Balak hai nadaan enz.” (= O, God verhoor mijn gebed, ik ben een onnozel kind etc.). Mijn broer heeft de Koran nog in het Hindi gelezen. Ik vind al die hokjes en vakjes waarin de mensen zich plaatsen, grote onzin. Als Moslim zou ik mij in iedere Moskee op mijn gemak moeten kunnen voelen. Ik heb de verschillende bedevaartplaatsen van de Ganges tot de Kribbe van Jezus Christus bezocht. Nergens een spoor van enige God aangetroffen. God is bij mij, mijn dag begint met dankbaarheid. Mijn motto is dat ik met geduld en verdraagzaamheid mijn doelen kan bereiken.
Ik kan mij nog herinneren dat als mijn oudere zussen briefjes kregen van jongens, zij die thuis afgaven. De jongens werden dan aangesproken, niet wij. Wij kregen schouderklopjes voor goed gedrag. Dat was heel gewoon bij ons. Dus gaf ik een katte bel die ik van de zus van een jongen kreeg, aan mijn bhabhie (zwageres). Later hoorde ik dat mijn broers zo’n jongeman afgerost en bedreigd hadden. Mijn vader had over een andere jongen gezegd: “ ooker ghar ham ghaam me chaa bee” ( =zijn dak ga ik bij felle zon nogmaals bedekken), ik weet ook niet wat hij bedoelde, misschien zou hij het extra “heet” voor hem maken.
Mijn grootvader, Guyanees, is nog oprichter geweest van de plaatselijke Moskee. Het kan, dat ook hij een immigrant uit India was. Als kind wist ik niet beter dan dat “Engin” de trein was. Net als “Buckett” voor emmer. Pas later heb ik begrepen dat het Engelse woorden waren. Ik vertel je een anekdote; een keer moest ik iets voor mijn schoonmoeder pakken, heb toen het hele erf afgezocht omdat ik dacht dat ze de drinkbak (=tabaak) voor de kippen bedoelde, zij vroeg om een grote waskom uit de keuken. Op dat moment durfde ik niet te vragen wat ze bedoelde omdat ik niet voor dom gesleten wilde worden.
Op de lagere school in de stad mocht ik de vierde klasse overspringen, dit was geen goed idee omdat andere kinderen jaloers waren geworden. Ook plaatsing in de knappe rij heeft verkeerd uitgepakt voor mij. De kinderen hebben mij buiten schooltijd mishandeld. Ik heb thuis nooit iets daarover verteld omdat ik kon verwachten dat de verantwoording eventueel bij mij neergelegd zou kunnen worden. Bovendien had ik thuis genoeg liefde en warmte om de ellende van buiten aan te kunnen. Mijn oudere zussen waren soms een beetje streng voor mij. Ze noemden mij die donkere zus. Ik heb vroeg geleerd dat er naast leed ook vreugde existeerde. Bij narigheid kwam ook goeds als ik maar geduldig genoeg was. Mijn verdriet en zorgen deel ik met God daarna ben ik het ook kwijt. Ik heb de opmerking over mijn huidskleur als kleine plagerij ervaren; nimmer heb ik zwaar daar aan getild. Ook als ik een klap van mijn Zus had gekregen was er geen man over boord.
Na de lagere school werd er voor mij besloten om naar kniples bij de nonnen in de stad te gaan. Ik vond het leuk, heb alles gehaald wat er maar te behalen was in dat vakgebied. Toen ik een keer in het begin aan het giechelen was , terwijl er les werd gegeven, mocht ik herhalen wat er was gedoseerd. De juf vond mij zo knap dat ze met de familie is gaan praten voor verder regulair onderwijs. Ik was ook de jongste op de cursus. Misschien was het een kwestie van middelen, ik weet het niet, maar het advies heeft niets opgeleverd.
Ondertussen werd ik ouder, ging in een bedrijf werken, kon er het geleerde kwijt. Ze lieten veel aan mij over, had aanleg voor bedrijfsvoering, het zat wel in mij om een bedrijf te runnen. Later heeft men het mij laten zien aan de verkoopcijfers. In die tijd kreeg ik aandacht van jongens, ook van mijn huidige echtgenoot. Hem leerde ik kennen op een bruiloft waar ik als bruidsmeisje optrad, misschien was het gemeenschappelijke familie. Later vernam ik dat hij eerder was geattendeerd op mij door mijn zwager die hem in de Moskee zag. Hij had er toen geen werk van gemaakt. Eigenlijk interesseerden de jongens mij helemaal niet. Ik had mijn man een keer duidelijk afgewezen middels een leugentje dat ik al een vriend had. Hij had mij toen uitgedaagd met de woorden: “Ik zal zien wie sterker Is”. We bleven elkaar toevallig ontmoeten. Op een gegeven moment kwam hij ook over de vloer. Hij had ook geroepen dat hij mij ter bewondering in een glazen kast zou neerzetten. Hoe we tot een verloving zijn gekomen weet ik niet meer precies. Soms gingen we in een groepje ergens naar toe dan sprongen de anderen bij hem op de brommer, nooit ben ik jaloers geworden, hij is dat wel. In de auto van de familie pasten tenslotte maar vijf personen. Ongehuwd bij elkaar op de brommer was voor ons tweeen niet mogelijk.
Tussen de eerste ontmoeting op die bruiloft waar hij door een ander op mij was geattendeerd en ons huwelijk, heeft het vier jaar geduurd. Ik was eenentwintig toen we trouwden. Mijn man moet mijn positie in het gezin van mijn Zus waar ik de tijd voor mijn huwelijk woonde, goed geobserveerd hebben, gelet op zijn beschermende houding naar mij. Voor hem blijf ik die wees van vroeger, komt mij alleen maar goed uit. Toen ik een keer de badkamer aan het schrobben was, heb ik hem bij wijze van steek onder water gevraagd of dit die beloofde etalage was. Op zijn beurt poetst hij de badkamer sindsdien, nog voor mijn schoonmaakdag begint.
Hij is enige zoon met een paar zussen. In zijn familie ben ik goed ontvangen. Bij mijn intrede had mijn man al erop gestaan dat niemand mij onheus mocht behandelen. Van waar ik de wijsheid haalde weet ik niet, maar een keer heb ik zijn zusje en moeder te verstaan gegeven dat wij drie vrouwen hem even lief waren. Ik wilde zeggen dat het niet uitmaakte wie van ons de ander dwars zou zitten, hij was degene die ten alle tijde alle klappen zou opvangen. Ik ben van mening dat vrouwen een andere pijngrens hebben dan mannen, misschien ook vanwege het baren.
Hij had een goede baan, was hoog opgeleid, waardoor we kort na het huwelijk een eigen huis hadden gebouwd; onze kinderen zijn er geboren. Na de bevalling van ons eerste kind ben ik naar mijn Zus gegaan om aan te sterken. Bij de volgende bevallingen heeft mijn man voor ons allemaal gezorgd. Ik ben in die periode nog een keer op vakantie in Nederland geweest. Eigenlijk had ik als grap geroepen dat ik een keer in een vliegtuig wilde stappen, mijn nichten zaten toen hier. Hij boekte voor mij en zou voor de kinderen zorgen. Eenmaal hier,kon ik echt niet genieten hoe mooi het land met de prachtige tulpen en andere bloemen ook was. Ik miste mijn gezin. Achteraf bekeken was het geen goed idee. Nu zijn ze groot en het huis uit. Ik lees je voor uit een groepsapp nadat eentje bij mij van de trap was gevallen:
“Ben van de trap gesodeflikkerd, reactie: is de trap nog heel. Voor ik goed en wel op de grond lag waren de oudjes al ter plekke. Reactie; wie zorgt daar voor wie”.
Ik heb de technologie van lieverlede moeten leren. Het volgende vond plaats: Op een gegeven moment was bijna alles in huis digitaal, tot ik door de bomen het bos niet meer zag. Heel boos en geirriteerd riep ik tegen mijn zoon dat alles onmiddellijk teruggedraaid moest worden. Hij had het lef om daarop te reageren met de woorden: “ Voor het hiernamaals zult u bij de hemelpoort ook op de juiste knoppen moeten drukken”. Mijn eerste reactie was de slipper van mijn voet halen, maar toen was hij alweer gevlogen. Later bedacht ik mij dat hij gelijk had, nu heb ik de boel onder de knie en kan met hen Whatsappen. Als ik te lang achter elkaar aan het “appen” ben en ik hem geen aandacht geef, vraagt hij: “Wie heeft mama leren appen”. ( Hij logeert momenteel bij mij in verband met verhuizing). Ik ben op de hoogte van hetgeen ze onderling bespreken maar ook als ze elkaar bespotten en met de grond gelijk maken, heel leuk en veel lachen om hen. Een ieder staat op eigen benen, eentje heeft een eigen bedrijf. Wat ik gemist heb, hebben zij opgevuld,ik herken mijn talenten in ze. Nogmaals mijn motto; met geduld en gebed bereik je wat je wil, na dieptepunten komen ook kansen.
In de jaren zeventig kwamen ook wij naar Nederland, we hebben eerst in een andere provincie gewoond nu woon ik het langst in dit huis. Lang op een plek wonen is mij zo dierbaar vanwege het “zwerf kat gevoel” van vroeger. Toen mijn jongste kind zeven werd in Nederland, ben ik ook gaan werken, ook al hoefde het niet van mijn man. Hij vond dat hij financieel verantwoordelijk was voor zijn gezin. De Koranische teksten zijn goed herkenbaar in het westen en ik profiteer ervan. Hiermee bedoel ik niet de stommiteiten die sommigen uitkramen over anderen zoals over hun sexualiteit (HLBT). Het is bijvoorbeeld niet aan mij om er iets van te vinden met wie een ander wat heeft!. Ik zal je een gebeurtenis uit het leven van de Profeet vertellen: Hij was gewend om regelmatig honing te gaan snoepen bij iemand. Toen hij vals beschuldigd werd dat hij de vrouw voor iets anders bezocht, verklaarde hij de honing haraam (onrein). Onmiddellijk werd hij door de engel Gabriel gecorrigeerd dat het niet aan hem was om wat dan ook verkeerd of fout te verklaren. Ik wil hiermee betogen dat een heleboel “onzin- verboden” en geboden, hokjes en vakjes door de mensen worden bedacht.
In de jaren zeventig had je nog de Moedermavo (=tweedekansonderwijs voor achttien plussers) die heb ik afgerond. Ben in de zorg gaan werken, heb alle opleidingen, trainingen en cursussen die op mijn pad kwamen, gevolgd. Een peperdure cursus heb ik nog uit eigen zak betaald omdat ik o,zo graag wilde leren. Het is jammer dat leergierigheid soms met brutaliteit wordt verward door velen. Medisch onderwijs is mijn passie. Mijn zoon heeft een keer gevraagd of ik al die diploma’,s, certificaten en getuigschriften nodig heb voor toegang tot het paradijs. Op TV volg ik alle programma’s die over ziekte en welzijn gaan, speciaal die waardoor Hindostanen worden getroffen. Ik weet er alles van, dat wil zeggen de oorzaken, symptomen,dieet,de behandeling en gevolgen. Een kardinaal verschijnsel bij ons is; ontkenning van ziekten en niets over dieet willen weten. Aan oorlog gerelateerde onderwerpen als voetbal, geloof en politiek heb ik geen boodschap, ik vind ze typisch mannenonderwerpen. Het meest herken ik mij bij het Soefisme, die hebben meer dan anderen, respect voor alles en iedereen.
Terwijl ik naar Rehana luisterde heb ik verschillende keren gedacht ; geweldig dat zij op ieder onderwerp dat passeert,diep ingaat. Wat een knap mens. Dit is pas intelligentie. Alle langskomende kansen gegrepen. Zij is sereen. Niemand ergens de schuld van gegeven. Geen spoor van een slachtoffer gevoel. Grote waardering voor de liefde en warmte van haar vader broer,zwager, zussen kinderen en kleinkinderen. Toen ik de tekst ging uitwerken las ik tussen de regels dat het hier over een eenzaam kindje ging. Amper tien en geconfronteerd worden met ziekte en overlijden van de meest dierbaren. Al in de tienertijd beseffen dat kansen gegrepen moesten worden. Zichzelf nooit te oud vinden om te leren, het geleerde vooral overdragen. Wat heeft zij in iedere fase van haar leven haar best gedaan. Momenteel timmert ze ook hard aan de weg. Zij zou als voorbeeld in de etalage van het huis van integratie mogen staan.