Column Sebieren Hassenmahomed – Aflevering 23: Bidjawatie: “Geld maakt gelukkig”

Sebieren HassenmahomedBidja en ik ontmoetten elkaar op een buurtfeest waar zij vrijwillig aan de weg aan het timmeren was. We spreken af en ik geef haar het woord:  Na mijn recente pensionering ben ik blijven zorgen voor mensen die dat nodig hebben, ik heb het veel te druk. Mijn ouders hebben dertien kinderen gekregen, op nummer tien sta ik.  Grootouders heb ik nooit gekend ze waren al overleden toen ik opgroeide. Ik ben geboren in de omgeving van Duisburg op een perceel van vier ketting dat mijn vader te klein vond. Omdat hij behoefte had aan meer ruimte, verhuisden we naar een plantage van  dertien hectare. Hier werd een groot  bos door het hele gezin open gekapt. Van het hout maakten we houtskool volgens  het ” Bhatha”- systeem. In dat geval werd het hout op elkaar gestapeld en onder de grond met aarde bedolven. Het werd dan zodanig in brand gestoken dat het langzaam smeulde waardoor er houtskool overbleef. Het kwam ook voor dat de boel, midden in de nacht  in brand vloog, dan holde het hele gezin met emmers water om het grote vuur te blussen.

Grote zware klussen nam mijn vader voor zijn rekening, wij pakten de rest aan. Eigenlijk hebben de dochters, het meest op het land gewerkt omdat wij na de lagere school al voor honderd procent werden ingezet, terwijl de zonen verder naar school gingen. Dat schoolbezoek van mij stelde niet veel voor, aangezien ik nooit met leren bezig ben geweest. Mijn leven bestond uit thuis werken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds. Zodra een zus op ongeveer zeventien jarige leeftijd werd uitgehuwelijkt, werd haar rol naast onze moeder overgenomen door de volgende zus, tot ook ik aan de beurt kwam.

De meeste beslissingen werden door mijn vader genomen, mijn moeder volgde hem, we wisten niet beter. De Goodna ( tattoo) op mijn moeders onderarm was volgens haar een bewijs dat ze getrouwd was, had ze ;etterlijk tegen ons gezegd. Mijn moeder stond om vier uur ’s morgens al op om te koken, zodra het licht werd ging ze naar de koeien om te melken, daarna ging ze naar het land voor het planten of oogsten van rijst. Na het rijstseizoen werden er  andere gewassen geplant zoals bananen, cassave, peesie en oerdie (= allebei peulvruchten) in grote hoeveelheden, verder een paar groenten soorten voor eigen gebruik en we deelden uit voor mensen die op bezoek kwamen. Niet iedereen had zo’n groot stuk grond als de onze.

De padi (=rijst met kaf, ) werd bewaard in de “bookhaar” (=schuur) nadat het gedorst was, de vloer was van cement, het dak van Pina bladeren. Het dorsen gebeurde ’s avonds en ‘snachts, overdag werd de padi als het ware uitgelezen middels het van boven naar beneden strooien (=oossaawee) uit een “soep” en een “soepeelaa”.  De eerste is een U vormige harde “schenkmand”, de tweede  een cirkelvormige met hoge rand,  net een dienblad. Bij dit strooien was er wel wind nodig opdat de kleine stukjes stro etc (=pejja) konden wegwaaien.  Bij windstil werd er met een laken door twee personen wind gemaakt middels het zwaaien ermee. We hebben ook gras geplant en de sinaasappelbedden schoongemaakt , er was altijd werk te doen op het land en het waren lange dagen.

Mijn vader werkte ook buitenshuis als aannemer, hij bouwde huizen, boten,kasten, bedden, wasplanken, “ookhrie en moeser”  (=zandlopervormige, uitgeholde blok en stamper) en nog meer op bestelling, hij was een allround houtbewerker. Ook  maakte hij  van fietsbuitenbanden en hout de zogenaamde krampoe’s  (=slippers).

Op drieënvijftig jarige leeftijd overleed mijn moeder. Een vriendin uit Nederland stelde voor om ook te emigreren. Dit voorstel sloeg ik af omdat ik voor mijn vader en jongere broers wilde blijven zorgen. Echter toen mij ter ore kwam dat mijn vader ging hertrouwen kantelde mijn ingenomen standpunt. Na de “Kaam kirja” ( rituelen) zou een vreemd persoon het huishouden met ons komen delen. Ik voorzag problemen en besloot in te gaan op het voorstel van mijn vriendin. Toen ik het aan mijn vader mededeelde stond hij versteld, stomverbaasd stopte hij met wat hij aan het doen was!. Ik bleef bij mijn besluit en vertrok in 1973 met het plan om beide broertjes, toen negen om elf jaar,  later  te laten overkomen.

In Nederland aangekomen kon ik na drie dagen al in de zorg aan het werk  en huurde een kamer. De Nederlandse taal die ik op de lagere school had geleerd was meer dan voldoende om te kunnen werken. Mijn broertjes logeerden dan weer bij de ene zus dan weer bij de ander in Suriname. Na een jaar keerde ik terug, besprak met mijn oudere broer wat mijn plan was en ging naar de Burgerlijke stand voor de nodige documenten,die uiteraard door mijn vader ondertekend moesten worden. Voor het laatste hield ik mijn hart vast. Mijn broer en ik haalden onze vader op voor een dagje uit, toen we in de buurt van het kantoor waren zei ik tegen hem: “Nu we toch hier zijn, laten we de documenten voor de jongens in orde maken zodat  ook  zij naar Nederland kunnen, tenslotte heb ik mama beloofd om voor ze te zorgen”. Hij stemde zonder een probleem in en tekende met een duimafdruk. Nadat ik bij het reisbureau voor allebei betaald had ging ik terug.

Mijn jongste broer kwam als eerste aan op een dag dat ik moest werken. Mijn vriendin was vrij en haalde hem op. Maar van de douane moest ik komen anders mocht hij het land niet in. Ik ben toen van mijn werk direct naar Schiphol gegaan om hem te bevrijden. De andere broer kwam een jaar later. Ik had kort na aankomst van mijn jongste broer een huis gekocht,  in de jaren zeventig waren huizen niet erg duur. Met de loonstrook en tien procent van de waarde van het huis was ik al eigenaar van een appartement in een rijjeshuis. Met mijn broer en vrienden maakten we het huis van binnen netjes. Eentje vult nog steeds mijn belastingformulieren in.

Beide jongens zijn direct na aankomst op school ingeschreven die ze trouw hebben bezocht en afgerond. Van mijn werkgever kreeg ik nog het advies om de kinderbijslag aan te vragen, hetgeen ik ook deed. Al bij al, vond ik het leven in Nederland al vanaf het begin net een Paradijs, ik heb altijd voldoende geld gehad vond dat al een grote luxe. Ik vond en vind het heerlijk in vergelijking met waar ik vandaan kom; dat is het water uit de kraan, het loon op mijn bankrekening en de vrijheid om eigen beslissingen te nemen. Eerst ging mijn ene broer getrouwd het huis uit, toen trouwde ik, daarna verliet de andere broer het huis. Ik heb dus nooit  alleen hoeven te wonen.

Mijn huwelijk vond plaats op mijn dertigste nadat iemand via mijn oudere broer om mijn hand had gevraagd. Ik was ook toe aan kinderen. Hij kwam bij mij wonen, we kregen een kind. Na elf jaar zijn we als vrienden uit elkaar gegaan omdat we niet meer door  een deur konden, we hadden te vaak meningsverschillen. Als ik  vergelijk met mijn zussen die jong getrouwd zijn, hebben zij het voordeel dat zij meer kinderen hebben gekregen. Het leuke bij hen is dat er altijd eentje in de buurt is. Ik begrijp wel dat mijn dochter het druk heeft maar mis haar toch vaak, ook zij is maar alleen. Misschien zou het ook voor haar leuker zijn als zij met anderen was opgegroeid. Maar ik ben zelf ook liefst op mezelf, met mijn vriendin ging ik ook maar een enkele keer in de blauwe maand ergens heen. Niet dat ik spijt heb dat ik tot mijn dertigste zonder partner ben gebleven. Ik heb ook minder leuke kanten van het trouwen op jonge leeftijd gezien. Mijn schoonfamilie is aardig, ook de zwagers , oudere broers van de echtgenoot deden normaal. We hebben samen zitten praten, eten en drinken, nooit geen afstand tussen ons geweest zoals de oude traditie voorschrijft. Ik heb ze altijd “Bheja” (=titel voor oudere broer), geen “berkoe” (= titel voor oudere broer v echtgenoot) genoemd.

Mijn dochter heb ik met een  groot feest uitgehuwelijkt, dat vond ik  leuk. Er was om haar hand gevraagd, haar echtgenoot beschouw ik als een zoon. Bij anderen heb ik ervaren dat zonen soms kunnen veranderen na hun huwelijk. In de relatie met hun moeder ontstaat dan afstand. Moeders blijven hun kinderen wel eeuwig trouw, zij blijven voor de kleinkinderen zorgen. Ook valt mij op dat kinderen soms het Goddelijke elders zoeken, terwijl hun ouders om hun aandacht vragen. Ik maak veel mee bij Mantelzorg onder de Hindostanen. Soms verzuim ik bij de wetenschap dat er eigen kinderen over de vloer komen. Maar er mag ook kritisch gekeken worden naar mensen die wel vierentwintig uur voor een familie lid zorgen. Ik ken een situatie die tragisch is afgelopen. In dat geval was de persoon die verzorgd werd ook agressief. We mogen niet vergeten dat het zorgen voor de ander een vak is waarvoor er geleerd wordt.

Ik vind mezelf best ouderwets als het gaat om borrelen, naar dancings en cafe’s gaan, ik lust doorgaans geen alcohol. Het feit dat mijn remmen los gaan en ik dan ander gedrag ga vertonen stel ik niet op prijs. Met een drankje op, ga ik meer dan normaal praten terwijl ik een stil mens ben. Deze ervaring deed ik op, nadat  op een verjaardag notabene in mijn eigen huis, iemand een scheutje alcohol door mijn drank had gedaan. Ik was toen de controle over mezelf kwijt geraakt, had vrolijk mee gedaan met de anderen terwijl dat mijn aard niet is. Ik  heb het niet kunnen waarderen omdat het stiekem gedaan was. Onlangs heb ik op aandringen van anderen een paar slokjes alcohol genomen, maar dat was  mijn eigen keuze.  Momenteel heb ik pijn aan beide kaken van het praten, zoveel zeg ik nooit.

Mijn eerste huis verkocht ik met winst en kocht een ander omdat het goedkoper is dan huren. De huren zijn hoog.  Ik denk dat mensen die klagen over hoge kosten, vaak  boven hun budget leven. Ik  ervaar al vakantie in Nederland er is genoeg moois te beleven. Ook vind ik dat mensen zich mogen aanpassen bij hun omstandigheden. Van andere vrouwen verneem ik dat zij  in Suriname als “Ghar kee Lachmie” ( het licht in huis, op handen gedragen) zijn behandeld door hun lieve mannen. Zij hebben bijvoorbeeld nooit  in de landbouw hoeven werken. Misschien hebben ze ook een dienst gehad voor huishoudelijk werk. Voor zulke mensen kan het moeilijk wezen om in Nederland voor het eigen inkomen te moeten werken. In dat geval kan het voor hen ook  een hel zijn in Nederland. Mij gaat het voor de wind, ook met mijn familie.

Ik heb respect voor mensen die in dezelfde omstandigheden als de mijne in Suriname hebben overleefd. Ik zal de Hindoe’s die vlees en vis eten, nimmer afkraken zoals anderen doen. Als je in Suriname niets te eten had, kon je nog altijd een hengel werpen voor vis, het was overleven. Met het landbouwersleven konden we ook anderen  helpen, we hadden genoeg en mensen waren dankbaar. Sommige  groenten kwamen uit het niets op, zoals de “tjawrajja”( een versie v spinazie en postelein samen met kleine blaadjes).  Misschien zijn we daarom gezegend, het gaat ons allemaal goed en mooi. Niemand is van het juiste pad afgedwaald, ieder van ons gezin heeft haar huisje boompje beestje. Ik ben regelmatig dankbaar voor wat ik heb. Ben nu op eigen houtje Hindi aan het leren, krijg wat hulp van een vriend die ik bij het vrijwilligerswerk heb leren kennen. Wat is hij toch ouderwets gemakzuchtig.

Toen Bidja en ik aan de telefoon het doel van de verhalen over vrouwen bespraken, merkte ze op dat mannen al op alle voorpagina’s willen staan. Tijdens het gesprek, als we afdwaalden van het persoonlijk verhaal, kwam het geld of de economie steeds terug als een rode draad. Dit gebeurde zowel bij de relatie tussen mannen en vrouwen als bij de mantelzorg.